Een dag uit het leven van een man die alles kwantificeert (maar dan ook echt alles)
Met behulp van apps en apparaten kunnen we onszelf verbeteren. Althans, dat is de heilige overtuiging van de Quantified Self-beweging, een groep toegewijde self-trackers die allerlei data over hun lichaamsfuncties en levensstijl verzamelen om tot zelfinzicht te komen. Hebben de self-trackers gelijk? Ik besluit een dagje mee te lopen.
Het is een uur of vijf in de middag, maar we doen even alsof het ochtend is. Peter Joosten (31) – kort blond haar, fonkelende blauwe ogen – ligt op zijn rug op twee aaneengeschoven bedden. Statig, alsof hij opgebaard ligt, met een keurig overhemd om het lijf en zijn schoenen nog aan de voeten.
Zijn slaapkamer fungeert als een klein zelfobservatorium. Naast zijn kussen de smartphone, waarop iedere nacht de app Sleep Cycle zijn nachtrust registreert. Om zijn pols de Misfit, een soort horloge dat zijn fysieke activiteit en slaapuren bijhoudt. Onder het laken de sensorstrips van Emfit, die zijn hartslag en slaapgedrag meten gedurende de nacht.
Joosten speelt dat hij ontwaakt, pakt zijn telefoon en meet zijn hartslag met de camera van het apparaat. 70 slagen per minuut, check.
Dan stapt hij uit bed, doorkruist de gang en loopt de woonkamer in van zijn strak ingerichte flat in Amersfoort. Van het kastje naast de deur pakt hij zijn Wahoo, een elastische riem voor om zijn borstkas. Hij blijft even staan. Drie minuten om precies te zijn, waarin de Wahoo zijn hartritmevariabiliteit meet en Joosten onderwijl zijn slaapdata van afgelopen nacht noteert in een notitieboekje: hartslag, aantal uren slaap en het beoordelingscijfer van Sleep Cycle voor zijn nachtrust. Allemaal data die later Excelsheets in zullen gaan.
De dag kan beginnen.
‘Ik heb een dwangmatige impuls om alles te kwantificeren,’ zo introduceert Joosten zich op zijn blog. Naast zijn slaap en hartritme meet hij structureel zijn lichaamsmaten, gewicht, bloeddruk, ijzer- en glucosewaarden en fysieke activiteit. Ook houdt hij bij welke boeken hij leest en welke films hij kijkt – ook wel lifelogging genoemd.
En dat zijn nog slechts de standaardmetingen. Elke maand probeert hij weer iets anders te meten: van voeding tot meditatie, van zijn ademhaling tot de temperatuur van zijn douche. ‘Ik ben een proefkonijn,’ aldus Joosten. Met zijn ‘Project:Leven’ streeft hij ernaar zo optimaal mogelijk te leven: een ‘Super Lifestyle’ met behulp van data.
Data in plaats van je onderbuikgevoel
Het lijkt behoorlijk absurd wat Joosten doet. Toch staat hij allerminst alleen in zijn enthousiasme.
Joosten maakt deel uit van Quantified Self, een wereldwijde beweging van toegewijde self-trackers die hun lichaamsfuncties en gedrag meten om zichzelf beter te begrijpen – en desgewenst te verbeteren. Nederland kent twee gemeenschappen quantified selfers die onderling data en ideeën uitwisselen: één in Groningen, één in Amsterdam.
De oorsprong van Quantified Self ligt niet in de polder, maar in de Bay Area van San Francisco. De stamvaders van de beweging – Kevin Kelly en Gary Wolf – muntten de term in 2007, en sindsdien zijn er 127 Quantified Self-gemeenschappen opgericht in 35 verschillende landen.
Volgens Kelly en Wolf leunen we in het dagelijks leven onnodig zwaar op onze onderbuikgevoelens. ‘Wil je de vaagheden van intuïtie vervangen door iets betrouwbaarders, dan moet je eerst data verzamelen,’ schrijft Wolf in 2010. ‘Zodra je de feiten kent, kan je naar ze leven.’ In zakendoen en overheidsbeleid is het de normaalste zaak van de wereld data te gebruiken om tot beslissingen te komen, stelt hij, dus waarom niet in je persoonlijk leven?
Met zo’n 57.000 aanhangers wereldwijd is Quantified Self weliswaar een kleine beweging, maar vergis je niet: vormen van self-tracking worden steeds vanzelfsprekender in ons leven. Van de werkvloer tot de verpleging, van pasgeboren baby’s tot zorgverzekeraars – zelfmetingen met behulp van apparaten en apps sluipen via allerlei kanalen ons bestaan binnen.
Slimme bh’s die stressniveaus meten, weegschalen die je gewicht op Twitter delen en apps voor het tracken van je spermakwaliteit
En bovendien, self-tracking is een miljardenindustrie. Een vluchtige blik op de markt laat zien dat naast talloze start-ups ook grote bedrijven als Google, Apple en Microsoft werk maken van technologieën bestemd voor zelfmetingen. Trendwatchers voorzien enorme marktgroei voor wearables en gezondheidsapps, nu al de meest gedownloade categorie in de Google Playstore.
Het aanbod is overweldigend, met ook de gekste dingen: slimme bh’s die stressniveaus meten, weegschalen die je gewicht op Twitter delen en apps voor het tracken van je spermakwaliteit.
Kortom, self-tracking is bezig aan een opmars. Quantified Self belooft ons dat we uit al die cijfers meer zelfkennis kunnen opdoen, dat we verbanden kunnen ontdekken tussen onze levensstijl aan de ene kant, en onze prestaties en geluk aan de andere. Alleen, hoe doe je dat?
Zelfmeten kan iedereen
Nadat we zojuist zijn ochtendritueel hebben doorlopen, opent Joosten zijn laptop op de eettafel in de woonkamer. De Wahoo en het notitieboekje liggen weer terug op het kastje. Terwijl we voorovergebogen naar het scherm staren, toont hij me de Excelbestanden waarin hij stelselmatig zijn zelfmetingen noteert. Maandenlange overzichten van hartslagen en slaapuren, verpakt in strakke kolommen en kleurrijke grafieken.
Het oogt allemaal gedegen en professioneel, het lijkt wel wetenschap. En toch: kan Quantified Self wel wetenschappelijk zijn?
Ik leg de vraag voor aan Martijn de Groot, onderzoeker aan en mede-oprichter van ’s werelds eerste Quantified Self Institute, aan de Hanzehogeschool in Groningen. ‘Zelfobservatie kan iedereen,’ antwoordt hij overtuigd over de telefoon. Sinds het onderwijsinstituut in 2012 is opgericht, doet hij interdisciplinair onderzoek naar self-trackingtechnologieën, in de eerste plaats bewegingstrackers. Onlangs publiceerde hij met collega’s een studie naar de accuraatheid van tien populaire stappentellers. Bijna alle bleken goed te functioneren, vertelt De Groot. Opvallend genoeg kwam juist de goedkoopste stappenteller, de Fitbit Zip, als beste uit de bus.
Volgens hem is dat tekenend voor de fase waarin we inmiddels zijn beland: ‘De technologie is zo ver doorontwikkeld dat ze klein, goedkoop en toegankelijk is geworden.’ Apparaten hoeven niet meer duur te zijn en door dokters bediend te worden om goede metingen op te leveren, aldus De Groot.
Roomboter voor rekensommen
Juiste metingen zijn één ding; echt tot inzichten komen middels zelfexperimenten is andere koek. Maar vraag het quantified selfers en ze hebben genoeg namen paraat van mensen die zelfonderzoek verheven hebben tot wetenschap.
Misschien wel het beste voorbeeld: wijlen hoogleraar Seth Roberts. De Amerikaanse psycholoog maakte van zelfexperimenten zijn levenswerk. Of het nu acne, overgewicht of slapeloosheid betrof, Roberts meende zijn kwaaltjes te kunnen verhelpen met onconventionele oplossingen als later ontbijten, negen uur per dag staan en talkshows kijken in de ochtend. Bevindingen die hij wetenschappelijk publiceerde.
Het was na een lunch waarbij Roberts tot twee keer toe om extra boter vroeg, dat hij zich energieker en mentaal scherper voelde dan gebruikelijk. Had roomboter dat gedaan? Daags na de lunch bleek hij plots zijn rekensommetjes – die hij dagelijks maakte en klokte – sneller op te lossen. Na maanden van boter en wiskunde stond onomstotelijk vast: het gouden smeersel maakte hem 5 procent sneller in hoofdrekenen.
Elke maand probeert hij daarom een facet van zijn levensstijl te optimaliseren, en gebruikt daarbij zoveel data als de technologie toelaat
Joosten heeft zo zijn eigen methoden. We zijn inmiddels verplaatst naar het balkon, waar we suikerloze limonade drinken en spreken over zijn zelfexperimenten. Alleen meten is voor Joosten niet genoeg; hij wil wat doen met die data. Elke maand probeert hij daarom een facet van zijn levensstijl te optimaliseren, en gebruikt daarbij zoveel data als de technologie toelaat.
Door structureel zijn slaap, hartslag en hartritmevariabiliteit bij te houden, kan hij zien of variabelen als cafeïne of een koude douche effect hebben op zijn fysieke gesteldheid. Zo leverde een maand zonder koffie Joosten een efficiëntere slaap op van 5,53 procent, aldus de data. ‘Uit eenzelfde soort opzet bleek dat koud douchen, vooral ’s ochtends, me fitter maakt,’ voegt hij toe.
Naar zulke inzichten handelt hij vervolgens. Een voorbeeld. Uit een zelfexperiment bleek dat zijn nachtrust beter is als hij drie uur voor het slapengaan geen alcohol meer drinkt. Niet dat hij daarom nooit meer met vrienden een biertje drinkt. ‘Ik denk niet als een computer,’ verzekert hij. ‘Maar ik neem de gevolgen van dat ene extra biertje mee in mijn besluit of ik ’m wel of niet bestel. Ik ben in staat een gefundeerdere keuze te maken.’
Maar hoe verantwoord is het eigenlijk?
Dat is waar het volgens quantified selfers om gaat: bewustwording. Vind patronen in je fitheid, slaap of sportprestaties en je kunt bewustere keuzes maken in het dagelijks leven.
Alleen, hoe rotsvast is die fundering? Niet, aldus de beroemde technologiefilosoof Evgeny Morozov, die in zijn boek Om de wereld te redden, klik hier vijftig pagina’s inruimde voor kritiek op self-trackers. Volgens Morozov houden laatstgenoemden zichzelf voor de gek wanneer ze denken een diepere waarheid te vinden in hun metingen. Het zijn versimpelingen van de werkelijkheid, stelt hij, en daarmee waardeloos. ‘Of ze nu calorieën of koolhydraten meten, de apps van de Quantified Self-beweging meten strikt gesproken het voedsel niet.’
Nog een veelgehoorde kritiek: quantified selfers spelen onverantwoord voor eigen doktertje. Als ik De Groot vraag hoe verantwoord de zelfexperimenten van self-trackers eigenlijk zijn, reageert hij strijdvaardig. ‘Als je nooit risico’s neemt, verandert er nooit wat.’ Hij beschouwt Quantified Self als broodnodig pionierswerk, een ontwikkelend veld dat derhalve niet waterdicht hoeft te zijn.
Joosten zelf blijft nuchter onder de kritiek. ‘Wat werkt, werkt.’ Dat heeft Quantified Self uiteindelijk voor op de wetenschap. In de wetenschap zoekt men naar algemeen geldende verbanden. Bij Quantified Self hoeft dat natuurlijk niet: als het maar voor jouzelf werkt.
Sterker nog, je kunt als self-tracker ook bewust je voordeel doen met struikelblokken van wetenschappelijk onderzoek. Quantified selfer Nancy Dougherty, bijvoorbeeld, slikt zelfgemaakte ‘mindfulness pills’ om zichzelf kalm, energiek, gefocust of gewoonweg blij te maken. De grap: de pilletjes bevatten niet veel meer dan zetmeel en een sensor die haar telefoon op de hoogte stelt van de geslikte pil. Toch fietst ze harder met een ‘energiepil’ op en werkt ze efficiënter na een ‘focuspil’ – een voorbeeld van hoe je het placebo-effect gunstig kunt benutten.
Quantified Self als alledaagse technologie
De toewijding waarmee Joosten en andere quantified selfers zelfexperimenteren mag dan geen massale navolging krijgen, wie zijn schouders ophaalt voor Quantified Self gaat voorbij aan de veel bredere maatschappelijke weerklank die self-tracking vindt. Heel veel mensen doen in mindere mate al aan zelfmetingen; denk maar aan stappentellers of hardloopapps.
‘Ik acht het niet ondenkbaar dat zelfmetingen meer gemeenschapsgoed zullen worden,’ voorspelt De Groot voorzichtig. De vergrote nadruk op zelfredzaamheid, evenals een beter besef van de eigen gezondheid hebben volgens hem burgers voortgebracht die meer controle in eigen hand nemen. ‘Een thermometer of weegschaal in huis vinden we doodnormaal. Wellicht vonden mensen dat eerst ook gek, dachten ze dat de dokter hun temperatuur moest opnemen.’
Het is dus vooral ook een kwestie van gewenning en gemak. ‘De toekomst van self-tracking is huge, maar niet in de huidige vorm,’ voorziet Joosten. ‘Nu heb je nog allemaal losse apparaten die je onder je matras of om je pols moet bevestigen, maar in de toekomst zullen zulke sensoren al verwerkt zijn in producten. Denk aan sportshirts met ingebouwde hartslagmeter, matrassen gevuld met slaapsensoren en calorieëntellers in je bord.’
Hij laat er geen twijfel over bestaan: self-trackingtechnologie is tegelijkertijd onontkoombaar en onweerstaanbaar.
Als ons gesprek ten einde komt en ik aanstalten maak om op te staan, neemt Joosten nog even een foto van mij met zijn telefoon. Als geheugensteuntje, voor in het archief. Want wie zijn herinneringen niet wil overlaten aan de grillen van de menselijke vergetelheid, kan maar beter een back-up van zijn leven maken.