Op de oude begraafplaats van St. Louis, Missouri staat een granieten mausoleum. Een neogotisch bouwsel met glas-in-loodramen en in steen de gravure: VENI VIDI VICI. Het bronzen hekwerk eromheen is gedecoreerd met hopplanten.

Hier rust een bierbaron. Adolphus Busch (1839-1913) kwam als immigrant uit Duitsland in St. Louis wonen. Daar bedacht hij het Budweiserbier, het paradepaard van de Anheuser-Busch-brouwerijen, het Heineken van de Verenigde Staten. Zijn tombe is een bedevaartsoord, getuige de achtergelaten kronen van de Budweiserflesjes.

Ook ik bracht een bezoek aan zijn laatste rustplaats, als eerbetoon aan de man die een einde maakte aan de hegemonie van de speciaalbiertjes. Om in te zien dat ik een fabrieksbiersnob ben.

De opkomst van het macrobier

Maar eerst wat geschiedenis. Eind negentiende eeuw werd bier voornamelijk lokaal en ambachtelijk gebrouwen en ter plekke geconsumeerd. Niet om snobistische redenen, maar omdat de techniek nog niet rijp was voor massaproductie.

Adolphus Busch had een droom. Hij wilde bier maken voor iedereen. Op zoek naar toegankelijke bieren bezocht hij brouwerijen in zijn geboorteland en won hij informatie in over de nieuwste technologie. Zo leerde hij bijvoorbeeld over pasteurisatie, in 1862 uitgevonden door de scheikundige Louis Pasteur. Je kon er bacteriën mee doden zonder de smaak te verliezen. Busch introduceerde de techniek in de Verenigde Staten. Zijn bier was langer houdbaar, smaakvaster en makkelijker te distribueren.

Als speerpunt van zijn brouwerij koos hij een licht soort bier. Budweiser, doopte hij het. Een Duitse naam, die elke Amerikaan niettemin makkelijk kon uitspreken. Bier voor iedereen, al werd het aanvankelijk slim verpakt in flessen met kurk en folie,

Het bleek een groot succes. Kort na de eeuwwisseling werkten er al zesduizend mensen in de fabriek in St. Louis. Budweiser vaagde honderden kleine brouwerijen weg. Adolphus kwam, zag, overwon.

Ambachtelijkheid was in die tijd geen pré. De marketeers benadrukten juist dat het bier uit de fabriek kwam. De slogan, op deze advertentie uit 1913: ‘Budweiser, made in a gigantic plant.’

De terugkeer van het microbier

Pralen met je megafabriek lijkt tegenwoordig niet verstandig meer. De laatste decennia kwamen juist de ‘micro breweries’ weer op. Ambachtelijk bier in kleine oplagen, bier als bibliofilie.

Cijfers: in Amerika waren er in 1980 nog geen honderd brouwerijen over. Die explosie wordt de ‘craft beer revolution’ genoemd, hoewel het dus geen revolutie is maar een terugkeer is naar de negentiende eeuw. Met het verschil dat die kleinschaligheid nu een keuze is, in plaats van een gevolg van gebrekkige techniek en logistiek.

Ook de Albert Heijn doet eraan mee. Het is speuren naar de Heineken tussen de flesjes Straffe Hendrik en Sloeber. Die minibrouwerijtjes zijn kennelijk zelf mainstream geworden. En na het microbrouwen volgt nu het nanobrouwen. Men wil een drankje dat de buurman heeft gebrouwen, met een grappig etiketje dat hij er persoonlijk heeft opgelikt.

Onlangs werd er zelfs een ‘broodbakmachine voor bierbrouwen’ gepresenteerd door Een geavanceerd machientje om thuis op kleine schaal bier te brouwen. Voor bijna 2.000 dollar te koop.

Ironisch dat nieuwe techniek tegenwoordig wordt ingezet om juist zo inefficiënt mogelijk te produceren. Zo sterk is de drang naar micro en lokaal.

De marketeers van Budweiser kwamen dit voorjaar met een tegenreactie. In het veelbekeken reclameblok van de Superbowl verscheen een reclame waarin Budweiser zich afficheerde als ‘macrobier’ - fabrieksbier gebrouwen om te drinken, niet om over te praten.

YouTube
Bekijk de reclame hier.

De campagne stuitte op hoongelach van de minibrouwers. Ik mocht het ook ervaren. Laatst bestelde ik een Budweiser in een café in St. Louis, bakermat dus van Anheuser-Busch. ‘We verkopen geen Anheuser-Buschproducten,’ zei de serveerster trots, ‘maar we hebben wél twee pagina’s met speciaalbieren.’

Waarom ik een fabrieksbiersnob ben

De spectaculair uitdijende drankkaart kun je zien als een verrijking. Soms wil je gewoon een biertje (‘Biertje?’), soms wil je gerstenat dat smaakt naar chocola of pompoen of donut of pizza (ja, dit bestaat).

Het debat tussen micro en macro zie ik daarom grotendeels als een vals dilemma: je kunt gewoon beide drinken. Toch, als ik een snob ben, dan een fabrieksbiersnob. Ik wil niet op een cursus bier drinken.

Macrobier smaakt nergens naar, is dan vaak de klacht. Inderdaad is de smaak van Budweiser nauwelijks waarneembaar, maar dat is juist de bedoeling van dit type bier: heerlijk, helder en licht. Wodka heeft ook geen smaak. Daar hoor je geen klachten over.

Ik dat het juist extra veel vernuft vergt om een bier te brouwen dat overal ter wereld exact hetzelfde smaakt. Bij een licht bier als Budweiser kun je afwijkingen niet camoufleren met een overdosis hop.

Belangrijker is de prijs. Budweiser is vaak drie keer zo goedkoop als speciaalbier, dat in cafés soms 8 dollar (zeven euro) per flesje kost. Alleen een happy few kan zich veroorloven aangeschoten te raken op zulk bier.

Die prijs proef je overigens niet per se terug. Het verschil zit in de verpakking en de inefficiënte, kleinschalige productie. Vergeleken met fabrieksbier gaat er bij microbrouwerijen veel meer geld naar ‘bijzaken’ als marketing, zoals vorig jaar becijferde. Schaarste maakt gewild.

Inderdaad zijn de craft beer-etiketten vaak kunstzinnig qua design. Maar de verpakking van Budweiser, al tijden hetzelfde, is minstens even esthetisch bevredigend.

Speciaalbieren pronken regelmatig met lokale wortels. Vaak gaan die lokale wortels gepaard met quasi-antiek gespelde namen als Brouwerij ‘de Lepelaer,’ Dorpsbrouwerij ‘de Pimpelmeesch,’ brouwerij ‘De Naeckte Brouwers,’ ‘De Bekeerde Suster,’ enzovoorts. De monniken van Abdij Maria Toevlucht in Zundert brouwen sinds kort een ‘in de eigen streek geworteld’ biertje. Authentieke trappisten sedert 2014.

Bierbrouwerijen liegen vaak over hun roots, behalve Budweiserbier. Dat werd daadwerkelijk in 1876 onder die naam gelanceerd. Budweiser heeft daarnaast hyperlokale wortels. Het merk sponsort zo’n beetje alles wat los en vast zit in St. Louis: ziekenhuizen, scholen, sportclubs.

De fabriek uit 1852, een rijksmonument, bestaat nog steeds. Sterker: het bakstenen megacomplex is nog steeds in bedrijf, in het hart van St. Louis, vlak bij de Mississippi. Zulke continuïteit ontroert me.

Budweiser is echt oud. En echt lokaal. Én, bijzonder tegenwoordig, bedoeld voor iedereen. Dat zag je vroeger al aan de advertenties. Die moesten mensen verenigen. Het is nationalisme dat niemand uitsluit. Zoals op de advertentie linksonder: de olifantjes en de ezels, ofwel de republikeinen en de democraten.

Als onze tijd iets nodig heeft, dan zijn het zulke universele waarden. Natuurlijk spelen hierbij economische belangen, maar wat geeft het als het mensen bij elkaar brengt? Budweiser is nu het meest verkochte bier wereldwijd. Het valt nu onder Anheuser-Busch InBev. Vorige maand deed die brouwer, nummer één van de wereld, een bod op de nummer twee, SABMiller. Een megabrouwerij is in de maak, een wereldbrouwer.

Zeker, soms heb ook ik behoefte aan iets sterkers. Of je kunt Schultenbräu prefereren, dat is nog goedkoper en, als je blind proeft, minstens zo smaakvol,

Maar in het echte leven bestaat blind proeven niet. Drink ik Budweiser, dan proef ik het karakter van eeuwenoude baksteen, proef ik de hipstersnor van Adolphus Busch, de man die alle speciaalbieren oversteeg, proef ik Alle Menschen werden Brüder.

Waarom je Heineken lekkerder vindt dan Schultenbräu (terwijl er geen verschil is) Menig bedrijf geeft inmiddels meer geld uit aan marketing en reclame dan aan productie en onderzoek. Het is een verschuiving van historische omvang: leefden we 200 jaar geleden nog in een landbouweconomie en 100 jaar geleden in een fabriekseconomie, nu is er de imago-economie. Lees het stuk van Rutger Bregman hier terug