Wie goed doet... komt nooit in het journaal (en dat is een groot probleem)
Je volgt het nieuws en denkt: we gaan ten onder aan egoïsme en hufterigheid. Er was geen voorpagina over de zoveelste bijeenkomst waar bewoners rustig met elkaar in gesprek gingen. Er was geen pushbericht over het zoveelste burgerinitiatief voor vluchtelingen. En de reden is simpel: het goede is zo alomtegenwoordig dat we het niet zien.
In Kapelle moest er een wachtlijst komen – niet voor vluchtelingen, maar voor vrijwilligers. De gemeente kondigde aan dat er tweehonderd mensen uit Syrië zouden komen en een paar uur later hadden honderdvijftig bewoners zich gemeld. In Ootmarsum en Oud-Beijerland gebeurde hetzelfde. In die laatste gemeente meldden zich zelfs meer vrijwilligers dan vluchtelingen. ‘Iedereen wil nu helpen,’ verzuchtte een woordvoerder van VluchtelingenWerk in de gemeente Zuidhorn. ‘Er is bijna sprake van een tsunami van vrijwilligers.’
Terwijl het kabinet inzet op ‘sobere opvang’ staan er duizenden Nederlanders te dringen om te helpen. Terwijl intellectuelen soebatten over quota voor vluchtelingen zijn er voorlopig alleen quota voor vrijwilligers. In september hadden de telefonisten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) het zo druk dat ze mensen vroegen zich online aan te melden. Velen nemen ondertussen het heft in eigen handen. Zo puilt de oude moskee in de Utrechtse wijk Lombok uit van de kledingpakketten. ‘De eerste lading die we binnenkregen was geen berg, maar een Mount Everest van kleding,’ aldus een woordvoerder.
De sociale media doen hun naam ineens eer aan. ‘Wat er ook nodig is,’ zo schrijft een Amsterdamse hulpverlener in de Volkskrant, ‘via oproepen op Facebook is het er binnen een paar uur.’ De dankbaarheid onder vluchtelingen is dan ook groot. Toen een groep begin oktober uit Breda vertrok, werd er gezongen en gedanst voor de vrijwilligers. In Utrecht schreven de vluchtelingen een brief aan de burgemeester. ‘Ons verblijf in uw stad was kort maar hartverwarmend. Weten dat [we] op de hulp van onze medemensen kunnen rekenen, geeft ons […] vertrouwen in het leven en de mensheid.’
De banaliteit van het goede
Vertrouwen in de mensheid?
Wacht even - voor veel mensen geldt eerder het tegenovergestelde. We zijn in de afgelopen weken overspoeld met berichten over vechtpartijen, bestormingen en scheldkanonnades. Ik heb geen voorpagina gezien over een bijeenkomst waar bewoners rustig met elkaar in gesprek gingen. Er was geen pushbericht over het zoveelste burgerinitiatief voor vluchtelingen. En de reden is simpel: het goede is zo alomtegenwoordig dat we het niet zien, zeker niet op het journaal.
Deze blindheid is niet zomaar iets van de laatste tijd. Het gaat ook verder dan de neiging van journalisten om te focussen op slecht nieuws. We hebben het hier over een oeroud mensbeeld. Eeuwenlang hebben filosofen betoogd dat we ten diepste beesten zijn. Van Augustinus tot Hobbes tot Nietzsche tot Freud – wijsgeer na wijsgeer heeft geschreven dat de mens eigenlijk egoïstisch is en de beschaving slechts een dun laagje vernis.
Pas in de afgelopen decennia zijn er honderden studies verschenen waaruit blijkt dat dit mensbeeld simpelweg niet klopt. Natuurlijk, de meeste mensen zijn geen heiligen. Maar dat neemt niet weg dat we van nature geneigd zijn tot samenwerking en altruïsme.
De roker geeft de vreemde een vuurtje, de student wijst de toerist de weg – tekenen van medemenselijkheid waar de wereld vol mee zit
Neem het beroemde ‘dictatorspel,’ dat is bedacht door de psycholoog Daniel Kahneman. Een proefpersoon krijgt een geldbedrag en mag zelf weten of hij het met een ander deelt. Uit honderden studies over de hele wereld blijkt dat lang niet iedereen het geld voor zichzelf houdt. Integendeel, een kwart van de mensen deelt het eerlijk en nog een kwart geeft een deel weg. Vooral kinderen zijn vrijgevig. Waar Freud nog beweerde dat kinderen ‘compleet egoïstisch’ zijn, neigen moderne psychologen eerder naar het tegenovergestelde.
Mensen hebben allerlei redenen om anderen te helpen. Soms zijn ze intrinsiek gemotiveerd, soms willen ze hun reputatie opvijzelen, soms apen ze anderen na. Hoe het ook zij: bijna de helft van de Nederlanders doet vrijwilligerswerk, 60 procent is bereid een buurtgenoot te helpen en één op de acht zou zelfs een vluchteling in huis willen nemen. Zogenoemd ‘prosociaal’ gedrag is niet uitzonderlijk. Het is het water waarin we zwemmen.
De schrijver en monnik Matthieu Ricard spreekt ook wel van ‘de banaliteit van het goede.’ Als je erop gaat letten dan zie je het ineens overal. De roker geeft de vreemde een vuurtje, de student wijst de toerist de weg, de sporter tilt een kinderwagen de trein uit – het zijn kleine tekenen van medemenselijkheid waar de wereld vol mee zit. En dan zijn er nog de brandweermannen die hun leven wagen, de soldaten die zich op een granaat gooien en de mensen die in de Tweede Wereldoorlog onderduikers een schuilplaats boden. Achteraf blijkt steeds weer dat zulke helden geen heiligen zijn, maar doodgewone mensen die in uitzonderlijke omstandigheden terechtkwamen. ‘De banaliteit van het heldendom,’ noemt de psycholoog Philip Zimbardo het.
Maar waar komt ons zwarte mensbeeld dan vandaan? Het punt is niet dat mensen denken dat ze zélf egoïstisch zijn. Integendeel, uit de meeste onderzoeken blijkt dat we onszelf en onze directe omgeving bovengemiddeld sociaal vinden. Pas als het gaat over de mensen die we niet kennen, worden we pessimistischer. ‘Ik ben goed, wij zijn slecht,’ dat is het dominante mensbeeld. Het eerste weten we uit ervaring, het tweede zien we op televisie.
De dag dat de beschaving instortte, live op tv
Op 29 augustus 2005 brak de hel los in New Orleans. Op 53 verschillende plekken begaven de dijken het waardoor maar liefst 80 procent van de stad onderliep. De orkaan Katrina werd de grootste natuurramp in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Ten minste 1.836 mensen kwamen om.
Het duurde niet lang of de kranten stonden vol met berichten over plunderingen, verkrachtingen en schietpartijen. Er deden allerlei verhalen de ronde over scherpschutters die reddingshelikopters onder vuur namen en gangsters die al plunderend en verkrachtend door de straten zwierven. In het Superdomestadion, waar 25.000 mensen bij elkaar zaten zonder elektriciteit en water, zou een oorlog van allen tegen allen zijn uitgebroken. De hoofdcommissaris van de politie zei dat de stad weggleed in anarchie en de gouverneur van Louisiana, Kathleen Blanco, vreesde hetzelfde. ‘Wat mij het meest boos maakt, is dat rampen als deze vaak het slechtste in mensen naar boven brengen.’
Het was dit beeld van New Orleans dat de wereld over ging. ‘Het vernis van de beschaving is heel dun,’ kopte de Volkskrant. De filosoof Ger Groot schreef in De Groene Amsterdammer over ‘de verdamping van de publieke moraal.’ H.J.A. Hofland piekerde in NRC Handelsblad over ‘de versleten remmen van de beschaving.’ Dezelfde krant liet een stuk van de historicus Timothy Garton Ash vertalen. Hij wond er geen doekjes om:
‘Haal de basiselementen van het ordelijke, beschaafde leven weg - eten, onderdak, drinkwater, een minimum aan persoonlijke veiligheid - en wij vallen binnen een paar uur terug in een hobbesiaanse oerstaat, een oorlog van allen tegen allen. […] de meesten gaan het grootste deel van de tijd een meedogenloze strijd aan om te overleven als individu en als soort. Een paar worden tijdelijk engelen, de meesten worden weer apen.’
De Britse historicus vreesde dat we zulke explosies van barbarij steeds vaker zouden meemaken. New Orleans had een klein gaatje geopend in ‘de dunne korst op het kolkende magma van de menselijke natuur.’ En de natuurramp had duidelijk gemaakt wat er onder de oppervlakte schuilt.
Een monster.
De Robin Hood Plunderaars
Pas veel later, toen de journalisten waren verdwenen, het water was weggepompt en de columnisten een nieuw onderwerp hadden gevonden, ontdekten wetenschappers dat er iets heel anders was gebeurd in New Orleans. De stad was niet overspoeld door egoïsme en anarchie. De stad was overspoeld door samenwerking, empathie en heldhaftigheid.
Zeker, er waren voorbeelden van asociaal gedrag te vinden. Maar onderzoekers van het Disaster Research Center van de Universiteit van Delaware concludeerden in 2006 dat ‘de overweldigende meerderheid van het spontane gedrag prosociaal was.’ Honderden groepen werden geformeerd om mensen te redden. Een van die groepen noemde zich de Robin Hood Plunderaars: elf vrienden die voedsel, kleren en medicijnen uitdeelden onder de mensen in de grootste nood.
Het aantal misdaden - moord, diefstal, verkrachting - daalt bij rampen doorgaans
Het geluid van de scherpschutter bleek achteraf de klep van een gastank te zijn. In het Superdome bleken zes mensen te zijn omgekomen: vier op natuurlijke wijze, één door een overdosis en één door zelfdoding. De hoofdcommissaris moest uiteindelijk toegeven dat hij geen enkel officieel verslag van moord of verkrachting had. En inderdaad: er was veel geplunderd, maar dan vooral door groepen die samenwerkten om te overleven, soms zelfs met de politie. Individueel plundergedrag was zeldzaam en werd sterk afgekeurd.
Katrina voldeed aan het wetenschappelijke beeld van hoe mensen op rampen reageren. Het Disaster Research Center heeft op basis van bijna 700 veldstudies vastgesteld dat er - in tegenstelling tot wat je altijd in films ziet - nooit totale paniek uitbreekt en er nooit sprake is van een vloedgolf van egoïsme. Het aantal misdaden - moord, diefstal, verkrachting - daalt doorgaans. Mensen blijven rustig, ze raken niet in shock en ze komen snel in actie. ‘En hoeveel er ook geplunderd wordt,’ zo merkt een van de oprichters van het onderzoekscentrum in Delaware op, ‘het verbleekt altijd bij het wijdverspreide altruïsme dat leidt tot het gratis en massale geven en delen van goederen en diensten.’
Het beeld dat geschetst wordt in de media is steevast het omgekeerde van wat er op de rampplek gebeurt. Als de wereld vergaat is het niet ieder voor zich, maar één voor allen en allen voor één. Als de dijken breken worden we geen apen, zoals de Britse historicus Timothy Garton Ash verzuchtte, maar excelleren we juist in menselijkheid.
Beschaving is een dikke vetlaag
Ondertussen hadden de geruchten wel hun werk gedaan.
Zo kwam de hulpverlening tergend traag op gang omdat hulpverleners vreesden dat ze in een burgeroorlog zouden belanden. New Orleans was op bevel van de gouverneur gemilitariseerd. 72.000 militairen waren opgeroepen met de opdracht op ‘tuig’ te schieten. ‘Deze troepen weten hoe ze moeten schieten en doden, en ik verwacht dat ze dat zullen doen,’ aldus de gouverneur. Jaren later bleek inderdaad dat het niet arme Afro-Amerikanen waren die in die dagen moordend door de straten gingen. Er zijn sindsdien juist een reeks van verhalen bevestigd van politieagenten en witte Amerikanen die, opgehitst door de hysterische berichtgeving, racistische moorden pleegden.
De ramp in New Orleans is een extreem voorbeeld, maar de dynamiek is steeds hetzelfde. Er is een collectieve tegenslag, er komt een golf van samenwerking, die vervolgens weer de kop wordt ingedrukt door de op hol geslagen nieuwsfabriek. Dankzij jaren van onderzoek weten we dat met name de televisie ons wereldbeeld verpest. ‘Hoe meer je televisie kijkt, hoe sneller je geneigd bent om te denken dat mensen inherent zelfzuchtig zijn,’ zo concludeert Matthieu Ricard op basis van onderzoek van de Universiteit van Pennsylvania. Dat heeft niets te maken met de televisie zelf - het ligt aan de inhoud van de programma’s (programma’s met een positiever mensbeeld kunnen goed gedrag stimuleren).
Neem de vluchtelingencrisis: als mensen zich nu zorgen maken over vechtpartijen, verkrachtingen en een ‘onhoudbare’ toestroom, dan heeft dat alles te maken met wat ze op televisie horen. De mensen met de sterkste mening over vluchtelingen hebben er vaak het minste mee te maken. Natuurlijk, onze vrienden, familie en buren vertrouwen we wel, want die kennen we. Maar de rest van Nederland, en de nieuwkomers? Die kennen we alleen van televisie.
Misschien begint een beter mensbeeld met het vertellen van een ander verhaal. Iedereen weet dat egoïsme, racisme en haat bestaan (je hoeft geen longread te schrijven om mensen daarvan te overtuigen). Maar altruïsme en naastenliefde zijn evengoed onderdeel van onze natuur. En belangrijker nog: we kunnen deze typisch menselijke eigenschappen verder trainen en stimuleren. Dat kan met constructieve journalistiek, het kan in het onderwijs en het kan door mensen bij elkaar te brengen in plaats van - ik noem maar wat - over borstvergrotingen te beginnen.
Het punt is: mensen worden niet goed of slecht geboren. Ze worden geboren met de potentie om goed of slecht te worden. In Nederland, een van de veiligste en rijkste landen ter wereld, zijn we al ver gekomen. Onze beschaving is geen dun laagje vernis, het is een dikke vetlaag die ons warm houdt, zelfs als de dijken doorbreken.
Maar dat is geen reden om op onze lauweren te rusten. Zoals een oude Cherokee-indiaan eens tegen zijn kleinzoon zei: ‘Er speelt zich een gevecht in mij af. Het is een gruwelijk gevecht tussen twee wolven. De een is slecht, boos, hebzuchtig, jaloers, arrogant en laf. De ander is goed – hij is gelukkig, rustig, liefdevol, aardig, hoopvol, bescheiden, gul, eerlijk en betrouwbaar. Deze wolven vechten ook in jou en in ieder ander persoon.’
De jongen dacht even na en zei toen: ‘Welke wolf zal winnen?’
De oude Cherokee hoefde niet lang na te denken.
‘Diegene die je voedt.’