Waarom steden het voor het zeggen moeten krijgen
De Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber schrijft in zijn nieuwe boek If Mayors Ruled the World dat burgemeesters alle wereldproblemen kunnen oplossen. Ik interviewde Barber over waarom landen achterhaald zijn en steden de toekomst hebben.
Voor de ambtswoning van de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan aan de Herengracht, drijven herfstbladeren in het water. In het zwart gelakte busje is ruimte voor acht personen, maar alleen de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber stapt in. Hij heeft zojuist met Van der Laan gesproken over zijn ideeën over burgemeesters op het internationale toneel.
Benjamin Barber (1939) is een American. Terwijl hij zijn wijsvinger op je voorhoofd richt, voorziet hij zijn eigen retorische vragen van antwoord. ‘Who can do it? Mayors can do it!’
Yes they can.
De politicoloog en auteur, geboren in 1939 en vooral bekend van zijn wereldwijde bestseller Jihad vs. McWorld, heeft een missie en laat geen moment onbenut om zijn boodschap te verspreiden. ‘Op dinsdagochtend is er ruimte voor een interview,’ mailde Barbers assistent. ‘Tijdens de taxi-rit van Herengracht 502 naar Schiphol.’
Als de taxi wegrijdt beginnen meter én klok te lopen.
In uw boek If Mayors Ruled the World (‘Als burgemeesters de wereld zouden regeren’) stelt u dat natiestaten slecht functioneren en niet in staat zijn om grote wereldwijde problemen op te lossen. Waar gaat het mis?
‘Er zijn twee problemen. Enerzijds heeft de omvang van samenlevingen directe democratie onmogelijk gemaakt. Mensen voelen zich niet vertegenwoordigd door nationale politici. Opiniepeilingen over de hele wereld wijzen uit dat regeringen slechte rapportcijfers halen. In de Verenigde Staten is het bedroevend: slechts 8 procent van de Amerikanen steunt het handelen van het Congres. De goedkeuring voor Obama, relatief gezien een populaire president, schommelt tussen de vierenveertig en vijftig procent. Dat is niet vreemd. We betalen onze belastingen, we stemmen eens in de zoveel tijd, af en toe zien we degenen die het land besturen op televisie. Meer binding hebben we doorgaans niet.
De omvang van samenlevingen heeft directe democratie onmogelijk gemaakt. Mensen voelen zich niet vertegenwoordigd door nationale politici
Het andere probleem is soevereiniteit. Omdat landen niet bereid zijn om gezag over hun grondgebied uit handen te geven, bouwen ze een onzichtbare muur voor internationale samenwerking, een gevangenis eigenlijk. Soevereiniteit werkt alleen in een wereld waar de problemen zich binnen de landsgrenzen afspelen. Maar in onze wereld hebben we te maken met problemen die zich niets van grenzen aantrekken: de opwarming van de aarde, migratie, terrorisme, wapen-, drugs en mensenhandel, de macht van grote bedrijven. Soevereiniteit staat effectieve oplossingen voor deze problemen in de weg. De weigering van de VS om een hele waslijst aan internationale verdragen te ondertekenen is hier een helder voorbeeld van. Blijkbaar gaat de soevereiniteit van het machtigste land ter wereld boven de noodzaak van een oplossing voor de problemen.’
De EU-landen hebben bewezen bereid te zijn soevereiniteit in te leveren. Ook de recente VN-overeenkomst over de ontmanteling van het Syrische wapenarsenaal suggereert dat nog niet alle hoop op samenwerking verloren is.
Barber fronst. ‘Natuurlijk is het allemaal gecompliceerd. Maar ik kan moeilijk een boek schrijven met de titel Hoe zou het zijn als burgemeesters, die al tweehonderd jaar worden genaaid door staten, die soms functioneren maar vaak ook niet, de wereld zouden regeren. Ik kom uit de jaren zestig en chargeer hier en daar om te provoceren. Mijn boodschap is dat steden enorm veel potentie hebben om belangrijke globale problemen aan te pakken. En belangrijker: dat in werkelijkheid al doen. Steden zouden meer bewegingsruimte moeten krijgen, zowel op financieel als op juridisch gebied.’
Waarom zijn steden wel in staat om de globale problemen op te lossen?
‘Omdat steden niet de betonnen benen hebben waar staten op lopen. Zijn steden ideologisch? Nee, steden zijn pragmatisch. Teddy Kollek, de voormalige burgemeester van Jeruzalem, zei ooit: ‘Als u mij uw preken bespaart, dan repareer ik het riool.’ En zo is het in steden.
De Franse denker Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) merkte in de achttiende eeuw al op: ‘Hoofdsteden lijken erg veel op elkaar. In mijn ogen zijn Londen en Parijs dezelfde stad.’ Dit is omdat steden dagelijks met dezelfde problemen worden geconfronteerd. Ze moeten allemaal het vuilnis ophalen, scholen bouwen voor de kinderen, wegen aanleggen, omgaan met armoede, zorgen dat de straatverlichting werkt.
Bovendien voelen burgers zich veel meer betrokken bij het bestuur van een stad. Dat zie je aan de populariteitscijfers van burgemeesters. Zo’n zeventig tot tachtig procent van de Amerikanen is tevreden over hun burgemeester. Want: burgemeesters leveren tastbare resultaten. Zij hebben geen tijd voor ideologische praat. Als het vuilnis niet wordt opgehaald worden ze daar op afgerekend. Mensen herkennen zich in burgemeesters, ze komen uit de buurt, het zijn homeboys.
Mensen herkennen zich in burgemeesters, ze komen uit de buurt, het zijn homeboys
De stad is ook niet zo’n abstractie als de natie, het thuisland. De stad is thuis voor miljarden mensen. Meer dan de helft van de wereldbvolking woont in steden. In 2030 is dat naar verwachting zelfs 70 procent.
En zijn steden soeverein? Nee. Als Duitsland groeit wordt Polen kleiner. Als Berlijn groeit heeft Krakau daar geen last van. Er is veel minder strijd tussen steden. Steden zoeken naar manieren om te overleven. Dat ze hier goed in slagen bewijst het leeftijdsverschil tussen veel steden en staten. Rome is ouder dan Italië. Alexandrië is ouder dan Egypte. Istanbul is ouder dan Turkije.’
Het is duidelijk dat steden lokale problemen moeten en kunnen oplossen. Maar welke globale problemen kunnen steden beter aanpakken dan staten?
‘Alle wereldproblemen! Steden doen misschien niet alles goed, maar ze doen tenminste iets. Steden moeten omgaan met de realiteit. In de VS hebben we zestien miljoen illegalen. De regering houdt de handen voor de ogen, maar in steden lopen deze mensen gewoon rond, dus burgemeesters kunnen dat niet negeren.
Pogingen van steden om problemen op te lossen lopen soms stuk op landelijke wetgeving. Als je in de Verenigde Staten als burgemeester iets wil doen aan de slachtoffers van gewapend geweld, is dat in strijd met ‘het recht op vrij wapenbezit.’
Waar staten het niet voor elkaar krijgen iets wezenlijks te doen tegen de opwarming van de aarde, daar leveren steden wel resultaten. Dat is niet alleen goed nieuws, maar ook erg belangrijk omdat tachtig procent van de globale CO2-uitstoot afkomstig is van steden. Het beleid dat Los Angeles de afgelopen jaren heeft gevoerd is een prachtig voorbeeld. Die stad heeft zijn haven opgeschoond en de CO2-uitstoot met 20 procent teruggedrongen.’
En hoe kunnen steden bijvoorbeeld terrorisme bestrijden?
‘Er is nog nooit een terroristische aanslag geweest op een boerderij. Steden hebben er dus belang bij om goede inlichtingen te hebben, dat is de enige manier om terrorisme te bestrijden. Maar daarvoor is samenwerking nodig. Een recent voorbeeld van hoe dat kan mislopen: Boston. De politie van Boston had geen informatie over de terroristen. Weet je wie wel? De politie van Moskou. Moskou heeft deze informatie met de FBI gedeeld, maar zij hebben de politie van Boston niet op de hoogte gesteld. Als er directe samenwerking was geweest tussen Boston en Moskou had deze ramp voorkomen kunnen worden.’
Om samenwerking tussen steden te verbeteren stelt u voor om een wereldwijd parlement van burgemeesters in het leven te roepen. Wat moeten we ons hierbij voorstellen?
‘Mijn voorstel is eigenlijk alleen een formalisering van wat al gaande is. Momenteel zijn er talloze netwerken en organisaties waarin steden vrijwel onopgemerkt samenwerken om problemen op te lossen.
In mijn boek bepleit ik de oprichting van een wereldwijd parlement van burgemeesters met driehonderd zetels. De deelnemende steden wisselen voortdurend en het parlement komt drie keer per jaar samen - er is dus plek voor negenhonderd verschillende steden per jaar. Deelname aan het parlement is vrijwillig en voorstellen moeten goedgekeurd worden in alle drie de jaarlijkse stemrondes. De aangenomen voorstellen zijn niet bindend.’
Besluitvorming in de internationale politiek wordt dikwijls verlamd door conflicterende belangen. Is de kans niet groot dat steden ook met dit probleem te maken krijgen als ze meer gaan samenwerken?
‘Het is een belangrijke en complexe vraag in welke mate de belangen van steden wereldwijd overeenkomen. De belangrijkste vaststelling is dat steden gemiddeld in ieder geval meer gemeenschappelijk hebben dan landen. Ik zie New York sneller samenwerken met Moskou dan Obama met Poetin.’
Ik denk dat de belangrijkste vaststelling is dat steden gemiddeld meer gemeenschappelijk hebben dan landen
De helft van de wereld woont niet in steden, maar in rurale gebieden. Hoe worden de belangen van deze mensen behartigd?
‘Daar heb ik drie dingen over te zeggen. Ten eerste hebben mensen die in rurale gebieden wonen nu vaak een buitensporige invloed op de landelijke politiek. In de Verenigde Staten woont tachtig procent van de burgers in steden. De gezamenlijke bevolking van Noord-Dakota, Zuid-Dakota en Montana is kleiner dan die van Den Haag: toch hebben zij zes zetels in de senaat. New York, Californië en Texas zijn samen goed voor vijftig miljoen inwoners, maar zij hebben ook zes zetels in de senaat. Zo’n vijftigduizend mensen hebben kortom evenveel invloed als vijftig miljoen anderen - dat is geen democratie.
Er is een simpele verklaring voor deze onevenredige invloed. In het verleden woonde het merendeel van de mensen op het platteland, maar dat is veranderd. Politieke structuren zijn gewoonweg nog niet aangepast aan de nieuwe realiteit van urbanisatie.
Ten tweede: als ik het over ‘de stad’ heb, bedoel ik niet alleen wereldsteden, maar ook de gebieden die om steden heen liggen. Metropolitan areas. En dan heb je het niet meer over de helft van de wereldbevolking, maar over zeventig tot tachtig procent. Nederland is voor mij bijvoorbeeld één grote stad. Al moet ik dat misschien niet zeggen.
Ten slotte - als het in de toekomst zou gebeuren dat het platteland zich ondervertegenwoordigd begint te voelen: doe er wat aan! Het lijkt mij dat er naast een parlement van steden ruimte moet zijn voor een parlement van het platteland. Voorlopig is het andersom en moet eerst de machtsbalans richting de steden worden rechtgetrokken.’
Aan de asgrijze hemel stijgen en dalen vliegtuigen - de taxi komt langzaam tot stilstand. Haastig schud ik Barber de hand en zie hem met zijn koffers de hoek om verdwijnen.
Achter me draait het raam van de taxi naar beneden. ‘Moet je naar Centraal?’ vraagt de chauffeur.
Terug naar de stad.