Thuis ben je waar je aan je huidskleur wordt herinnerd

Arnon Grunberg
Schrijver

Het programma in Zuid-Afrika bevatte ook een trip naar Soweto. ‘Dinsdag Soweto,’ zo stond op het programma.

Ik was op veel, misschien wel op alles, voorbereid. In 1999 had ik deelgenomen aan een literair festival in Durban. Onderdeel van het programma was een uitstapje naar een zogenoemd township, toen nog onder politiebegeleiding. Ik bezocht daar, voor zover ik me kan herinneren, een school, waar ik in algemene termen over literatuur moest praten. Er werd ook met mij gedanst. En er waren koekjes gebakken voor de gasten.

Hoe dat dansen precies tot stand kwam ben ik even vergeten, maar waar niet gesproken kan worden moet worden gedanst, een waarlijk humaan motto. En de koekjes waren heerlijk.

Van de zomer in Brazilië bezocht ik in gezelschap van enkele Nederlandse schrijvers wederom een school. Dit keer werd er niet gedanst en vond het geheel plaats zonder politiebegeleiding. Desalniettemin bleef de neokoloniale sensatie groot.

Als ik uitsluitend had willen kijken naar braaf ingestudeerde dansjes van zwarte Afrikanen was ik wel koning geworden

In Soweto ging ik naar een school waar de zwarte leerlingen op hun vrije zaterdag Afrikaans leerden. Het programma werd gesponsord door een Zuid-Afrikaanse non-gouvernementele organisatie die zich inzet voor het Afrikaans.

De zwarte leerlingen kwamen zingend het klaslokaal binnen. Ze zongen uiteraard in het Afrikaans, terwijl de witten in een hoek van het lokaal zaten toe te kijken.

Toen het zingen en dansen was afgelopen, mengde ik me onder de kinderen om een kort gesprek met hen te voeren. Praten mét is altijd beter dan praten óver, en ik was hier nu toch.

Als ik uitsluitend had willen kijken naar braaf ingestudeerde dansjes van zwarte Afrikanen was ik wel koning geworden. Op grond van mijn ervaringen met het Koninklijk Huis heb ik het gevoel dat de koning of de koningin vooral kijkt, drinkt, eet en af en toe wat gemeenplaatsen verkondigt, die soms bijzonder nuttig kunnen zijn.

De kinderen, die tussen de twaalf en veertien waren, waren duidelijk verlegen toen ik ze aansprak. Op zondag gingen ze naar de kerk, trouwen wilden ze liever niet.

Alle kinderen wilden naar het buitenland. Of ze toekomst zagen in Zuid-Afrika kon niet worden gezegd, maar ze zagen hoe dan ook meer toekomst elders. Een van de kinderen noemde zelfs Jemen, daar wilde ze heen.

Geheel anders verliep een vraag-antwoordspel met een aantal studenten op de universiteit van Pretoria een dag later. De studentenprotesten waren voorbij, dus ik hoefde me niet schuldig te voelen dat ik de universiteit betrad.

Op één na waren de studenten wit. En op een jongeman na, die schrijver wilde worden, wilden alle studenten, ondanks de problemen, in Zuid-Afrika blijven. Er waren studenten die wel wilden studeren in het buitenland om zo hun kennis op te vijzelen, maar daarna wilden ze weer terug.

De witten hadden overduidelijk meer vertrouwen in de toekomst dan de zwarten, maar het waren mooie bijeenkomsten, ondanks of misschien wel dankzij de raciale problematiek.

Thuis ben je niet alleen waar je je huidskleur vergeet, maar ook waar je op akelige wijze aan die huidskleur wordt herinnerd.