Toen ik nog in Zuid-Afrika was, ontving ik een uitnodiging van een vriend om toe te treden tot de Floppy Shoe Gang. Ik kende hem al zo ongeveer vanaf mijn emigratie naar New York in 1995. Hij wilde toen filmscripts schrijven, maar hij werkte voor een tijdschrift dat over textiel ging. Alles was nog mogelijk, althans zo leek het.

We gingen één of twee keer per week eten en een paar keer naar de paardenraces. Het gokken trok mij toen nog erg; ik vermoedde dat het leven een casino was, maar de hoogmoed dat je de dealer kon verslaan was mij niet vreemd.

Ergens rond 2000 verloren we elkaar uit het oog. Ik werd verliefd op C. en begon een ander leven te leiden. Misschien niet een leven dat draaide om liefde, maar toch een leven dat in dienst stond van de roes van de verliefdheid, met alle gevolgen van dien.

Een jaar of drie geleden zagen we elkaar weer, het contact werd hervat, zij het aarzelend. Hij was geen filmscripts gaan schrijven, maar hij werkte inmiddels als redacteur voor een gerenommeerde krant en was getrouwd inclusief kind.

De vriendschap werd ook hervat, onder voorbehoud, zonder de uitgelatenheid en de onvoorwaardelijkheid die kleeft aan de tijd dat alles mogelijk lijkt.

Ik was niet getrouwd en had geen kind, maar al met al hadden onze levens zich toch volgens de lijn der verwachtingen voltrokken. Ik schreef nog steeds, de roes van de verliefdheid joeg ik nog steeds na, zij het minder decadent en minder obsessief dan in de periode tussen pakweg 1998 en 2003. Hij had een bepaald soort zekerheid gekozen die hem kennelijk het beste lag.

De vriendschap werd ook hervat, zonder de uitgelatenheid die kleeft aan de tijd dat alles mogelijk lijkt

Ik maakte kennis met zijn vrouw en zoon. Ze waren allebei aardig. Volgens de zoon waren de mensen eigenlijk apen en hij noemde me ‘Arnon Monkey.’

Soms kreeg ik een bericht van zijn vader, en dan schreef hij: ‘We zijn nu geen apen meer, we zijn nu luipaarden. Maar jij blijft Arnon Monkey.’

Maandag at ik met hem en zijn vrouw in de Village. We waren nu geen dieren, de mensen althans, er was een gang genaamd de Floppy Shoe Gang, een exclusieve gang en ik mocht er lid van worden. De zoon had zelfs een kaart voor me gemaakt die mijn lidmaatschap bevestigde.

‘Dit gaat mijn leven veranderen,’ zei ik.

Om een uur of negen werd besloten dat we maar naar huis moesten; ouders met een of meer jonge kinderen moeten vroeg op. En we hadden ook genoeg gedronken.

Ik nam een taxi, zij namen de metro, maar ik liep een stukje mee naar het metrostation. Daar vroeg ik: ‘Ben ik eigenlijk ook nog Arnon Monkey?’

‘Ja,’ zeiden ze, als in koor, ‘jij blijft altijd Arnon Monkey.’

Ik herinnerde me dat het voor sommige mensen moeilijk is respectabel oud te worden. Het drong langzaam tot me door, met een kilte die me zelf verraste, dat je thuis bent waar de dood eerder komt dan de ouderdom.

Thuis ben je waar je aan je huidskleur wordt herinnerd De Hotelmens spreekt op een Zuid-Afrikaanse school met de kinderen. Bijna allemaal willen ze naar het buitenland. Een zelfs naar Jemen. Een mooie bijeenkomst. Ondanks, of misschien wel dankzij, de raciale problematiek. Lees de column hier terug Thuis ben je waar je het object van andermans verlangen bent De schrijver schrijft niet alleen, hij moet zijn werk ook aan de man brengen. En zo vindt de Hotelmens zichzelf in een boekhandel in Stellenbosch, met een vertaler die verliefd op hem is. Lees de column hier terug