Chinese innovatie: als je het maar vaak genoeg zegt, komt het vanzelf

Tabitha Speelman
Sinoloog & journalist, gespecialiseerd in China
Is dit innovatie? Deze Chinese boer ontwikkelde een elektrische auto op windenergie waarmee hij de extreme luchtvervuiling in zijn land wil terugdringen. Foto: Hollandse Hoogte

Innovatie is een typisch westers fenomeen, vindt het Westen – en daarmee hét wapen tegen opkomende economische grootmachten als China. Maar hoe staat het eigenlijk met de Chinese innovatie zelf?

Van de Europese Unie Europa innovatiever worden, onder meer om een antwoord te bieden aan snel opkomende grootmachten, zoals China. Maar hoe is het eigenlijk gesteld met innovatie in China?

Er blijken veel overeenkomsten te zijn in de manier waarop in Europa en China over innovatie wordt gepraat. Ook in China geldt innovatie als dé oplossing voor economische en maatschappelijke problemen. En ook in China is het lang niet altijd even duidelijk wat innovatie nu wel of niet is.

In 2020 moest China ‘een van de grote spelers’ zijn op het gebied van innovatie, in 2050 wereldleider

Xi Jinping en Li Keqiang, de huidige Chinese president en premier, vormen als economen een uitzondering: vóór hen waren vrijwel al China’s hoogste leiders sinds jaren zeventig echte bèta’s, met een fascinatie voor de nieuwste technologische ontwikkelingen. Als China op het gebied van techniek een gelijke van Japan en het Westen werd, dan zou het wel goed komen met die moderniteit, was het idee. En dus verwelkomde China westerse bedrijven in de hoop mee te kunnen liften op hun technologische voorsprong.

Toen begin jaren negentig duidelijk werd dat patenten toch vooral in de handen van buitenlandse bedrijven bleven, ontstond het idee een eigen innovatiebeleid te ontwikkelen. Wat China nodig had was indigenous innovation: innovatie van eigen bodem.

En, hoe staan ze er nu voor?

Een precieze evaluatie is niet makkelijk, mede door het feit dat in het Chinese beleid, net als in het westerse debat, een eenduidige definitie van innovatie ontbreekt. Uit hoe er over wordt gepraat blijkt echter dat de leiders een vrij beperkte opvatting van innovatie hebben, volgens welke China het er nog altijd niet zo goed van afbrengt.

Zo noemde voormalig premier Wen Jiabao, zelf een van de belangrijkste architecten van het innovatiebeleid, Chinese innovatie in 2011 nog ‘zwak’ en ‘niet erg indrukwekkend.’ Chinese leiders kijken vooral naar wereldwijde technologische doorbraken in sexy hightech sectoren. Ja, de overheid vindt het ook fijn dat het aantal patenten is verdriedubbeld in tien jaar. En dat er steeds meer kenniswerkers zijn. Maar het is nog altijd wachten op die Nobelprijs in natuur- of scheikunde.

In sommige sectoren is de innovatie al van wereldformaat

Ironisch genoeg wijzen buitenlandse experts er juist op hoe ontzettend innovatief China eigenlijk al is. Het is geen Silicon Valley, maar als het om de D in Research & Development gaat, het verbeteren van bestaande producten en het innoveren van productieprocessen, doet China het ontzettend goed. En in sommige sectoren is de innovatie al van bijvoorbeeld als je kijkt naar ict-start-ups, die uitblinken in het bijbenen van snelle ontwikkelingen en in klantvriendelijkheid. Zo brengt smartphonebedrijf Xiaomi wekelijks software updates uit op basis van suggesties van klanten. Daar hoef je bij Apple en Android niet mee aan te komen.

Innovatie: een ‘socialistische kernwaarde’

De methode waarmee de Chinese overheid innovatie probeert te promoten is trouwens zelf niet erg innovatief. Die volgt eigenlijk precies het stramien van de propagandamachine van de Chinese Communistische Partij. De Partij lijkt uit te gaan van het principe dat als je een term maar vaak genoeg om je heen hoort en ziet, er vast wat van blijft hangen. Dus werd innovatie uitgeroepen tot ‘socialistische kernwaarde’ en komt het woord zo’n 130 keer voor in China’s meest recente

Het woord ‘innovatie’ komt 130 keer voor in China’s Vijfjarenplan; ‘harmonie’ maar 11 keer

Ter vergelijking: politiek buzzword ‘harmonie’ komt maar elf keer voor. Op posters van de gemeente Beijing figureert ‘innovatie’ naast de woorden ‘tolerantie’, ‘vaderlandsliefde’ en ‘deugd’ als deel van het stadsmotto. Hierbij ligt nationalisme dicht onder het oppervlak. Daar herinnerde President Xi Chinese wetenschappers nog aan in juni: ‘Wetenschap mag dan wel geen grenzen kennen, wetenschappers hebben wel een vaderland.’

Toch, ondanks alle posters en leuzen zijn ook de Chinezen die ik over dit onderwerp heb gesproken doorgaans weinig overtuigd van China’s vooruitgang op het gebied van innovatie. Ze zien het feit dat innovatie nu een overheidsprioriteit is niet als een stap vooruit – ook hebben ze het wel gehad met de buzzword-methode. ‘Alsof er ook maar iemand is die weet wat het betekent,’ beet een vriend me eens toe. Een wetenschapper van een staatsdenktank vindt de topdown-financiering van innovatie, waarvan het leeuwendeel bij de Chinese ‘topsectoren’ terechtkomt, te gecentraliseerd. ‘Als je precies weet wat je wilt maken kun je al je geld daarop inzetten, maar bij innovatie weet je dat juist nog niet – dan werkt een decentraal stelsel beter.’

Creativiteit en commercie

Maar ook de gedachte dat Chinezen minder creatief zouden zijn dan westerlingen zit diep. Mensen spreken uit eigen ervaring over een onderwijssysteem waarin geen ruimte was voor kritisch denken, en over werkplekken waar eigen inbreng lang niet altijd wordt gewaardeerd. Diezelfde wetenschapper vertelde me dat al het geld dat nu naar bedrijven gaat beter in het onderwijs gestoken zou kunnen worden: ‘Daar moet je beginnen.’

Natuurlijk hebben ze gelijk. Toch zien de mensen met wie ik praat niet wat ik zie als ik naar hen kijk: ontzettend creatieve mensen die naast hun (vaak onbevredigende) werk films maken, handeltjes opzetten, boeken schrijven en voortdurend open staan om nieuwe dingen te leren en toe te passen.

Beijing verbood de apps en ontwikkelde zelf een centraal platform

Desondanks: ergens lijkt het systeem te wringen, en misschien wel juist bij de overheid die innovatie probeert te stimuleren. Neem de apps die gebruikers hielpen snel een taxi te vinden, een groot probleem in het enorme Beijing. Voor een klein bedrag kon je via de app contact opnemen met een taxichauffeur in de buurt, die al in de goede richting aan het rijden was, om jou op te pikken. De gemeente Beijing verbood deze apps en ontwikkelde een centraal platform voor het bestellen van taxi’s – zonder veel van de geliefde opties van de eerdere commerciële varianten.

Kritische journalisten schreven over de obstakels die innovatieve bedrijven zoals de appmakers moeten overwinnen om succesvol te zijn: ‘We moeten nadenken over de juridische omgeving waarin innovatie kan plaatsvinden.’ Ook op straat en in de sociale media werd gereageerd met een mix van het gebruikelijke cynisme en een vleugje moedeloosheid: ‘Ja, zo wordt onze economie nooit innovatiever.’