Thuis ben je waar je het object van andermans verlangen bent
Dat de schrijver niet alleen geacht wordt te schrijven maar ook over zijn werk te praten, is allang bekend. De vraag is hooguit onder welke voorwaarden hij bereid is dat te doen. Valt er enige eer aan te behalen?
Toen mijn debuutroman uitkwam, werd ik voor de televisie geïnterviewd door Ischa Meijer, een eerbiedwaardig interviewer, en Sonja Barend, die ook wel het predicaat eerbiedwaardig verdient.
Tegenwoordig lijkt de schrijver blij te moeten zijn met iedereen die bereid is het woord met hem te voeren. Hij wordt geacht alles wat op trots en eer lijkt te hebben afgezworen in ruil voor de kans op enig maatschappelijk, dat wil zeggen commercieel succes.
Soms staat het weer tussen de burger en de min of meer hogere cultuur in
Interessant zijn daarom ook vooral die gesprekken die zelfs in het gunstigste geval waarschijnlijk niet tot commercieel succes zullen leiden. Een gesprek in een boekhandel in Stellenbosch, Zuid-Afrika bijvoorbeeld, waar ik verleden week met mijn Afrikaanse vertaalster, de dichteres Lina Spies, in gesprek ging over de romankunst, seksualiteit, geweld en vrouwen.
Dat klinkt gewichtiger dan het is. Hoewel deze onderwerpen wel degelijk aan bod kwamen, had ik sterk de indruk dat Spies stiekem verliefd op mij was en dat het gesprek slechts als een excuus gold om deze verliefdheid voor het voetlicht te brengen, maar dergelijke gesprekken zijn dikwijls de beste gesprekken.
Ik was ruim op tijd in de boekhandel. Het was een warme dag in Stellenbosch, en ik kon me niet voorstellen dat iemand op zo’n dag bereid was ’s avonds in een boekhandel plaats te nemen om te luisteren naar een gesprek tussen een romanschrijver en een dichteres. Soms staat het weer echt tussen de burger en min of meer hogere cultuur in.
Des te meer reden om op tijd te komen, juist op dergelijke avonden moet je de boekhandelaar niet onnodig verontrusten door de indruk te wekken dat zelfs de schrijver het door de hitte zal laten afweten.
Maar de opkomst viel mee. De Zuid-Afrikanen zijn kennelijk qua weer wel wat gewend of het culturele aanbod is zo schaars in Stellenbosch dat ze daar elke kans aangrijpen.
Lina was erg zenuwachtig en vriendelijk. Ze refereerde aan een ontmoeting met mij enkele jaren geleden in Gent. Ik schijn toen erg onvriendelijk tegen haar te zijn geweest, maar daarvan kon ik me niets herinneren.
Hoewel ze eind zeventig schijnt te zijn, kon ze met gemak doorgaan voor achter in de vijftig. Ze wilde weten hoe ik toch zoveel kon weten over de verhouding tussen vader en dochter zonder ooit kinderen te hebben gehad en zonder ooit dochter te zijn geweest.
‘Ach,’ zei ik, ‘luisteren en observeren en de verbeeldingskracht gebruiken.’
Met dat antwoord was ze het helemaal eens. Ze was het eigenlijk met al mijn antwoorden eens. En bij de drankjes na afloop zei ze: ‘We zien elkaar zaterdag weer.’
‘Dan worden we nog intiemer,’ antwoordde ik, want thuis ben je waar je het object van andermans verlangen bent.