Waarom stadslucht steeds minder vrij maakt (maar echte vrijheid misschien wel elders ligt)
Vandaag worden er 130 kavels verdeeld onder bouwlustige Amsterdammers, die hiervoor wekenlang in een wachtrij hebben moeten kamperen. Het is het ultieme vrijheidsideaal: je eigen woning in je droomstad. Maar: hoe vrij ben je, als de woningmarkt in feite al je grote levenskeuzes bepaalt? En, wat is echte vrijheid eigenlijk?
Ik heb drieënhalf jaar lang bijna twee keer zoveel huur betaald als mijn buren. Buren met exact hetzelfde huis, exact dezelfde tuin en exact dezelfde schuur.
Was ik gek? Nee, ik was Amsterdammer. In een wijk ‘in opkomst.’
Dat betekende onder meer dat mijn huurbaas nieuwe huurders minimaal een dubbele huur mocht laten betalen. Oude huurders bleven op hetzelfde bedrag zitten, behoudens kleine jaarlijkse stijgingen.
Toen ik uit de woning trok, legde ik dit prijsverschil nog eens voor aan mijn huurbaas. Ik kon nu immers vrijuit spreken. Hij begon te lachen: ‘We vragen voor andere woningen in de straat intussen het drievoudige, hoor.’
En toen kwam het: ‘Het is de markt, hè? Niets aan te doen.’
Inderdaad, de markt. Wier wetten voor iedereen heilig zijn. En waar je daalder in de praktijk eerder een gulden waard blijkt.
Zeker in Amsterdam, waar naast een leger expats met diepe zakken ook het Chinese en Russische kapitaal de Amsterdamse grachten ontdekt heeft.
En waar woningcorporaties, die zich van oudsher toch voor de publieke zaak inzetten, tot projectontwikkelaars getransformeerd zijn.
Zijn wie ik wilde zijn
Ik trok, een kleine twaalf jaar terug, naar deze stad om er mijn autonomie te verwerven. Het was een stad waar ik niemand was en daardoor iedereen kon zijn die ik maar wilde wezen.
En dat werd ik. Ik vond er een lief, kreeg er een baan en ontving er een kind. En ik viel als een blok voor de stad, want het gezegde bleek waar: stadslucht maakt vrij.
Dat gold voor duizenden voor mij, met mij en ik zou nu willen zeggen: na mij.
Maar of die stadslucht straks nog wel zo vrij is, dat weet ik niet meer zo zeker.
Hoe autonoom ben je nog in Amsterdam, anno 2015? Wat blijft er over van die idealen in het licht van de woningmarkt van nu?
Want voor mijn generatie valt er na studentenhok en veel te dure starterswoning doorgaans nog maar weinig te kiezen. En wie er toch voor kiest, betaalt een hoge prijs voor zijn woningkeuze.
En daar wil ik het hier eens over hebben.
Natuurlijk schreef ik me toen ik hier kwam wonen direct in voor een sociale huurwoning, van oudsher de manier voor mensen om betaalbaar in de stad te wonen.
Maar: tegen de tijd dat ik lang genoeg op een woning had gewacht, kwam ik er al niet meer voor in aanmerking. Ik verdiende intussen teveel.
En dus zocht ik verder.
Drollen in de slaapkamer
En kwam ik uiteindelijk na veel halfbakken tijdelijke huurconstructies in een vrijesectorwoning terecht. En wat voor een: een woning met een permanente muizenplaag. Waar bij het opnieuw aanleggen van de elektra ook nog een rattenkolonie ontdekt werd.
Waar op een zeker moment de drollen door de slaapkamer dreven.
Van de bovenburen. Want, de wortels van de populier voor ons huis hadden zich een weg door onze rioolbuis heen gebaand, alwaar het aanstromend wc-papier de boel algauw verstopte.
En o ja, lekken deed het niet alleen in onze schuur en door ons plafond heen, maar ook door de muur van onze buren. Als zij een wasje draaiden, verschenen bij ons vreemde bruine plekken op de muur.
En dat alles voor slechts 1.023 euro.
Het is ergens wel ironisch, dus, die vrijesectorhuurwoningen. Als je te veel verdient voor sociale huur (of onderaan de wachtlijst bungelt) en te weinig of te onregelmatig voor een koopwoning, dan kom je onvermijdelijk daar terecht.
Bepaald geen ‘vrije’ sector dus. Eerder de sector waar iedereen in terechtkomt die verder geen enkele keus heeft.
De koopwoning
Ik hoor je al denken: maar dan zorg je er toch voor dat je wel een huis kunt kopen? Je hebt al snel minder maandlasten en het opknappen van je woning loont. Zie het als een investering. Het voorportaal naar de ultieme vrijheid!
Ja, zo dachten ik en mijn vrouw er aanvankelijk ook over. Dus brachten we zoals vele huurders honderden uren glurend op Funda door, zoekend naar die ene woning waar je wel fatsoenlijk je kroost kunt grootbrengen.
We bezochten zelfs een seminar over huizenkopen, bij een hypotheekadviseur. In een zaaltje zaten we met een stuk of twintig leeftijds- en lotgenoten te luisteren naar de ontmoedigendste presentatie aller tijden.
Vrijheid: dat de markt jou bezit, in plaats van jij een huis
‘Ik ga eerlijk zijn tegen jullie,’ begon de cursusleider, ‘het is op dit moment [juli 2015, KCS] een extreme verkopersmarkt, in plaats van een kopersmarkt. Het gebeurt geregeld dat mensen hun huis met 50.000, 70.000 of zelfs 100.000 euro winst weten te verkopen. Op de woningmarkt is het weer 2008.’
Waar zorgt zo’n klimaat voor? Voor onrust, natuurlijk. ‘We willen helemaal niet weg uit ons huis,’ vertelden vrienden mij. ‘We wonen er net. Maar als je van buren hoort dat ze hun huis met enorme winst weten te verkopen, dan weet je: nu is het moment.’
Dat is dus de ‘ultieme vrijheid’ van de Amsterdamse huizenbezitter dacht ik toen ik dat hoorde: dat je waar je woont - bepaald geen bijzaak - laat bepalen door zoiets grilligs als de woningmarkt.
Dat de woningmarkt jou bezit, in plaats van jij een huis.
We besloten uiteindelijk te passen voor een woonklimaat waar nieuwe kopers bij voorbaat op achterstand staan.
En waar je jouw moment van vertrek vervolgens nog niet eens zelf bepaalt, maar aan de grillen van de markt moet overlaten om er niet bij in te schieten.
De zelfbouwwoning
Als huren of kopen je niet bevalt, dan is daar altijd nog de mogelijkheid om zelf te bouwen. Het summum van vrijheid, als je de flitsende websites en brochures die deze opties aanprijzen mag geloven.
Het idee: elk jaar wordt een aantal kavels vrijgegeven, waar je - binnen bepaalde marges - vrij mag bouwen. Omdat zelf (laten) bouwen in de praktijk vaak goedkoper is dan bestaande woningen kopen, is deze vorm de laatste jaren bijzonder in trek.
Vandaag, 10 oktober, is het zover: er worden 130 kavels verkocht. Wie wil weten hoe het er op deze zelfbouwmarkt aan toegaat, kon dezer dagen in Amsterdam-Noord terecht. De foto’s bij dit artikel spreken boekdelen.
Er ontstond een camping van degenen die in de wachtrij voor een kavel staan. Mensen die tot wel zes weken vakantie opnemen om hun tenten in de rij op te zetten.
Van een vrouw die eerder - met succes - in deze rij gestaan had, hoorde ik hoe het er dit circus aan toegaat. ‘Op een gegeven moment moest ik echt even weg, naar de promotie van een goede vriend. Maar we mochten niet langer dan twee uur weg. Ik had anderen in de rij gevraagd om voor mij ‘te dekken’ als de zelfbenoemde kampleider langs zou komen om te controleren. Toen ik terugkwam, was het hek voor de camping gesloten en moest ik stiekem het hek overklimmen.’
Terwijl ze de anekdote opdist, toont ze een litteken op haar hand. ‘Hier zie je nog de wond die ik daarbij opdeed.’
Toen ik vervolgens een zelfbouwwijk in Almere bezocht, zag ik hoe zoiets er uitziet. Mensen die hun eigen stukje ik in een woning willen manifesteren doen dat zelden met mate en manieren, zo blijkt.
Het levert een wijk op waar je ook nog eens nooit iets van je eigen zelfgebouwde woning ziet, maar vooral uitkijkt op de zelfbouwpareltjes van anderen.
En om bij deze vorm van ultieme vrijheid terecht te komen, moet je dus zes weken in het voorportaal van de vrijheid bivakkeren, alwaar je achter een hek dat ’s nachts nota bene op slot gaat je lot afwacht en onder geen beding de rij uit mag.
Om dan uiteindelijk na drie jaar pas te kunnen bouwen.
Nee, dat was het ook niet.
Zijn die oude huurders dan het beste af?
Kopen, bouwen of huren in de vrije sector: aan alles zit wel de nodige haken en ogen.
Mijn buren, die nog huren onder oude voorwaarden, rekenen zich natuurlijk rijk.
Maar: ze voelen zich tegelijkertijd wel gedwongen om daar tot in de eeuwigheid te blijven zitten.
Waarom zou je meer willen verdienen als je al het geld dat je extra verdient dan aan je woning kwijt bent? Dan blijf ik liever zitten
Want naarmate de prijzen van woningen in de buurt omhoog schieten, neemt de gevoelswaarde van hun eigen woning navenant toe.
Dus blijven ze plakken, zich vasthoudend aan de laatste restjes redelijke huurprijzen die de stad rijk is.
Ook als er - na een scheiding - ineens twee volwassenen en zes kinderen op 63 vierkante meter moeten verblijven. Of als ze eigenlijk al jaren een huis met een tuin ambiëren.
‘Als ik ergens anders zou gaan wonen, zou ik nooit meer op vakantie of naar de kroeg kunnen,’ was een veelgehoord statement van de huurders in mijn straat.
En dus bleven ze zitten waar ze zitten, voor een dubbeltje op de eerste rij die ze - dat dan weer wel - nooit mochten verlaten.
Net zulke verhalen hoor je van die plukjes generatiegenoten die er na lang wachten toch in geslaagd zijn een sociale huurwoning te betrekken.
Zij zetten niet zelden hun hele leven op de rem, om hun aanspraak op sociale huurwoningen maar niet te verliezen. Of, zoals iemand ooit tegen me zei: ‘Waarom zou je meer willen verdienen als je al het geld dat je extra verdient dan aan je woning kwijt bent? Dan verdien ik liever wat minder, zodat ik straks goedkoper kan wonen.’
Vrijheid, maar binnen een kooi
Natuurlijk. Al ver voordat ik en de generatiegenoten uit mijn eigen sociale klasse de stad begonnen te verlaten, trok de lagere middenklasse en de arbeidsbevolking de stad al uit. Je zou met reden kunnen zeggen: wie of wat geeft jou het recht om een betaalbaar plekje in de stad op te eisen? En om hier zo moeilijk over te doen?
Sterker: op dit moment zoekt staatssecretaris Blok (VWS, VVD) 10.000 woningen voor mensen die net een vluchtelingenstatus hebben, maar nog altijd in een azc verblijven. En dan begin ik over een kampement vol kakkers die op een kavel zitten te wachten?
Maar: dit is niet per se sneu voor mij en voor mijn generatiegenoten (het komt wel goed met ons, dank u). Met deze ontwikkelingen komt uiteindeijk ook een einde aan precies de zaken die toen ik in Amsterdam kwam wonen zo tot de verbeelding spraken.
Aan rare types die zomaar een praatje met je aanknopen. Aan studenten die steeds meer in campusachtige wooncomplexen of hotels worden ondergebracht. Aan buren met alle tijd van de wereld die je de oren van het hoofd kletsen.
Want alles in deze stad is intussen afgestemd op tweeverdieners die op de Zuidas hun geld verdienen, of op young professionals zonder gezinsleven die met een kleine stadswoning genoegen nemen omdat ze hun leven buiten werktijd om toch in de kroeg, op het strand of op wereldreis verblijven.
Wat ik leerde toen ik Amsterdam verliet
Enfin, familieomstandigheden maakten dat we dichter bij onze familie op de Veluwe moesten gaan wonen. Soms maakt het leven keuzes voor je die je zelf nooit maken zou.
We betalen nu ruim 200 euro minder voor ons huis en krijgen daar zo’n 30 vierkante meter meer voor dan in Amsterdam. Alles is er nieuw en verschoond van drollen, muizen, ratten en lekkages.
We betalen een redelijke prijs voor wat de woning waard is. In een wijk die niet in opkomst is, en dat vermoedelijk ook nooit zal raken.
Het vrije Amsterdam dat ik hoopte te vinden toen ik erheen trok heb ik zeker gevonden. In kraakpanden, in kunstbolwerken, in - je verwacht het niet - kerken. En in kroegen, natuurlijk. Waar studenten en senioren, dronkaards en deftige dames samen aan de toog hangen.
Plaatsen waar niet de markt, maar andere waarden dicteerden wat er gebeurde.
En nee, Amsterdam is nog geen Londen - waar het voor sommige werknemers zelfs goedkoper is om elke dag in te vliegen vanuit Polen dan in die stad te wonen.
Maar: het rafelige, het rellerige, het rumoerige van de stad neemt zienderogen af.
En bovendien: deze woningmarkt legt een levensstijl op aan mensen die draait om het verdienen van zoveel mogelijk geld om te kunnen wonen in huizen die je eigenlijk niet kunt betalen. Om je vervolgens middels een personal trainer, een yogaklas en een psycholoog tegen burn-out, depressie en overgewicht te laten verzekeren.
Want: hoe authentieker en autonomer we denken te zijn, hoe meer we in de praktijk op elkaar lijken.
Zoals God - prachtig beschreven door Geert Mak - uit Jorwerd verdween, verdwijnt de autonomie en de authenticiteit langzaam uit Amsterdam.
Dan rest nog een vraag: is dat erg?
Maar wacht eens even: wat is echte vrijheid?
‘Niemand is zo geketend als degene die ten onrechte denkt vrij te zijn,’ schreef Goethe. En hij had gelijk: ik leerde mijn grootste les over vrijheid en autonomie pas toen ik Amsterdam verliet.
Want vrijheid stelt pas iets voor als het zich richt op iets dat je liefhebt, zoals Augustinus schreef. Ongerichte vrijheid is zonder waarde.
Je kunt dus wel oneindig mopperen of mijmeren over hoe de markt jou je keuzevrijheid ontneemt, maar: hoe vrij en ongebonden ben je nu eigenlijk echt?
Als je de mensen waar je van houdt laat bepalen waar je woont, ben je misschien wel vrijer dan wanneer je dat aan de grillen van de woningmarkt overlaat.
Dus: tot er betere tijden aanbreken op de Amsterdamse woningmarkt blijf ik met plezier hier. Waar niemand de illusie van autonomie en authenticiteit koestert en daardoor ook niemand bedrogen uitkomt.
En waar al helemaal niemand het in zijn hoofd haalt om zich als volwassene op te sluiten in een wachtrijkampement voor het ultieme vrijheidsideaal: een zelfbouwkavel.
Waar ik mijn vrijheid niet hoef te gebruiken, ten slotte, om koste wat kost op de mooiste plek in de hipste stad terecht te komen, maar gebruik om bij de mensen te zijn die mij het dierbaarst zijn.
Zo zing ik, op de melodie van Johnny Jordaan:
‘Geef mij maar Apeldoorn.’ Of, desnoods, Almere.