De waarheid (en enkele leugentjes) over TTIP
Nu de voorspellingen over de economische groei door TTIP overdreven blijken, zetten de voorstanders een nieuw argument in. Het zou de kans bieden de regels van de wereldhandel te bepalen. Twee politicologen ontzenuwen beide argumenten genadeloos.
Het is hét argument van de dag van voorstanders van het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten: nu de twee nog economische grootmachten zijn, moeten ze samen de laatste kans grijpen de regels van het spel te bepalen, voordat opkomende economieën als China en India het doen.
Neem Europees topambtenaar Hiddo Houben: ‘Het is in ons belang om met de Amerikanen regels te ontwikkelen die we vervolgens samen aan de rest van de wereld kunnen aanbieden. Met TTIP kunnen we een stempel drukken op de handelspolitiek van de eenentwintigste eeuw. Als we dat niet doen, dan doen we niet meer mee,’ zei hij recentelijk in een zeldzaam interview.
Of eurocommissaris voor handel Cecilia Malmström: ‘Als we de mondiale regels van de toekomst willen beïnvloeden, zullen we met de Amerikanen moeten samenwerken.’
Het is ook de strekking van een dik rapport dat de gezaghebbende Brusselse denktank CEPS onlangs uitbracht: Rule-Makers or Rule-Takers? ‘Met de opkomst van nieuwe machten, de herrijzenis van oudere machten en het opdoemen van serieuze uitdagingen in huis, hebben Europeanen en Amerikanen nu het vooruitzicht regelvolgers in plaats van regelmakers te worden, tenzij ze effectiever samenwerken,’ stellen de inleiders.
De afgelopen tijd is het economische argument voor TTIP steeds meer onder vuur komen te liggen. De blijde voorspellingen over nieuwe banen bleken gebaseerd op nogal wankele aannames. En hoe meer de economische rechtvaardiging betwist werd, hoe vaker de tweede, geopolitieke rechtvaardiging naar voren werd geschoven. Dat schrijven Ferdi De Ville en Gabriel Siles-Brügge in hun net verschenen boek TTIP. The Truth About the Transatlantic Trade and Investment Partnership.
1. De groeicijfers zijn overdreven
In hun even heldere als scherpe boek nemen de politicologen uit Gent en Manchester beide rechtvaardigingen - de economische en de geopolitieke - onder de loep.
Voor wie onze factcheck heeft gelezen, is hun kritiek op de economische modellen waarop de voorspellingen over de opbrengsten van TTIP zijn gebaseerd misschien minder verrassend. Toch zit er in het hoofdstuk ‘Growth and Jobs’ nog genoeg om van te smullen.
Zo brengen ze in herinnering dat de Europese Commissie voorzag dat de eenmaking van de interne markt binnen de EU een groei van het bruto nationaal product tussen 4,25 procent en 6,5 procent zou opleveren. In praktijk werd het hoogstens 2,15 procent.
Misschien kunnen we onze sjoemeldiesels op de Amerikaanse markt kwijt?
‘Wat is de waarde van de voorspelde 0,5 procent groei van het bruto nationaal product door TTIP, gezien een dergelijke foutenmarge in de berekening van de voordelen van de eengemaakte markt?’ schrijven de auteurs ironisch.
Die 0,5 procent is gebaseerd op het meest ambitieuze scenario uit een, in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerde, studie. Daaruit komen de telkens genoemde getallen van 119 miljard groei van het bruto nationaal product en 545 euro winst per huishouden. De Ville en Siles-Brügge verwijten EU-officials alleen de maximale groei te noemen en onvermeld te laten dat die wel erg optimistisch ingeschatte winst zich pas in 2027 voordoet.
Het rapport voorspelt verder dat 42 procent van de exportgroei van de EU in de auto-industrie zal worden geboekt. Waar die blijde verwachting op is gebaseerd, blijft in nevelen gehuld. Misschien door onze sjoemeldiesels op de Amerikaanse markt te dumpen?
2. We kunnen de mondiale regels helemaal niet bepalen
Hun ontzenuwing van het economische argument mag overtuigend zijn, het prikkelendste is wel de kritiek op de geopolitieke rechtvaardiging van TTIP.
De Ville en Siles-Brügge laten zien dat de EU tussen 1995 en 2005 juist de verschillen met de VS beklemtoonde. Ze was trots op haar goede bescherming van milieu, werknemers en consumenten. Tuigde een strikte wetgeving voor chemicaliën op, waar de Amerikaanse overheid sterk tegen lobbyde.
Met het toeslaan van de crisis en de sterke toename van concurrentie door opkomende economieën kreeg het debat over regels een andere toon: regels kwamen steeds meer in beeld als een last voor het bedrijfsleven en een rem op het concurrentievermogen. Ook werden steeds vaker de overeenkomsten tussen de VS en EU benadrukt.
Neem weer de speech die Malmström in Brugge hield. Het zijn feiten, zei ze, dat de Amerikaanse en de Europese regelgeving op de meeste gebieden erg op elkaar lijkt. Dat de regelgeving in Amerika soms zelfs strenger is en dat we veel meer gemeen hebben met de VS dan met andere partners.
De Ville en Siles-Brügge betogen dat er fundamentele verschillen zijn in de regelgevingspolitiek
De Ville en Siles-Brügge betogen juist dat er fundamentele verschillen zijn in de regelgevingspolitiek. In de EU gaat elke nieuwe wet langs het Europees Parlement en langs de ministers van de lidstaten. In de VS zijn het vaak agentschappen als het Environmental Protection Agency, waarover het Congres slechts in grote lijnen supervisie houdt, die de regels opstellen.
Nog een belangrijk verschil: in de EU is het voorzorgprincipe - de mogelijkheid de gezondheid van mens of planeet te beschermen wanneer de data voor een wetenschappelijke risicobeoordeling nog niet compleet zijn - in het Europese Verdrag vastgelegd. In de VS niet.
Dat er stevige verschillen zijn, erkennen de onderhandelaars aan beide zijden van de oceaan ook impliciet. Want het doel van de onderhandelingen is niet harmonisatie- het gelijktrekken van de regelgeving - maar wederzijdse erkenning - als een product aan de EU-regels voldoet, mag het op de Amerikaanse markt komen en vice versa.
Nu kan wederzijdse erkenning twee vormen aannemen: bilateraal en erga omnes. Het is een wat technisch, maar wel belangrijk onderscheid. In het eerste geval mag een in de EU gemaakte en goedgekeurde auto in de VS op de markt komen, en omgekeerd. In het tweede geval mag een in India gemaakte auto die voldoet aan de Europese regels ook in de VS de weg op.
De inzet bij TTIP is bilaterale erkenning. Dat stellen de auteurs op basis van achtergrondgesprekken met mensen die bij het onderhandelingsproces betrokken zijn en op basis van wat hierover wordt gezegd in de beschikbare documenten. Het betekent dat het onwaarschijnlijk is dat TTIP ertoe zal leiden dat de EU en VS samen de rule makers van de hele wereld zullen worden.
Bij erga omnes-erkenning zou je dat nog kunnen volhouden. In dat geval heeft India er belang bij de regels waaraan een auto moet voldoen af te stemmen op de Europese of Amerikaanse. Want dan heeft het meteen toegang tot beide markten. Maar bij bilaterale erkenning van VS en EU geldt dat alleen voor op het eigen grondgebied gemaakte producten. Andere landen hebben dus geen voordeel van TTIP en geen prikkel om hun huidige regelgeving te veranderen.
Daarmee is het tweede, steeds prominentere argument voor TTIP onderuitgehaald.
Wat er dan nog overblijft?
Maar als de belangrijkste argumenten voor TTIP niet standhouden, wat blijft er dan nog over?
Ideologie, betogen De Ville en Siles-Brügge.
In het debat over TTIP zien we dezelfde teneur terug als in het programma voor ‘betere regelgeving’ dat onze eigen eurocommissaris Frans Timmermans mag aansturen. Regels gelden niet langer als nuttige instrumenten om mens en milieu te beschermen, maar als een noodzakelijk kwaad waar je zo weinig mogelijk van moet hebben. Ze werpen ‘handelsbarrières’ op en geven ‘administratieve lasten’ die een efficiënte werking van de markt belemmeren.
Hun even treurige als overtuigende conclusie luidt dan ook dat achter TTIP een filosofie schuilgaat die ‘de efficiënte operatie van markten idealiseert en de beperkingen opgelegd door democratische besluitvorming probeert te minimaliseren.’
Samen met het Platform Authentieke Journalistiek werk ik aan een stuk over de bijdrage die denktanks leveren aan het debat over TTIP. Zijn zij wel, zoals ze zichzelf presenteren, onafhankelijke leveranciers van argumenten?