Ict in de klas. Zo werkt het wél
Ict kan schoolprestaties verbeteren. Onderwijs op maat aanbieden, de docent meer tijd geven voor wat echt belangrijk is. Het kan er ook voor zorgen dat kinderen oppervlakkiger lezen en stof niet echt opnemen. Wat is waar in het debat over ict in het onderwijs?
‘En hoe kwam je erachter dat je trein uitviel?’ vraagt Jaap Pasmans, een van de directeuren van de Amsterdamse Steve Jobsschool scherp. ‘Zie je,’ zegt hij bijna triomfantelijk als ik hem vertel dat ik de informatie van mijn telefoon heb afgelezen.
Volgens Pasmans onderschatten ouders die kritisch naar het computergebruik van (hun) kinderen kijken vaak hoeveel gebruik ze er zelf van maken. En houden ze er dus eigenlijk een dubbele moraal op na.
De afgelopen weken deed ik onderzoek naar ict en onderwijs. De eerste bevinding: de discussie erover is een felle. Als je kritische vragen stelt, zit je algauw in de hoek van de bange boeren die denken dat de melk van hun koeien zuur wordt als er een spoorlijn naast hun weiland komt. Je kunt niet een beetje voor of tegen computers zijn.
Stelling nemen kan zelfs gevaarlijk zijn. De leerkracht die mij een mail stuurde om te vertellen over haar ervaringen met de introductie van de iPad (en afschaffing van boeken) in twee vwo-klassen, wilde anoniem blijven. Ze vreesde haar baan te verliezen.
Want wat was er gebeurd: de ouders hadden op voorspraak van de school een iPad aangeschaft voor hun kind en dat bleek geen onverdeeld succes:
- De kinderen lazen veel liever uit een boek dan van een scherm.
- De kinderen gaven aan dat ze het moeilijk vonden de verleiding van het internet te weerstaan.
- De lerares vond dat kinderen beduidend slechter waren gaan schrijven en meer scannend en minder geconcentreerd lazen.
Maar de directie van de anonieme lerares wilde niet dat deze resultaten naar buiten kwamen. Te pijnlijk.
Wat er op het spel staat
Dat de discussie over beeldschermen in de klas zo fel is, is ook niet gek. Er wordt flink geïnvesteerd in ict. Beschikten de basis- en middelbare scholen in 2008 nog over één computer per zes leerlingen, nu is dat er één op de vier (al zijn het tegenwoordig steeds vaker laptops of iPads in plaats van desktops). En omdat er steeds meer geld aan wordt uitgegeven, ligt het des te gevoeliger als er aan die hoge verwachtingen wordt getornd, zoals onlangs door de OESO.
In het land waar kinderen de beste digitale vaardigheden hebben, gebruiken leerlingen de computer maar heel weinig
In een recent rapport komt die denktank van rijke landen tot de conclusie dat leerlingen uit landen waar flink in ict is geïnvesteerd geen noemenswaardige verbeteringen laten zien als het gaat om hun prestaties op de drie onderdelen waar PISA op test: lezen, wiskunde en natuur- en scheikunde. Matig gebruik (gemiddeld vijftien minuten per dag) van computers op school zorgt weliswaar voor iets betere schoolresultaten, maar véél gebruik (gemiddeld één uur per dag) leidt vooral tot slechtere prestaties. Daar komt bij dat in het land waar kinderen de beste digitale vaardigheden hebben - Singapore - leerlingen op school maar heel weinig van de computer gebruikmaken.
‘Zie je wel’ roepen tegenstanders van meer ict in het onderwijs – onder wie Volkskrant-columnist Aleid Truijens. ‘Dat bewijst ons punt.’ ‘Helemaal niet,’ zeggen de voorstanders – onder wie opiniepeiler en initiatiefnemer van de iPadscholen Maurice de Hond, ‘dat bewijst juist dat computers niet adequaat worden ingezet.’
De kracht van ict in het onderwijs
Wie heeft er gelijk? Volgens Frans Schouwenburg, onderwijsvernieuwingadviseur bij Kennisnet, staat als een paal boven water dat ict-gebruik wel degelijk tot betere schoolprestaties kan leiden.
De meeste winst valt volgens hem te behalen bij het automatiseren van de lesstof: het leren van tafels, woordjes, topografie, spelling of het onder de knie krijgen van bepaalde rekenvaardigheden. Dat komt doordat bepaalde computerprogramma’s het mogelijk maken leerstof en oefeningen op maat aan te bieden én op maat feedback te geven. Voor een onderwijzer tegenwoordig bijna onmogelijk: de klassen zijn er veel te groot voor.
Verder scheelt werken met computers docenten een hoop nakijkwerk. En kunnen computers dan in kaart brengen met welk deel van de lesstof kinderen nog moeite hebben. De leerkracht, die door minder nakijkwerk meer tijd overhoudt, kan zo per kind gerichtere ondersteuning bieden.
Dat ict in het onderwijs tot op heden haar belofte nog niet goed heeft waargemaakt, heeft kortom hoogstwaarschijnlijk te maken met wat Maurice de Hond, OESO’s onderwijsdirecteur Andreas Schleicher en Kennisnets Frans Schouwenburg zeggen: we gebruiken ict nog niet op de juiste manier.
Dat komt volgens Frans Schouwenburg doordat veel scholen te weinig nadenken over de rol van ict in het onderwijs. Ze vinden het vooral sexy zich ermee te profileren. Maar hoe en waar zij die iPad voor willen gebruiken, of de docenten daar goed mee om kunnen gaan, of er wel geschikt digitaal lesmateriaal is en of er genoeg technische ondersteuning is op school, daar wordt volgens Schouwenburg nog veel te weinig over nagedacht.
En dan krijg je dus situaties als bij de anonieme docent: het werkt niet, nauwelijks of averechts.
De zwakte van ict in het onderwijs
Hoe zit het met de negatieve effecten? Gaan leerlingen inderdaad oppervlakkiger lezen van een scherm? Is het erg dat ze minder schrijven? Zijn de afleidingen van het internet inderdaad moeilijk te weerstaan? En hoe erg is dat?
Om met de eerste vraag te beginnen: ja, er is veel reden om te denken dat het lezen van een scherm ertoe leidt dat je de informatie minder goed verwerkt en onthoudt. De Noorse onderzoeker Anne Mangen legde 72 vijftien- en zestienjarigen met hetzelfde leesniveau twee teksten voor. De ene helft kreeg de tekst op papier, de andere op een beeldscherm. Toen beide groepen vervolgens vragen moesten beantwoorden over de teksten, deed de groep die ze van een scherm had gelezen het significant slechter. Er is meer dat in die richting wijst. Zo gaven studenten in meerdere onderzoeken aan liever van papier te lezen als ze een moeilijke tekst écht wilden doorgronden.
Als je een echt boek leest, dan voel je het verhaal meer. Dan kom je er meer in
Zo ook - tot mijn verbazing - op de iPadschool van Jaap Pasmans. Bij het vak Begrijpend lezen zaten de meeste kinderen niet over hun iPad, maar over een stapeltje papier gebogen. Dat vonden ze fijner lezen. Ook zag ik meerdere goedgevulde boekenkasten staan. ‘Als je een echt boek leest, dan voel je het verhaal meer. Dan kom je er meer in,’ aldus de tienjarige Abir die heel erg van ‘verzinverhalen’ houdt maar ook wel van ‘waargebeurde.’ Iets vergelijkbaars zei de zevenjarige Beatrice. ‘Ik lees liever van papier. Op de iPad heb je zo weinig bladzijden.’
En hoe zit het met schrijven? Is het erg als dat niet meer wordt gedaan? Op de iPadscholen vinden ze van niet. Ouders en kinderen mogen zelf bepalen of hun kinderen schrijflessen krijgen. Maar de kinderen hoeven er niet, zoals gebruikelijk op de basisschool, uitgebreid mee te oefenen. ‘Mijn zoon zegt ‘bekijk het maar met dat schrijven,’ zegt iPadschoolvader Vincent Everts. ‘En ik vind dat best. Dat schrijven kan me gestolen worden. Ik vind het belangrijker dat hij leert typen.’
Ook in Finland is besloten om vanaf 2016 kinderen niet meer te laten oefenen met schoonschrijven en vooral in te zetten op typen. Dat is opmerkelijk. Onderzoek wijst er namelijk op dat je de informatie oppervlakkiger verwerkt en dus minder goed onthoudt als je aantekeningen maakt door te typen dan wanneer je aantekeningen maakt met een pen. Ander onderzoek laat zien dat het leren en oefenen van het schrijven met de hand ervoor zorgt dat je op de lange termijn letters beter herkent en onthoudt.
Dit soort onderzoeken, die wijzen op het belang van fysieke leerervaringen, sluiten aan bij de bevindingen van een groep deskundigen van het mediawijsheid expertisecentrum Mediawijzer.net. Zij zetten een aantal onderzoeken naar de invloed van beeldschermgebruik op de ontwikkeling van het brein van jonge kinderen (tot zes jaar) op een rij en kwamen tot de volgende conclusie: ‘De basis voor de hersenontwikkeling wordt op jonge leeftijd gelegd door de zintuiglijke ervaringen in een driedimensionele wereld, via beweging, kijken, luisteren en menselijke interactie.’
Simpel gesteld: van een vierkant blokje in het juiste gat van een vormenstoof stoppen, leer je meer dan van het slepen van een vierkantje naar het juiste virtuele gat op je iPad. In het eerste geval is er sprake van een veel rijker leerproces ‘omdat het een beroep doet op veel meer zintuigen,’ schrijft neuropsychiatrieprofessor Theo Compernolle in zijn boek Ontketen je brein. Om die reden vinden de deskundigen van het expertisecentrum dat beeldschermmedia, tablets en televisie door kinderen tot zes jaar met mate gebruikt moeten worden, ‘omdat anders de kans bestaat dat het een goede ontwikkeling in de weg gaat zitten.’
En dan de laatste vraag. Heeft het schoolwerk van kinderen te lijden onder de afleiding die het internet ze ook kan bieden? Volgens Kennisnet verschilt dat per kind. Het een kan beter zelfstandig met de computer werken dan het ander. De tienjarige Abir denkt er ook zo over: ‘Ga leren. Dat zeg ik altijd tegen mezelf als ik zin heb om een spelletje te spelen. Sommige kinderen kunnen dat niet en gaan toch steeds wél een spelletje doen. Die worden dan wel hard aangepakt hoor. Die krijgen straf. Of alle spelletjes worden uitgeschakeld.’
Volgens de aan de Universiteit van Gent ‘doctorerende’ Pieter-Jan Decoster kan die permanente afleiding verstrekkende gevolgen hebben. Om dat uit te leggen, wijst hij op twee verschillende vormen van aandacht: diepe aandacht en hyperaandacht. Hyperaandacht is een primitieve vorm van aandacht die ook voorkomt bij dieren. Het stelt ons in staat te handelen én waakzaam te blijven. Diepe aandacht is een aandachtsvorm die ons onderscheidt van de dieren. Ze stelt ons in staat om te reflecteren, analytisch en systematisch te denken, creatief te denken, problemen op te lossen en vooruit te denken. Google en Facebook zetten ons in de hyperaandachtmodus. Kinderen (en volwassenen) die hier overmatig gebruik van maken, ‘oefenen’ daardoor minder met die diepe aandacht. Zij maken vooral gebruik van hun ‘reflexbrein’ en weinig van hun ‘reflecterende brein,’ zoals professor Theo Compernolle dat noemt.
Anders dan Kennisnet vindt Decoster dat, als je nadenkt over de voor- en nadelen van meer ict in de klas, je ook moet nadenken over onderwijsopbrengsten die verder gaan dan ‘klaargestoomd worden voor de arbeidsmarkt.’ Onderwijs moet volgens hem ook vormend zijn. Decoster: ‘Dieren kunnen ook ‘leren’, maar mensen worden daarenboven ook gevormd. Technologie doet iets met ons, en om ervoor te zorgen dat die technologie ons niet misvormt, zijn we genoodzaakt te experimenteren met het scherm zodat het geen ‘hyperattention,’ maar ‘deep attention’ veroorzaakt.’
Dus? Eindelijk echt over onderwijs nadenken
De conclusie die ik trek uit alles wat ik gelezen en gehoord heb, is dat naarmate de computer oprukt, we meer dan ooit gedwongen worden om na te denken over wat we nou écht belangrijk vinden in het onderwijs. Het lukraak invoeren van meer ict op school en een gebrek aan ideeën over wat we nou precies met ons onderwijs willen bereiken, wordt in deze tijd harder dan ooit afgestraft. Want:
- Het is duur (je hebt voor veel geld computers aangeschaft maar het levert niks op).
- Je mist kansen (namelijk: het sneller en makkelijker automatiseren van de lesstof met betere schoolresultaten tot gevolg).
- Het kan daadwerkelijk schade aanrichten (omdat kinderen minder goed (leren) lezen, minder oefenen met schrijven - met alle bijkomende problemen - of sterk worden afgeleid door ‘de geneugten’ van het internet - met alle gevolgen van dien voor hun vermogen om ergens diepe aandacht voor op te brengen).
Idealiter leidt het besef hiervan tot minder kip-zonder-kopgedrag en meer aandacht voor de meer ‘vormende’ vakken waar die diepe aandacht voor nodig is. De vraag waar elke school dan niet meer omheen kan - ‘wat doen we met computers in het onderwijs?’ - zou in die zin dus kunnen werken als een katalysator voor bewuster (en beter) onderwijs.
Meer verhalen hierover:
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!