Nieuw onderzoek toont aan: van een uitkering word je helemaal niet lui
Onderzoekers van de Amerikaanse universiteiten Harvard en MIT vergeleken zeven grote programma’s waarin arme mensen geld krijgen van de overheid. Worden ze lui van dat geld? Integendeel, mensen hoeven niet gepamperd en gecontroleerd te worden om iets te maken van hun leven.
Stel: je krijgt 1.000 euro. Iedere maand. Cash. En je mag helemaal zelf weten wat je ermee doet.
Zou je stoppen met werken?
In de afgelopen maanden kreeg ik steeds twee antwoorden op deze vraag:
- ‘Nee, natuurlijk stop ik niet met werken. Ik wil iets maken van mijn leven.’
- ‘Of nu ja, ik denk dat andere mensen wél zullen stoppen. De meeste mensen moeten toch geprikkeld worden om in beweging te komen.’
99 procent zegt, kortom, niet te stoppen en nog eens 99 procent denkt dat anderen dit wel zullen doen. ‘Ik ben vlijtig, wij zijn lui’ – dat is de standaardreactie.
Mocht je denken dat het hier om een onschuldige gedachtekronkel gaat, niets is minder waar. Stapels wetgeving worden erop gebaseerd. Vadertje Staat probeert mensen voortdurend te prikkelen of te dwingen om iets nuttigs te doen, met boetes, controles, werkcoaches en noem maar op. Van de Engelse Poor Law (1834) tot de Nederlandse Participatiewet (2015), keer op keer is het uitgangspunt hetzelfde: mensen zijn eigenlijk lui. ‘Een cultuur van achteroverleunen,’ zo typeerde Mark Rutte de bijstand een paar jaar geleden nog.
Maar klopt dit eigenlijk wel? Er is inmiddels heel wat wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de relatie tussen de sociale zekerheid en de werkmotivatie. Neem het artikel van vier onderzoekers van Harvard en MIT, dat een paar weken geleden verscheen. Titel: ‘Het debunken van het stereotype van de luie uitkeringstrekker.’ De auteurs analyseren zeven grote studies naar onvoorwaardelijke en voorwaardelijke cash transfers in Mexico, Nicaragua, Honduras, de Filipijnen, Marokko en Indonesië, waarbij mensen iedere maand een bedrag van de overheid krijgen.
Conclusie: er is ‘geen systematisch bewijs’ dat zulke regelingen luiheid in de hand werken. Er is simpelweg geen effect op de werklust.
Sterker nog, uit andere onderzoeken uit bijvoorbeeld India, Oeganda en Nigeria blijkt dat een zak met geld ervoor kan zorgen dat mensen méér gaan werken. Het geld stelt ze bijvoorbeeld in staat om een bedrijfje te beginnen. Bij de laatste twee programma’s was dit expliciet de bedoeling: de deelnemers schreven een bedrijfsplan en kregen vervolgens een flink geldbedrag dat ze, zonder enige controle, mochten besteden. In Nigeria kregen 1.200 beginnende ondernemers 50.000 Amerikaanse dollar. Toen de resultaten van dit gedurfde experiment werden gepubliceerd, vroeg de vooraanstaande econoom Chris Blattman zich droogjes af: ‘Is dit het meest effectieve ontwikkelingsprogramma in de geschiedenis?’
Er waren maar liefst 7.000 banen gecreëerd.
Werkt dit ook in rijkere landen?
Terwijl landen als Nederland en België in de afgelopen dertig jaar hebben ingezet op meer controle, is er in het zuiden van de wereld iets heel anders aan de hand. Van Brazilië tot Indonesië zijn cash transfers dé vorm van sociale zekerheid aan het worden. De vraag dringt zich op: zou dit systeem ook werken in rijkere landen?
Waarschijnlijk wel. Het beschikbare bewijs – bijvoorbeeld van de grootschalige experimenten die in de jaren zeventig in Canada en de VS zijn uitgevoerd – suggereert dat ook westerlingen iets willen maken van hun leven. Duizenden huishoudens werden indertijd boven de armoedegrens uitgetild en vrijwel niemand ging luieren. Het aantal werkuren nam weliswaar iets af, maar dit werd gecompenseerd doordat mensen langer naar school gingen of naar een betere baan zochten. En toen onderzoekers later nog een keer naar de administratieve data van de overheid keken (in plaats van naar de uren die mensen zelf hadden gerapporteerd) bleek dat er helemaal niet minder was gewerkt.
Begrijp me niet verkeerd: in Nederland zitten er wel degelijk mensen vast in de bijstand. Maar dit heeft niets te maken met ‘een cultuur van achteroverleunen’. Het komt doordat er simpelweg te weinig banen zijn. En vergeet de zogenoemde ‘armoedeval’ niet: voor bijvoorbeeld alleenstaande moeders kan de uitkering hoger zijn dan het minimumloon. Niet zo gek als je dan in de bijstand blijft.
De armoedeval kan overigens worden opgelost door mensen een deel van hun uitkering te laten houden als ze een baan vinden. Dat is precies wat er in de Noord-Amerikaanse experimenten in de jaren zeventig gebeurde.
Newsflash: de meeste mensen willen iets maken van hun leven
Dus stel: iedere volwassen Nederlander krijgt 1.000 euro. Per maand. Cash. Zouden we massaal stoppen met werken?
Wie bladert door de onderzoeken naar onze werkmotivatie, komt tot een eenvoudige conclusie: nee, natuurlijk niet. Bijna iedereen wil iets bijdragen en bijna niemand hoeft daartoe te worden gedwongen.
Geld is dan ook niet de belangrijkste drijfveer van de meeste mensen. Integendeel, de sterkste prikkel om te werken komt al sinds mensenheugenis uit de mens zelf. Zo blijkt het risico van zelfsturende teams niet dat we minder werken als we eigen baas worden, maar juist dat we onszelf overwerken. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat niemand zo productief is als de werknemer die voldoening vindt in zijn werk. Er zijn zelfs aanwijzingen dat als je mensen beloont voor werk dat ze eerst gratis, uit intrinsieke motivatie deden, ze vervolgens minder goed presteren.
Drijfveren stapelen zich niet altijd op, concludeert de Amerikaanse psycholoog Barry Schwartz. Soms concurreren ze met elkaar. Zo kan een cultuur van controle en rendementsdenken ervoor zorgen dat mensen minder goed werk afleveren. Dokters gaan opereren om hun quota te halen (niet om mensen beter te maken), leraren gaan lesgeven om betere toetsresultaten te behalen (niet om kinderen slimmer te maken) en bankiers gaan geld uitlenen om bonussen binnen te tikken (niet om de wereld welvarender te maken). Hoe meer je de mens stuurt met bonussen, boetes, regels en contracten, hoe groter de kans dat je zijn intrinsieke motivatie sloopt.
Natuurlijk, er zijn altijd snobs die denken dat intrinsieke motivatie alleen is weggelegd voor briljante onderzoekers, kunstenaars of ondernemers. Maar praat dan eens met een gepassioneerde kapper, een plichtsgetrouwe conciërge of de schoonmaker in een ziekenhuis. Iedereen kan zijn vaardigheden inzetten op een manier die voldoening geeft - als hij daar maar de kans toe krijgt.
En dat is nu net waar het aan schort: veel mensen krijgen die kans niet. In de huidige economie worden hordes werknemers gedwongen om werk te doen waar ze zelf niet in geloven. Volgens een groot onderzoek van Gallup in 142 landen is slechts 13 procent van de werknemers wereldwijd ‘geëngageerd’. In Nederland is het nog minder: 9 procent. Veel mensen, en dan vooral aan de bovenkant van de salarisschaal, geloven dat hun werk niet zo nuttig, overbodig of zelfs schadelijk is.
Gelukkig is er een alternatief. Dat is een werkvloer en een sociale zekerheid die mensen de kans geeft om zélf iets van hun leven te maken. Zullen er dan nog figuren zijn die het liefste de hele dag luieren op de bank? Ongetwijfeld. Maar waarom zouden we onze wetten, regels en protocollen op die kleine minderheid baseren, in plaats van op de overgrote meerderheid?