Het voordeel van vooroordelen (en hoe ze ongelijkheid helpen bestrijden)
Het hebben van vooroordelen wordt vaak gezien als iets negatiefs: ze zouden het vermogen om helder te kunnen denken en eerlijk te kunnen oordelen vertroebelen. Maar is dat altijd zo? Ik sprak Harvardprofessor Adam Sandel, die pleit voor een nieuwe rol van het vooroordeel in het publieke debat.
De man staat voorovergebogen, naakt, het handvat van een zweep in zijn anus gestoken. Daarnaast hangt een zelfportret van de fotograaf, op zijn handen en knieën, in een pak van zwart latex en met een prop in zijn mond.
Vijftien jaar geleden werd in het Amerikaanse Cincinnati een rechtszaak aangespannen tegen een museum en zijn directeur. De aanklacht: het tentoonstellen van de ‘obscene’ foto’s van kunstenaar Robert Mapplethorpe en daarmee het aantasten van de goede zeden.
Bij het samenstellen van de jury werd een vrouw geweigerd omdat ze de tentoonstelling al had gezien. De rechter veronderstelde dat mensen die de tentoonstelling al uit eigen beweging hadden bezocht, bevooroordeeld waren. Ze zouden artistieke vrijheid sowieso goedkeuren en dus geen eerlijk oordeel kunnen vellen. Een man die vertelde nog nooit in een museum te zijn geweest, werd wel geaccepteerd als jurylid.
Maar is zo’n jury, zonder voorkennis over het onderwerp, minder bevooroordeeld dan?
Niet volgens Adam A. Sandel (1986), een Elijah Wood-achtig type met een beige cargobroek en fluorescerende hardloopschoenen - die sociologieprofessor is aan Harvard University. ‘Het is zelfs aannemelijker dat een jury met leden die helemaal nooit naar een museum gaan júíst neigt tot eigen specifieke vooroordelen. Natuurlijk: je moet geen obsessieve fan van de kunstenaar in de jury zetten. Maar een zogenaamd ‘blanco’ jury, in dit geval een zonder kennis van kunst, lijkt nauwelijks een basis te hebben om te kunnen bepalen wat gepast of gebruikelijk is. Want hoe kunnen mensen die nooit in een museum geweest zijn, uitmaken of een kunstwerk voldoet aan ‘hedendaagse in de gemeenschap vigerende fatsoensnormen,’ zoals door de rechter van ze gevraagd werd?’
Ons vooroordeel over vooroordelen
De rechtszaak is een voorbeeld uit het pas in Nederland verschenen boek van Sandel, getiteld Ruimte voor vooroordelen: pleidooi voor betrokken denken. Ik spreek hem over het pleidooi dat hij in het boek houdt voor het heroverwegen van de manier waarop we het vooroordeel zien.
Zijn doel: het eeuwenoude ideaal van ‘vooroordeelvrij’ denken doorbreken, in een poging vooroordelen een rol te geven waarmee ongelijkheid bestreden kan worden in plaats van bevestigd.
Vooroordelen kunnen ook positieve meningen zijn, of een mogelijkheid om dingen in perspectief te plaatsen
Sandel: ‘Vooroordeel heeft als woord vaak een negatieve lading. Het impliceert niet alleen bruikbare voorkennis, maar vooral negatieve vooringenomenheid. Niet gek ook: vooroordelen zijn op hun kwaadaardigst als ze mensen buitenspel zetten - puur gebaseerd op uiterlijke kenmerken, afkomst, religie, inkomen, of opleidingsniveau. Vooroordelen hangen zodoende samen met subjectiviteit, iets wat vaak wordt gezien als een belemmering op het moment dat er een juiste keuze gemaakt moet worden. Als je vooroordelen op die manier bekijkt, is het niet gek om ze te willen mijden als de pest.’
Maar het is tijd voor een nieuwe rol voor de term, meent Sandel. ‘Laten we vooroordelen niet meer automatisch zien als beperking, maar als voorwaarde om keuzes te kunnen maken. Vooroordelen kunnen immers ook positieve meningen zijn, of een mogelijkheid om dingen in perspectief te plaatsen.’
Een zuivere geest? Die bestaat niet
Zijn visie gaat direct in tegen het eeuwenoude streven naar een zuivere geest, een hoofd dat vrij is van vooroordelen. In zijn boek noemt hij filosofen als Immanuel Kant, René Descartes en Francis Bacon, die precies dat ideaal nastreefden.
Bacon stelde bijvoorbeeld dat het menselijke verstand beter af zou zijn als het bevrijd was van wat hij ‘de idolen van de geest’ noemde. Daarmee bedoelde hij de invloeden van bijvoorbeeld traditie, gewoonte, taal en opvoeding.
Sandel meent dat die invloeden tegenwoordig minder meespelen: ‘Ook dit is een vooroordeel, maar onze generatie - grofweg de mensen die nu tussen de twintig en de dertig zijn - lijkt heel sterk te voelen dat ze vrij moet zijn van vooroordelen. We hebben vaak grootouders die zwaar religieus en met duidelijke en stugge rolpatronen zijn opgevoed, ouders die juist onder dat juk uit probeerden te komen en seksuele revoluties startten, demonstreerden tegen kernwapens en voor meer gelijkheid. En dan komen wij, die grotendeels zijn opgevoed met het idee dat alles kan. Vaak kunnen we naar de school waar we heen willen, wonen in de stad die ons aantrekt. Al die privileges leveren volgens mij onbewust het idee op dat we compleet vrij moeten kunnen denken en altijd overal met een zuivere geest over moeten kunnen oordelen. Dat we geen verschil mogen zien tussen zwart en wit, man en vrouw, omdat we het goed hebben, vrij zijn, en de hele wereld aan onze voeten ligt. Mijn punt: oordelen doen we toch wel.’
Want: ‘Een oordeel komt niet zomaar tot je, maar wordt bepaald door je perspectief op de wereld, dat op zijn plaats weer gevormd wordt door je tradities, je voornemens en plannen en uiteindelijk je handelen. Of dat handelen nu het afwegen van politieke of juridische argumenten is, of het vatten van een bepaalde filosofie, of inschatten welke actie te ondernemen in een bepaalde situatie: je begint nooit met niets.’
En dan komt het: een blanco geest of schone lei zou het ons volgens Sandel dus juist onmogelijk maken om ooit ergens een goede beslissing over te nemen. ‘Wat we ook doen, we hebben kaders nodig, context. Bepaalde vooroordelen maken een goed oordeel dus eerder mogelijk dan onmogelijk. Belangrijkste punt als je uitgaat van dit gesitueerde oordelen: word je bewust van waar je vooroordelen vandaan komen, zodat je kunt bepalen in hoeverre ze rationeel of nuttig zijn als je een keuze moet maken.’
Vooroordelen in het vluchtelingendebat
De meeste negatieve vooroordelen komen volgens Sandel voort uit angst en onwetendheid. Hij noemt de vluchtelingendiscussie die nu in Nederland woedt als voorbeeld. ‘Heel kort door de bocht zijn er een paar hardnekkige vooroordelen die de tegenstanders van opvang hebben. Bijvoorbeeld: ‘moslims zijn eng.’ Die vooroordelen worden vervolgens door voorstanders van opvang bevochten met andere vooroordelen: ‘we moeten helpen’ of: ‘het zijn goede mensen.’
‘Belangrijk om te snappen is dat zowel de voors als de tegens geen absolute waarheid zijn en beide gevormd door opvoeding, religie, levenservaring of bijvoorbeeld de manier waarop je empathisch vermogen is ontwikkeld.’
‘Voor honderd procent zeker weten waardoor je mening gevormd wordt, kan dus niet. Beeldvorming in de media speelt mee in hoe je over dingen denkt, of opruiing door politici die de situatie uitbuiten, starre of juist bereidwillige mensen in je omgeving, maar ook je eigen levensvisie en meer onderbewuste processen, zoals intuïtie - het speelt allemaal een rol. In het geval van de discussie rondom vluchtelingen lijkt bewustwording me dan het sleutelwoord. Je kunt niet verwachten dat iedereen die denkt dat de islam eng is met aandacht de Koran gaat lezen en inziet dat die angst misschien wel ongegrond is. Maar je kunt elkaar er op zijn minst van bewust maken dat veel negatieve vooroordelen voortkomen uit een gebrek aan kennis. Dan creëer je ruimte om de discussie, en het vooroordeel, in een ander licht te gaan zien.’
De ongelijkheid bevechten
Volgens Sandel zou die bewustwording thuis moeten beginnen, maar ook op school. ‘In een ideale wereld kreeg elk kind op de basisschool les over zijn of haar eigen vooroordelen, en waar die vandaan komen. Als mensen meer bewust zouden zijn van hun eigen achtergrond, of ze nu christen of atheïst zijn, zwart of wit, arm of rijk, zouden ze beter in staat zijn hun vooringenomenheid in context te plaatsen. Dat neemt angst weg, en daarmee het risico op ongefundeerde meningen of beslissingen.’
Hij erkent dat zijn streven ambitieus is. En dat juist de groepen die het meest te lijden hebben onder negatieve vooroordelen, vaak niet in een positie zijn om zich tegen deze oordelen te weren. ‘Ongelijkheid komt vrijwel altijd voort uit foute vooroordelen. Maar laten het nu juist ook vooroordelen zijn die die ongelijkheid kunnen bevechten.’
Ongelijkheid komt vrijwel altijd voort uit foute vooroordelen. Maar laten het nu juist ook vooroordelen zijn die die ongelijkheid kunnen bevechten
Het mooiste voorbeeld daarvan vindt Sandel de voormalige Amerikaanse president Lyndon B. Johnson, die vocht voor de burgerrechtenbeweging en voor stemrecht voor zwarte Amerikanen. ‘In het zuiden van Amerika, waar de scheiding tussen wit en zwart toen het grootst was, sprak Johnson zijn witte kiezers aan door juist de overeenkomsten te benadrukken tussen ‘hen’ en de zwarte Amerikanen die zij niet voor vol aanzagen. Johnson zette daar ook zijn Texaanse accent wat extra aan, om de herkenning groter te maken, en speelde in op de vooroordelen die de stugge witte kiezer over zichzelf had. Zogenaamd godvrezend, hardwerkend volk, dat bezig was Amerika groot te maken. Door vervolgens bruggen te slaan tussen de zwarte en witte Amerikanen die met eenzelfde instelling werkten - bijvoorbeeld boeren - werd het gemeenschappelijke doel groter dan het negatieve vooroordeel en kon Johnson tijdens zijn presidentschap grote overwinningen boeken op het gebied van meer gelijkheid.’
In diezelfde tijd was Martin Luther King actief. Ook hij gebruikte positieve vooroordelen en sentimenten zoals ‘we willen allemaal het beste voor onze kinderen’ om de kloof tussen het zwarte en het witte deel van de bevolking te dichten. Sandel: ‘Als je de juiste snaar weet te raken, en de juiste vooroordelen weet in te zetten, dan raak je aan menselijkheid, aan empathie. Daar waar onwetendheid kan zorgen voor angst, kan het benadrukken van overeenkomsten juist zorgen voor verbondenheid - en in het verlengde daarvan bereidwilligheid om die angstige gedachten aan de kant te zetten.’
Meer vrijheid in het publieke debat
Waar positieve vooroordelen ook een rol speelden? Tijdens die ‘obscenity trial’ van 1990.
Sandel: ‘Tijdens de juryselectie werkten vooroordelen in het nadeel van sommige kunstminnende kandidaten, die allicht in samenspraak met de mensen die niets van kunst wisten juist tot een evenwichtig oordeel hadden kunnen komen.’
Maar ook hier, zoals in de voorbeelden van Martin Luther King en Lyndon Johnson, werkte (althans voor de verdedigende partij) het inzetten van positieve vooroordelen. Uiteindelijk is er toch vrijspraak gekomen omdat het museum een beroep deed op hoe Amerikaans de jury zich voelde. Belangrijkste punt: het samen willen naleven van de grondwet van de VS, waarin staat dat men niet beperkt mag worden in de vrijheid van meningsuiting. Hoewel sommige juryleden de foto’s vreselijk vonden en het afgebeelde obsceen, waren ze het er wel over eens dat vrij kunnen zijn niet ophoudt bij persoonlijke smaak.
Zo’n zelfde vrijheid hoopt Sandel in de komende jaren meer te gaan zien in het publieke debat. Hij besluit: ‘Volgens de grote filosofen is het ultieme vrijheid om vrij te zijn van vooroordelen, maar volgens mij ben je pas echt vrij als je voor die vooringenomenheid uit mag komen.’