Waarom progressieven niet zijn opgewassen tegen de retoriek van Wilders en Trump

Rob Wijnberg
Oprichter

Een golf van antimoslimretoriek trekt over de planeet. Ik zou bijna zeggen: als een tsunami.

Terwijl PVV-leider Geert Wilders voor toekomstige Kamerleden met ‘lef, liefde voor Nederland en een afkeer van de islam,’ pleit Donald Trump, stijf koploper bij de Republikeinen als Amerikaans presidentskandidaat, voor - toerist of terrorist.

Laat geen misverstand bestaan over hun motieven. Die zijn in vijf lettergrepen te vangen: media-aandacht.

Wilders en Trump weten namelijk als geen ander dat de moderne westerse samenleving geen democratie is (zoals archaïsche schoolboekjes over de staatsinrichting nog weleens vermelden), maar een mediacratie. De zuurstof van de politicus is in beeld blijven. Wie geen nieuws is, stikt.

De zuurstof van de politicus is in beeld blijven. Wie geen nieuws is, stikt

Hoe groot dit mediabewustzijn van Wilders is, werd onlangs mooi geïllustreerd van politiek verslaggever Tom-Jan Meeus waarin hij beschreef hoe de PVV-leider tijdens de Algemene Beschouwingen rond een uur of zeven zenuwachtig begon te gebaren naar de Kamervoorzitter.

Wilders wilde, zo bevestigden bronnen later, koste wat kost vóór zevenen zijn voordracht houden. Want wie dan nog niet zijn verhaal heeft kunnen doen, haalt het RTL Nieuws (halfacht) of het NOS Journaal (acht uur) niet. En kan fluiten naar, zoals dat binnen de PVV heet, ‘nieuwsmomentjes.’

Nieuwsmomentjes die tot in detail worden voorbereid door de speeches uit te schrijven als waren het journaalitems van 40 seconden. Geheel volgens de formule: controverse + camera = kassa.

De vicieuze cirkels van media-aandacht

Een formule die rechtstreeks zou kunnen zijn gekopieerd uit een boek uit 1987 met op de kaft de naam: Donald Trump. Aanschouw deze alinea uit Trumps boek The Art of the Deal en je hebt in drie regels zijn campagnestrategie uit 2015 samengevat gekregen:

Een paragraaf uit het boek The Art of the Deal (1987) van Donald Trump

Net als Wilders weet Trump dat de strijd om verkiezingswinsten uiteindelijk maar op één manier wordt gewonnen: door je permanente aanwezigheid in de massamedia. Noem Mexicanen ‘verkrachters,’ zuig uit je duim dat ‘duizenden Amerikaanse moslims stonden te juichen tijdens nine eleven’ of opper ‘alle moslims’ bij de grens de deur te wijzen: zolang het controverse oproept, is het goed.

Het resultaat is door de Amerikaanse nieuwssite Vox perfect weergegeven in deze grafiek: stand in de peiling = hoeveelheid aandacht in de media.

De correlatie tussen het aandeel van Trump in het nieuws en de stand in de peilingen. Bron: Vox.com

Een formule die net zo waar is: hoe hoger in de peilingen, hoe meer media-aandacht je krijgt. Je kunt een politicus met zoveel potentieel electoraat immers niet negeren. Meer aandacht = meer kiezers = meer aandacht. Ad infinitum.

Om de cirkel compleet te maken: diezelfde media profiteren net zoveel van de controverse als de politicus die ze groot maken. Leslie Moonves, baas van de grote Amerikaanse zender CBS (marktwaarde: 23 miljard dollar), bewierookte onlangs op een investeerdersbijeenkomst de haatzaaiende retoriek van Trump omdat die de zender had gebracht. Hij zei te hopen dat Trump zijn retoriek zal blijven opvoeren.

De medialogica van terrorisme

Het vervelende is dat de bron van alle weerzin tegen moslims - het jihadisme - een vergelijkbare medialogica kent. Net als het populisme moet dat het vooral hebben van het media-effect dat het sorteert.

Nuchter beschouwd - en zonder iets af te willen doen aan de ernst van het geweld - is terrorisme immers een relatief machteloze vorm van oorlogsvoering: het heeft de organisatiegraad van een zesderangsleger en het materieel van een doorsnee straatbende in een grote stad. Zelfs in termen van dodelijkheid scoort het relatief laag: er gaan jaarlijks net zoveel Amerikanen dood als aan terroristische aanslagen.

Maar wat het zo’n waanzinnig effectieve oorlogstactiek maakt, is de media-aandacht die het genereert. Als de aanslag de flits is, is het nieuws erover de donder: dáár worden we bang van, ook al is de dreiging zelf niet reëel.

Als de aanslag de flits is, is het nieuws erover de donder: dáár worden we bang van

Moderne terreurorganisaties zijn zich dan ook hyperbewust van het belang van beeldvorming. Als ik een reclamebureau uitsluitend zou beoordelen op effectiviteit, zou ik zonder twijfel klant zijn bij Islamitische Staat. De perfect gestileerde YouTube-video’s, de direct herkenbare oranje bedrijfskleding, de uitgekiende socialemediastrategie: deze jongens mogen qua geloof dan zijn blijven steken in de zevende eeuw na Christus, qua mediawijsheid zijn ze zo 2015 als een iPhone 6.

Samen vormen terrorisme en antimoslimretoriek een levensgevaarlijk huwelijk, met de media als trouwambtenaar. Aan de ene kant de radicale islamist die op de golven van media-aandacht angst en haat verspreidt; aan de andere de populist die de hierdoor ontstane mediawerkelijkheid omzet in virtuele zetels.

Ertussen: miljoenen moslims in de houdgreep van guilt by association.

Tijd voor een serieus alternatief narratief

De vraag is dan: wat eraan te doen? Drie strategieën dringen zich op, waarvan twee in ieder geval gedoemd zijn te mislukken.

De eerste is: negeren. Maar aanslagen zijn niet te negeren en populisme gedijt juist bij een cordon sanitaire: de mainstream media willen ‘de waarheid’ niet horen, zegt de populist dan.

De tweede: weerleggen. Maar zowel terrorisme als populisme profiteren juist van wat de Amerikaanse taalkundige als ‘Don’t think of an elephant’: een beeld weerspreken is het oproepen. Wie dus voortdurend de moslim definieert als wat hij niet is - een terrorist -, bewerkstelligt in de beeldvorming uiteindelijk het tegenovergestelde. Zoals je ook de nazi tot norm verheft als je de rest gaat noemen.

En de derde? Een alternatief narratief dominant maken. Een narratief waarmee de beeldvorming die de jihadist creëert en de populist uitbuit van het podium wordt verdrongen. Een narratief waarin moslims geen jihadisten-in-schaapskleren zijn die toevallig nog geen aanslag hebben beraamd, maar vol- en gelijkwaardige burgers.

Het islamprobleem van de progressieve liberalen

Maar hier wreekt zich een enorm probleem: het progressieve, seculier-liberale politieke midden kan en wil dit andere narratief niet volmondig verkondigen.

Want progressief-seculier-liberalen kunnen de islam, en haar belijders, niet écht verdedigen als een verrijking. Hun progressieve hart gaat immers niet echt sneller kloppen van een geloof dat zijn ethiek grotendeels baseert op een boek van 1.400 jaar oud. Hun seculiere hart heeft sowieso weinig op met religie. En hun liberale hart loopt niet bepaald over van enthousiasme als het gaat om de positie van vrouwen, homo’s en afvalligen in (grote stromingen binnen) de islam.

Progressief-seculier-liberalen kunnen moslims niet écht verdedigen als een verrijking

Daarom is het weerwoord van progressieven in het debat over de islam ook altijd zo halfslachtig. Ze grijpen terug op algemene rechten (‘Wat Donald Trump voorstelt, druist tegen de Grondwet in’), beroepen zich op algemene vrijheden (‘Moslims hebben vrijheid van godsdienst’), verdedigen zich met antitheses (‘De Bijbel is ook geen zuivere koffie’) of prijzen juist het onislamitische gehalte van westerse moslims (‘Ze gaan steeds minder naar de moskee.’).

Zodoende heeft de antimoslimretoriek voortdurend de overhand. Terwijl aan populistische zijde de propagandaoorlog steeds verder wordt opgevoerd, komt de andere zijde niet veel verder dan sussen, nuanceren en vingertje-wijzen.

Maar daarmee win je de strijd om de beeldvorming niet.

Progressieven moeten op zoek naar zwaarder retorisch geschut. Naar een taal die, allereerst, moslims ruimhartiger omarmt dan mensen die prima te tolereren zijn zolang ze hun religie maar achter de voordeur houden en hun dogma’s niet al te serieus opvatten.

Maar vooral: een taal die een daadwerkelijk alternatieve visie op de werkelijkheid biedt - voor zowel het populisme als voor het conservatisme dat besloten zit in de islam. Een taal die in plaats van defensief. Een taal die het progressieve wereldbeeld verkoopt in plaats van verdedigt.

Die niet alleen zegt waarom grenzen sluiten ‘niet kan,’ of indruist ‘tegen principes,’ maar die laat zien Die niet alleen zegt waarom vrijheden ook gelden voor minderheden die ze afwijzen, maar waarom die minderheden die vrijheden evengoed zouden moeten omarmen. Die duidelijk maakt dat hopen op een beter verleden (conservatisme) of een beter hiernamaals (religie) niet opwegen tegen hopen op een betere wereld voor het nageslacht (vooruitgang). Een taal die, kortom, niet doet alsof de progressief al gelijk heeft, maar er ook voor zorgt dat hij gelijk krijgt.

Want alle moslims bij de grens weigeren mag dan stuitende retoriek zijn, zeggen dat dat ‘niet mag’ is in zijn halfhartigheid minstens zo misplaatst.

Lees verder: