Waarom rijke landen moeten betalen voor klimaatverandering (en hoe jij daarbij kan helpen)

Jelmer Mommers
Correspondent Democratie & Klimaat
In de Jamunarivier in Bangladesh zoeken koeien naar voedsel in de door overstroming verwoeste weilanden. Foto: Mohammad Rakibul / Hollandse Hoogte

Tijdens de eerste week op de klimaattop in Parijs merkte ik: bijna alle strijd gaat hier over geld en de historische verantwoordelijkheid voor de opwarming van de aarde. Maar de discussies over het verleden ontnemen het zicht op een ongemakkelijke waarheid: we zijn ook nu nog de grootste vervuilers.

De klimaattop in Parijs moet een eerlijk en rechtvaardig verdrag opleveren. Dat tientallen landen, ngo’s en religieuze organisaties. Maar wat betekent dat concreet, ‘eerlijk en rechtvaardig’? Dat is de grote vraag achter zo ongeveer alles waarover momenteel in Parijs, waar ik op dit moment de top van dichtbij volg, wordt gestreden:

  • Hoeveel compensatie verdienen eilandstaten die nu langzaam door opwarming waar ze bijna niets aan hebben bijgedragen?
  • Moet de wereld streven naar of 2 Celsius ook als dat laatste betekent dat op termijn miljoenen mensen moeten migreren?
  • Hoeveel geld en technologie moet het Westen beschikbaar stellen om ontwikkelingslanden te helpen bij de beperking van hun uitstoot?

Eind deze week moet er een nieuw akkoord liggen dat een voorlopig antwoord geeft op al deze vragen. Hoewel er rijke landen zijn die hun best doen om kwetsbare en arme landen tegemoet te komen, zullen die laatsten waarschijnlijk - zoals altijd - aan het kortste eind trekken.

Het Westen neemt namelijk onvoldoende verantwoordelijkheid. Om helder te zien waarom, moeten we naar onszelf kijken. Als we dat doen, zien we dat klimaatrechtvaardigheid alles te maken heeft met historische schuld én met hedendaagse consumptie.

Het is niet abstract, het gaat over ons allemaal, omdat wij zelf de grootste verantwoordelijkheid voor klimaatverandering dragen - vroeger én vandaag.

Maar eerst: het huidige debat in Parijs

De belangrijkste discussie in Parijs gaat over geld. Bijna iedereen is het er wel over eens dat het Westen de portemonnee moet trekken om de ontwikkelingslanden te helpen bij hun verduurzaming. ‘De ontwikkelde wereld heeft Afrika een milieuschuld in te lossen,’ zei de Franse president François Hollande De Duitse bondskanselier Angela Merkel pleitte expliciet voor een ‘eerlijk’ akkoord: ‘De geïndustrialiseerde landen moeten de leiding nemen. De uitstoot van het verleden is door ons veroorzaakt.’

Ontwikkelingslanden beroepen zich op deze ‘historische schuld’ van het Westen om financiële steun te krijgen. India bijvoorbeeld - een hoofdrolspeler in de huidige onderhandelingen - wil de uitstoot maar heeft aangegeven dat dat alleen lukt met minstens dollar per jaar aan investeringen die het zelf niet volledig kan opbrengen. Zonder geld uit het buitenland zal India wel moeten kiezen voor goedkope vieze energie uit kolen, want dat is de snelste manier om 300 miljoen inwoners toegang tot moderne energie te geven. En dat geldt niet alleen voor India, maar voor alle ontwikkelingslanden van de wereld. Duurzaamheid is voor hen alleen een optie als het

Het water van de Jamunarivier in Bangladesh neemt steeds meer land. Een deel van het dorp is al vertrokken naar elders. Foto: Mohammad Rakibul / Hollandse Hoogte

De rijke landen gaan hier tot op zekere hoogte in mee, maar ze willen niet verantwoordelijk gesteld worden voor het hele probleem - en dus ook niet voor de volledige financiering van de oplossingen. China is nu de grootste uitstoter op aarde, India komt op plaats vier (Amerika en Europa zitten hiertussenin). ‘We bevinden ons nu in een situatie waar 60 tot 65 procent van de emissies van ontwikkelingslanden komt,’ zei de Amerikaanse klimaatafgezant Todd Stern voor aanvang van de top. ‘Dat is een goede zaak. Het betekent dat de ontwikkelingslanden zich ontwikkelen. Maar je kunt klimaatverandering niet oplossen als je alleen de 35 procent [uitstoot van de rijke landen] aanpakt.’

Ook daar zit iets in. China en zijn van plan om de komende vijftien jaar nog 1617 nieuwe kolencentrales te bouwen (ondanks waarschuwingen dat een deel daarvan is). Dat ondermijnt iedere poging om de opwarming van de aarde nog binnen enigszins veilige grenzen te houden, want de aarde zal zeker met meer dan 2 graden opwarmen als al deze geplande centrales worden Met de van vandaag is het simpelweg niet te verdedigen om nog zoveel vieze centrales neer te zetten. Opkomende economieën moeten meer verantwoordelijkheid nemen, zeggen de rijke landen.

India wil er niets van weten. ‘Groot-Brittannië heeft onlangs bekendgemaakt dat het in 2025 alle kolencentrales sluit,’ zei een lid van de Indiase delegatie vorige week. ‘Dat is een mooie commitment. Maar wat betekent het werkelijk? Het betekent dat het land dat ons de industriële revolutie gaf - weten jullie nog? - nog een decennium kolen gaat verstoken.’ Als Engeland nog tien jaar kolen nodig heeft, hoe kan India dan het recht ontzegd worden om nu nog nieuwe kolencentrales te bouwen?

‘Wij schamen ons niet dat we kolen gebruiken,’ zei de Indiase kolen- en energieminister Piyush Goyal in Parijs. ‘De VS en het Westen hebben zich 150 jaar lang op basis van goedkope energie uit kolen ontwikkeld.’

Wie heeft er gelijk?

Om deze discussie te overzien moeten we een stapje terug zetten. Als we helder na willen denken over klimaatverandering en rechtvaardigheid, is het eerste belangrijke inzicht dat klimaatverandering zelf een gevolg is van een groot en systematisch onrecht. Om dat uit te leggen ga ik een beetje terug in de tijd, naar de industriële revolutie. Ongeveer de helft van alle CO2 die sindsdien de lucht in is gegaan, komt van Amerika en Europa:

Achter deze cijfers gaat een voor het Westen zeer ongemakkelijke geschiedenis van uitbuiting en exploitatie schuil. Die begint in de tweede helft van de achttiende eeuw, als westerse landen op eigen bodem fossiele brandstoffen beginnen te ontginnen. De stoommachine van James Watt draaide op Britse kolen, maar hij voedde het idee dat de hele wereld de speelbal van de oppermachtige blanke man was. Hij kon nemen, nemen, nemen - van moeder aarde en van ‘minderwaardige’ volkeren. Het fossiele tijdperk en het kolonialisme ontwikkelden zich vervolgens hand in hand, en zij lieten een enorme ravage na in de landen die van natuurlijke hulpbronnen en goedkope arbeidskrachten - mannen, vrouwen, kinderen - werden

Na de steenkool begon het tijdperk van de olie, en hoewel het kolonialisme ten einde liep, bleven westerse overheden en stevig gesubsidieerde westerse staatsbedrijven samenwerken met malafide regimes in ruil voor waanzinnige hoeveelheden steenkool, olie en De rijke landen en bedrijven werden steeds rijker, terwijl dictators in het zadel werden gehouden en de lokale bevolking in de wingewesten werd onderdrukt. En helaas is dit tijdperk nog altijd niet ten einde gekomen – bijvoorbeeld omdat de groteske ongelijkheid die eruit is voortgekomen, verzegeld ligt in zo ongeveer alle internationale

De ontwikkelingslanden hebben deze geschiedenis in hun achterhoofd als ze praten over klimaatrechtvaardigheid, al zeggen ze dat meestal niet hardop (dat zou niet ‘constructief’ zijn). Zij kennen de bron van onze welvaart, zij kennen het systeem dat verantwoordelijk is voor het grootste deel van de CO2 in de atmosfeer, waarschijnlijk kennen zij het dan

Langs de oever van de Jamunarivier in Bangladesh. Foto: Mohammad Rakibul / Hollandse Hoogte

En helaas is dat niet het einde van het verhaal. Want het oneerlijke systeem dat klimaatverandering veroorzaakte, brengt nu een nieuw onrecht voort: de landen die toch al het meest benadeeld waren, zullen het hardst worden getroffen door de opwarming. Landbouw in Afrika ten zuiden van de Sahara zal bijvoorbeeld steeds moeilijker of worden.

Nu kun je het voor de rijke landen opnemen door te zeggen dat ze niet altijd hebben geweten dat het verbranden van fossiele brandstoffen deze gevolgen zou hebben. Dat is waar.

Maar zelfs als je het alleen vanaf 1990 bekijkt - toen de impact van CO2 goed en wel bekend was - hebben de historische uitstootkampioenen Europa en de VS bijna van de uitstoot veroorzaakt. Bovendien hebben de rijke landen (op een paar uitzonderingen na) consequent doorgebouwd aan hun fossiele infrastructuur - zelfs toen ze rijk genoeg waren om voor duurzaam te kiezen.

Hoe vertaalt deze geschiedenis zich in de onderhandelingen?

Zoals gezegd accepteren de rijke landen tot op zekere hoogte hun verantwoordelijkheid. Maar ze vinden ook dat landen die inmiddels op eigen benen kunnen staan, mee moeten betalen voor de oplossingen. In de typerende woorden van premier Rutte op de eerste dag van de top: ‘De traditionele verdeling tussen rijk en arm en noord en zuid is niet langer allesbepalend. De mogelijkheden van landen veranderen. En het is belangrijk dat iedereen naar vermogen bijdraagt.’

In het werd de wereld opgedeeld in rijke en arme landen, maar die verdeling gaat niet meer op, zeggen de rijke landen. China hoorde toen bijvoorbeeld bij de arme landen, terwijl het nu een wereldmacht is. Een van de centrale principes uit het Klimaatverdrag - gemeenschappelijke maar gedifferentieerde - zou dus ook plaats moeten maken voor meer ‘symmetrie’, zeggen de rijke landen nu. (Ze willen bovendien nooit verantwoordelijk worden gesteld voor die ontwikkelingslanden lijden als gevolg van klimaatverandering.)

Kortom: het mag wel wezen dat we niet allemaal evenveel aan het probleem hebben bijgedragen, maar we moeten het nu gezamenlijk oplossen en dus allemaal meebetalen. (Deze boodschap was vooral gericht aan Brazilië, Zuid-Afrika en China.)

De land onder dit huis aan de kust van Bangladesh wordt bijna door de zee ingenomen. Foto: Alessandro Grassani / Hollandse Hoogte

Dit verhaal - dat ‘de wereld is veranderd’ en dat niet alle arme landen meer arm en hulpbehoevend zijn – wordt door de ontwikkelingslanden categorisch afgewezen. Het is een ‘simplistisch verhaal’ bedoeld om ’beperkte nationale belangen te dienen’ en ‘het zegt vrijwel niets over de werkelijkheid,’ aldus de Zuid-Afrikaanse woordvoerder van de 134 ontwikkelingslanden die zich hebben verenigd in de zogenoemde ‘G77 plus China’- vorige week in een statement. ‘Als de wereld echt zoveel is veranderd, waarom zijn onze leden na zoveel decennia dan nog altijd ontwikkelingslanden met amper of geen zeggenschap in wereldwijde besluitvorming en instituties?’

Het geld dat de ontwikkelingslanden willen zien is geen ‘ontwikkelingssamenwerking’ of ‘liefdadigheid’, zegt de groep. ‘Financiële hulp aan ontwikkelingslanden hangt samen met de impact van historische uitstoot, die naar verloop van tijd alleen maar groter zal worden voor de ontwikkelingslanden.’

Wat moeten wij hiermee?

De onderhandelingen in Parijs gaan gebukt onder het gewicht van de geschiedenis. De ontwikkelingslanden - waarvan de meerderheid pas een halve eeuw onafhankelijk is – zien een akkoord als een kans om genoegdoening te krijgen voor schade die ze al hebben geleden en die ze nog gaan lijden. Dát vinden ze rechtvaardig en gelijk hebben ze.

Maar de discussie zoals die nu in Parijs gevoerd wordt - en het historische verhaal zoals ik dat verteld heb - heeft een groot nadeel. Het verdeelt de wereld in schuldigen en slachtoffers. Dat leidt tot verstarring en naar elkaar wijzen, een mondaine bezigheid waar het klimaat geen boodschap aan heeft. De opwarming van de aarde is grensoverschrijdend en vraagt dus om een of andere vorm van eenheid, of tenminste een erkenning dat de handelingen van de één altijd gevolgen hebben voor de ander.

Laten we dus eens kijken wat deze discussie concreet met ons - de mensen die nu leven en die zich nu zorgen maken over dit probleem - te maken heeft. Wat moeten wij met dat vage begrip ‘klimaatrechtvaardigheid?’ Wat is onze verantwoordelijkheid?

Om dat te begrijpen moeten we wat beter kijken naar de uitstoot zelf. In de eerste grafiek hieronder zie je dat China en India steeds meer uitstoten, terwijl andere landen hun weg naar duurzaamheid gevonden lijken te hebben - hun uitstoot is gestabiliseerd of gedaald. Maar bekijk je de uitstoot per hoofd van de bevolking in de tweede grafiek, dan doemt een heel ander beeld op:

Als je kijkt naar de uitstoot per inwoner, komt de historische uitstootkampioen Amerika opnieuw als absolute winnaar uit de bus. Ineens is het volstrekt logisch dat India in absolute aantallen de vier na grootste uitstoter ter wereld is: er wonen 1,2 miljard mensen. Maar de gemiddelde Indiër stoot tien keer zo weinig CO2 uit als de gemiddelde Amerikaan.

De uitstoot per inwoner in Amerika en Europa lijkt te dalen. Logisch: wij zijn toch postindustrieel, een diensteneconomie die met slimme oplossingen en innovatie haar geld verdient? Schijn bedriegt. Een deel van de uitstoot in opkomende economieën is namelijk het gevolg van productie van bulk- en consumptiegoederen zoals speelgoed, computers en auto’s voor de westerse Wat we niet meer zelf maken, importeren we. En dat gaat gepaard met CO2-uitstoot in andere landen. de stijgende Chinese uitstoot wordt daardoor gedreven: China exporteert in feite CO2 via geëxporteerde goederen, terwijl Amerika en veel Europese landen netto CO2 importeren. Hier zie je wat er met de uitstoot van verschillende landen gebeurt als we rekening houden met dit effect:

Hier zie je wat er met de uitstoot per inwoner gebeurt als we rekening houden met de CO2 die landen importeren en exporteren:

De van de westerse landen wordt zo nóg groter, terwijl de impact van China, en de rest van de wereld opnieuw kleiner wordt. Duidelijk wordt dat het westerse consumptiepatroon het werkelijke probleem is achter de En dat blijft voorlopig zo: in 2030 is de uitstoot per inwoner in de VS naar verwachting nog steeds hoger dan die in China, om over de CO2-voetafdruk van de gemiddelde Amerikaan nog maar te zwijgen.

Dit ondermijnt een verhaal dat we vaak te horen hebben gekregen, namelijk dat de westerse welvaart een steeds kleinere impact op het milieu en het klimaat heeft. De Amerikaanse president Barack Obama zei het tijdens de top: ‘Wij hebben bewezen dat sterke economische groei en een veiliger milieu niet langer strijdig zijn met elkaar.’ Ook de EU laat in Parijs niet na te benadrukken dat onze economische groei en negatieve milieu-impact ‘ontkoppeld’ zouden zijn. Dat is een mythe. Zolang de landen die onze goederen produceren daar niet-duurzame energie voor gebruiken, gaat onze consumptie gepaard met De rijke landen hebben nog altijd een onevenredig grote impact, dat wordt alleen pas zichtbaar als we ook de impact buiten onze landsgrenzen meerekenen.

Als we deze feiten goed tot ons laten doordringen is klimaatrechtvaardigheid ineens geen ver-van-ons-bedshow meer, het is hier en nu: de sushi die ik heb afgehaald terwijl ik dit stuk schreef, het ticket dat ik deze herfst kocht om voor vijf dagen op en neer naar New York te Zolang de CO2-voetafdruk van de één veel groter is dan die van de ander, kan van echte duurzaamheid geen sprake zijn.

De handelingen van de één hebben altijd gevolgen voor de ander. De ontwikkelingslanden weten dit. India - dat volgens de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry is in de huidige onderhandelingen - zegt het hardop. In een in The Financial Times voor meer actie van de rijke landen legt de Indiase premier Narendra Modi het probleem bij de westerse consumptie: ‘The lifestyles of a few must not crowd out opportunities for the many still on the first steps of the development ladder.’

Zelfs de beste maatregelen zullen falen als ‘we’ niet leren matigen, schrijft Daarmee bedoelt hij: jullie, rijke landen.

Langs de oever van de Jamunarivier in Bangladesh. Foto: Mohammad Rakibul / Hollandse Hoogte

De rijke landen moeten zo veel mogelijk bijdragen aan een duurzame revolutie

Hoe je klimaatrechtvaardigheid ook benadert, of je kijkt naar historische emissies of uitstoot en consumptie per inwoner: het Westen draagt verreweg de grootste verantwoordelijkheid, vroeger én vandaag.

En dus? Mogen we hopen dat de ontwikkelingslanden een sterk akkoord binnenslepen in Parijs - daar hebben ze recht op. De rijke landen moeten zo veel mogelijk bijdragen aan een groene revolutie, in eigen land én daarbuiten. Dat is ook gewoon in ons eigen belang, want het klimaat kan de fouten van het verleden niet nogmaals verdragen. Een massale en structurele overdracht van geld en kennis voor verduurzaming is misschien wel de beste verzekering tegen de van klimaatverandering.

Als we klimaatverandering willen oplossen, moeten we ook naar onszelf kijken. Daarmee wil ik niet suggereren dat westerse consumenten het klimaatprobleem kunnen oplossen. Het is een oneerlijke strijd zolang de rijke landen fossiele energieproductie met dollar per jaar zolang de olieproducerende landen voluit blijven pompen (zoals ze beloofden), zolang grote fossiele energieverbruikers en fossiele energiebedrijven hun lobbykracht gebruiken om vernieuwing tegen te werken.

Een fundamentele transformatie kan alleen slagen als de (internationale) politiek meewerkt: die moet de voorwaarden voor duurzaamheid creëren voor alle burgers, niet alleen de mensen die zich toevallig bewust zijn van het probleem. Daarom is de top in Parijs zo belangrijk: een nieuw verdrag kan de wereld ten minste op een beter spoor zetten.

Maar Narendra Modi heeft gelijk: zelfs de beste maatregelen zullen falen als wij meer blijven consumeren dan de aarde en het klimaat kunnen verdragen. Sommigen hebben dit al lang begrepen. In zijn opening voor de top vertelde de president van Finland over zijn voornemen om zijn eigen persoonlijke CO2-voetafdruk te halveren binnen tien jaar. Het is een die bijna 1.500 Finnen inmiddels hebben

Bepaald geen populaire oplossing dus, maar wel eentje die laat zien dat we een goed begrip van (klimaat)rechtvaardigheid veel dichter bij huis kunnen zoeken dan op een internationale klimaattop, waar een anonieme massa van bijna 200 delegaties en 40.000 waarnemers zich over een ondoorgrondelijke tekst buigt, het idee in stand houdend dat het hier gaat om iets dat met ons dagelijks leven niets te maken heeft.

Lees verder: