Elf lessen van Beatrice de Graaf, de hoogleraar die Nederland de weg wijst na Parijs
Het was de vraag waar iedereen vorige week een antwoord op zocht: hoe bestrijden we terrorisme nu het best? In de mist na de aanslagenweek was één expert een baken van helderheid: Beatrice de Graaf. In een interview deelt ze een aantal lessen. ‘Welke boodschap staat er nu echt op die bommen geschreven?’
Als er de afgelopen roerige week één iemand de weg wees in het nationale terrorismedebat, dan was het Beatrice de Graaf. De hoogleraar internationale betrekkingen schoof overal aan om de aanslagen in Parijs te duiden. Pauw, De Wereld Draait Door, Nieuwsuur - en tussendoor nog wat kranten- en radio-interviews.
Een verademing.
De Graaf bezit de zeldzame gave om zich soeverein staande te houden in snelle praatprogramma’s, zónder concessies te hoeven doen aan de inhoud. Ze schreeuwt niet en trekt geen emotionele registers open. Ze scheidt feit van fictie, doceert op een heldere manier en schroomt niet om minutenlang het woord te nemen en de diepte in te gaan.
‘Is er eigenlijk al een Beatrice-de-Graaf-fanclub?’, tweette een kijker na Nieuwsuur. Het was een van de vele digitale loftuitingen op haar optredens.
En ja, ook ik interview Beatrice de Graaf over de nasleep van de aanslagen in Parijs.
In haar universitaire werkkamer in Utrecht vertelt ze me dat ze zich op dit moment ‘stevig’ aan het verdiepen is in de organisatiestructuur van Islamitische Staat. Nog voordat het gesprek goed en wel is begonnen, steekt ze van wal, in wat nog het best te beschrijven valt als een combinatie tussen logisch redeneren, hardop nadenken en college geven.
Welke lessen heeft de terrorismedeskundige voor Nederland? In het gesprek dat ik met haar voerde passeerden er elf de revue.
1: Het ene front in de strijd tegen terrorisme is het andere niet
‘Het lastige van de aanslagen in Parijs is dat die eigenlijk in twee fronten uiteenvallen,’ vertelt ze. ‘Er is een homegrown front in Europa, met jongeren uit de buitenwijken - uit Molenbeek, uit de voorsteden. En IS heeft een front in het Midden-Oosten. Aan de ene kant moet je als terrorismebestrijder hier in Europa aan het werk, want hier is het gebeurd. Hier zijn de safehouses, hier zijn de netwerken, de logistiek, hier moet je de eyes en ears on the ground hebben en fors inzetten op deradicalisering.’
Dat deel van de terreurbestrijding hebben we aardig onder de knie, zegt De Graaf. Maar van dat andere front, in het Midden-Oosten, begrijpen we veel minder.
2: Wat je niet kent, kun je ook niet bestrijden
‘Want wat is Islamitische Staat eigenlijk voor regime?,’ vraagt de hoogleraar. ‘Is Islamitische Staat er als organisatie überhaupt toe in staat om dit soort aanvallen in Europa uit te voeren? We weten aardig wat over IS’ ideologie, maar nog vrij weinig over de organisatie zelf. Daarom begrijpen we niet goed waarom de groep erin slaagt om nieuwe rekruten aan te trekken, middelen te genereren en levensvatbaar te blijven. En daardoor kunnen we IS niet goed bestrijden. Ik snap ook wel dat je íéts moet doen. Maar wat? Bombarderen?’
‘IS bestaat uit een heel aantal bataljons ,’ vertelt De Graaf. ‘Als je Raqqa bombardeert, schakel je de bataljons in Raqqa uit. Maar kan IS zich dan niet gewoon verplaatsen, naar de Sinaï-woestijn, naar Libanon, naar Jemen? Het lijkt sterk genoeg, en het heeft veel grondgebied.’
3: Voor iedere generatie terroristen die je uitschakelt, krijg je een meedogenlozere terug
‘Uit de theorie van het terrorisme weten we dat elke nieuwe generatie van een terroristengroep meedogenlozer is dan de vorige. De nieuwkomers zijn al geschoold in het geweld. Dat zag je ook bij andere terreurgroepen: bij de IRA in Ierland, bij de Duitse RAF, bij de FARC in Colombia. Elke volgende generatie ging bruter te werk. Wat betekent het dan dat je gaat bombarderen in Raqqa?’
Ik vraag haar of er wel tijd is om daar rustig over na te denken. Raqqa wordt gebombardeerd, Frankrijk en Rusland sluiten een alliantie, meerdere landen spreken oorlogstaal. De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb heeft het over het wegvagen van 40 tot 50 duizend mensen die zich hebben aangesloten bij IS. ‘Er is nog zoveel onduidelijk,’ zegt De Graaf, ‘en dat zou je niet moeten willen oplossen met dergelijke simplistische stellingnamen: we gaan bombarderen, we vagen ze uit. De geschiedenis laat zien dat deze strategie vrijwel nooit werkt, en al zeker niet op de korte termijn. Als het al werkt, zo’n strikt militaire oplossing, dan alleen met inzet van duizenden grondtroepen en met een commitment van jaren.’
‘Als Aboutaleb zegt dat je mensen moet wegvagen, grijp ik als historicus terug naar vergelijkbare situaties in de geschiedenis. Situaties waarin gestreden werd tegen groepen die grondgebied in handen hadden en in staat waren steun bij de bevolking te vinden - de zogeheten insurgents. De strijd tegen IS lijkt in die zin op Vietnam. Of op die tegen de Taliban. En we weten allemaal hoe die conflicten zijn afgelopen voor het Westen. Niet zo goed.’
4: Terrorisme en de bestrijding daarvan draait niet alleen om aanslagen
Dat het terroristen niet alleen gaat om het aantal slachtoffers van aanslagen, is bekend. Ze zijn ook uit op het zaaien van angst. Op maatschappelijke ontwrichting. De Graaf heeft daar met haar academische werk een minstens zo belangrijk inzicht aan toegevoegd: ook het succes van de bestrijding van terrorisme ligt in de maatschappelijke gevolgen van contraterrorismebeleid.
Terroristen willen een ‘theater van de angst’ creëren, zo stelde De Graaf in 2010 in haar boek Theater van de angst. De vraag is of je als terrorismebestrijder gaat meespelen in dat theater. Met oorlogsretoriek en extreme maatregelen doe je precies dat en loop je het risico dat je de terroristen geeft wat ze willen. Door juist de maatschappelijke angst te neutraliseren, en daar waar het kan achter de schermen te opereren, geef je terrorisme minder kans wortel te schieten.
5: Terrorismebestrijding draait om beeldvorming
De strijd tussen terroristen en hun bestrijders wordt zo ook een strijd over de beeldvorming. In Theater van de angst analyseerde De Graaf uitvoerig verschillende historische terroristen en hun bestrijders. Bovendien presenteerde ze statistisch bewijs voor haar belangrijkste stelling. Die komt ongeveer hierop neer: hoe bedachtzamer de respons op terrorisme - ‘maatregelen die gericht zijn op deradicalisering, preventie van rekrutering en op zo min mogelijk maatschappelijke mobilisering’ - hoe minder aanslagen en doden.
Haar theorie mag dan nu acht jaar oud zijn, hij sluit volgens De Graaf nog steeds naadloos aan op de actualiteit. ‘Het contraterrorismebeleid van Sarkozy vanaf 2007 en het spierballenvertoon van Frankrijk hebben op lokaal niveau de effectiviteit van terrorismebestrijding ondermijnd,’ zegt ze. ‘De acties van zijn opvolger Hollande kunnen invloed hebben op de stemming onder de bevolking, de stemming in de banlieues, op de manier waarop de IS-propaganda werkt, óók op jongeren hier in Nederland. Dat moet je als terrorismebestrijders monitoren. Omdat het de ideologische munitie voor de volgende golf van rekrutering kan zijn.’
Frankrijk lijkt deze kennis nog niet helemaal toe te passen. ‘Ik snap ook dat de Franse regering iets wil doen. Maar bij elke aanval die je uitvoert, moet je niet alleen de directe resultaten maar ook de boodschap daarvan meewegen. Terroristische groeperingen kunnen jouw acties inzetten om de overtuigingskracht van hun eigen campagnes kracht bij te zetten. En ik vraag mij ook af hoe chirurgisch die aanvallen eigenlijk zijn. Is er überhaupt nagedacht over de effectiviteit? Of is het pure wraakzucht? De Franse president Hollande heeft een bondgenootschap met Rusland gesloten. Daarmee doet hij exact wat IS steeds zegt: wij worden aangevallen door een front van westerse en oosterse kruisvaarders. Dat verhaal heeft voor hen een enorm legitimerende functie om nieuwe aanslagen te plegen en om nieuwe jongens te rekruteren. Daar maak ik me zorgen over.’
6: Terrorismebestrijders moeten een alternatief verhaal vertellen
‘De manier waarop IS propaganda inzet - en waar media, burgers en andere groepen vervolgens op reageren - maakt de controle van autoriteiten op de beeldvorming heel erg lastig. De overheid heeft geen informatie-monopolie meer. Je moet dan als overheid dus vooral niet proberen om de boel te dempen of terughoudend te zijn, want dat kan niet meer. Het betekent dat je zelf met woorden terug moet gaan vechten én de zeggingskracht van je eigen daden in de gaten moet houden. Hoe komen die aan bij kwetsbare groepen? Waar dreigt onvrede, paniek of radicalisering te ontstaan?’
Dat beeldvorming in de fase na de aanslag ertoe doet blijkt ook uit een recent voorbeeld, zegt ze. ‘Dat zag je na de aanslagen van Tristan van der Vlis in Alphen aan den Rijn in 2011. Iedereen vroeg zich meteen af of hij een jihadist was. Er zijn toen dappere ambtenaren en agenten gaan twitteren dat het om één enkele dader ging, een blanke man. Dat was heel belangrijk om de paniek te bezweren. Allereerst zit het hem in heel snel en adequaat voorzien van informatie.’
‘Een opkomend veld binnen de terrorismewetenschap heet counter narratives. Dat draait om het idee dat je terrorisme ook kan en moet bestrijden op inhoud, met alternatieve informatie en boodschappen. Het laatste woord is daar nog niet over gezegd. Werkt het? We hebben wel wat ervaring met dit soort tegenboodschappen - denk aan de strijd tegen roken en drugs. Maar hoe werkt dat dan in de psyche van jongeren? In de banlieues bijvoorbeeld werkt het verspreiden van verklaringen en geschreven oproepen minder goed. Een groot deel van de bewoners leest dat toch niet.’
‘Volgens burgemeester Beaudet van de voorstad Courcouronnes werkt het veel beter om ’s avonds op een kistje te klimmen en de mensen toe te spreken. Om mondelinge mededelingen en oproepen te doen, net als vroeger de stadsomroeper dat deed. Nog beter is als het uit gemeenschappen zelf komt. In Syrië hebben nu 49 oppositiepartijen de aanslagen in Parijs veroordeeld. Daarbij zaten de partijen die wij op de terroristenlijst hebben staan. Ook dat is een counter narrative. Of de hashtag die afgelopen week populair was onder Parijzenaren: ‘je suis en terrasse’.’
7: Ook daden zijn woorden
Wie nu denkt dat ‘counter narratives’ een mooi woord is voor reclame door terrorismebestrijders, heeft het mis. ‘Het is veel strategischer,’ zegt De Graaf. ‘Raqqa bombarderen is ook een boodschap. Daarna kun je wel zeggen dat je het niet zo bedoeld hebt, maar dat heeft weinig zin. Elke daad die je stelt is een boodschap. Als je ergens helikopters naartoe stuurt, als je veel blauw op straat hebt lopen. De subtekst van die boodschap is dan bijvoorbeeld: het is hier reuze gevaarlijk.’
‘Soms kan het niet anders, maar weet wel: je kunt wel slimme reclameboodschappen en tweets verzinnen, maar je handelingen spreken ook een taal. Dat punt uit mijn boek staat nog steeds overeind. Nu je als terrorismebestrijder veel minder dan vroeger grip hebt op de beeldvorming en de publieke opinie, wordt het nóg belangrijker om heel bewust om te gaan met dat wat je wél kunt controleren. Welke boodschap staat er nu echt op je bom geschreven?’
8: Terrorisme komt maar verdwijnt ook altijd weer. Altijd.
‘Ik geef het vak ‘de geschiedenis van het terrorisme’. Daarbij gaan we uit van de zogenoemde golftheorie . Dat is een hele ontnuchterende, enge maar tegelijkertijd ook wel weer geruststellende theorie, die stelt dat terrorisme zich parallel aan de opkomst van de moderne staat sinds de negentiende eeuw heeft ontwikkeld. Volgens de theorie zijn er sindsdien vier golven van terrorisme geweest. Tegenwoordig zitten we midden in de vierde golf, de golf van religieus geweld. Het geruststellende aspect aan de theorie is dat elke golf tot nu toe hetzelfde proces doorliep: het komt, het consolideert, het leidt tot verschrikkelijke daden - tot doden en gewonden - en zwakt dan af.’
‘Hoe lang die golven duren en hoe intens ze zijn, hangt af van de mate waarin de terroristen in staat zijn nieuwe rekruten te genereren en van de manier waarop de samenleving en de autoriteiten erop reageren. Wakkert het terrorisme onvrede aan, of is het snel de kop in te drukken? In hoeverre is de omgeving ontvankelijk voor hun boodschap?’
9. In Nederland ligt het niet voor de hand om gewelddadig jihadist te worden
‘In Nederland hebben jihadisten genoeg manieren om hun boodschap te verkondigen zonder geweld. Je kunt hier een partij oprichten. Demonstraties organiseren, een islamitisch theehuis openen, jouw manier van leven vormgeven zoals jij wilt. Als die alternatieven er niet zijn, wordt het moeilijk om op andere manieren je gelijk te halen. Er is een heel sterke correlatie tussen de repressie van minderheden en de overtuigingskracht van terroristen op hun achterban. Maar er zijn altijd uitzonderingen die toch de weg van het geweld zoeken. Die uitzonderingen zijn onmogelijk te doorgronden.’
10: Je zult terroristen nooit helemaal leren kennen
‘Het is niet mogelijk om te voorspellen welk individu terrorist wordt. Niemand is er ooit in geslaagd om een terroristisch profiel te maken. Ze zijn niet altijd ongelukkig, ze zijn niet altijd arm, ze komen niet altijd uit dezelfde regio. Ze zijn wel vaak crimineel en hebben wel vaak broertjes of zusjes die terrorist zijn. Om een individuele terrorist echt te begrijpen, kun je misschien beter bij een romanschrijver dan bij een wetenschapper aankloppen.’
11: De beste terreurbestrijder is een wijkagent
Bij Pauw legde Beatrice de Graaf deze week al uit dat contraterrorisme mensenwerk is. Dat de meeste terroristische aanslagen niet worden verijdeld door geavanceerde technologie van geheime diensten, maar door informatie die reclasseringsbeambten, politieagenten of wijkwerkers ter ore is gekomen.
In Frankrijk ging het precies op dat punt mis, legt de professor uit. De Franse president Sarkozy voerde vanaf 2007 een ‘zero tolerance-beleid.’ Sarkozy stampte nieuwe eenheden uit de grond en gaf zijn terrorismebestrijders een hele reeks nieuwe bevoegdheden. Het probleem: die waren helemaal niet zo effectief, ze waren vooral bedoeld ‘voor de bühne.’
Om die nieuwe projecten te kunnen financieren snoeide Sarkozy flink in wijk- en gemeentebudgetten. Buurtagenten verdwenen en deradicaliseringsprogramma’s werden stilgelegd. Inmiddels klagen burgemeesters van banlieues dat ze niet genoeg middelen hebben om de problemen met moslimjongeren te bestrijden. In plaats van zich alleen te richten op Syrië, legt De Graaf uit, zou president Hollande zich ook eens moeten richten op de banlieues, ‘waar de volgende golf van geweld zich alweer aandient’.
Naar Cambridge
Volgend jaar gaat De Graaf enkele maanden naar Cambridge, de Britse topuniversiteit. Onderzoek doen naar het veiligheidsdenken in de negentiende eeuw. ‘Fijn peuteren tussen de oude archieven,’ zegt ze. ‘De geur opsnuiven van negentiende-eeuwse manuscripten. Dat geeft mij rust. Daar ga ik écht nadenken over de grondslagen en de dynamiek van geweld en veiligheid, en daardoor begrijp ik dan ook weer meer van de actualiteit. Als ik alleen maar achter aanslagen aanren, merk ik dat de flipperkast hierboven te veel gaat flipperen. Het balletje moet ook rustig kunnen rollen.’