Dat in hun land twintig jaar geleden eindigde, weten de inwoners van het Bosnische stadje Tuzla nog goed. Maar als één dag in hun geheugen staat gegrift, is het wel 25 mei van datzelfde jaar.

Het was een donderdagavond, de zomerhitte was in aantocht en de bevolking van Tuzla had zich naar de cafés aan de Kapijapromenade begeven. Eindelijk was een dag voorbijgegaan zonder granaten en geweervuur, dat gaf de feestvierders hoop. Valse hoop, zo bleek al snel: net toen de zon achter de omliggende heuvels wegzakte, ontplofte midden op de promenade een mortiergranaat. Het oude plein veranderde in een slagveld: 71 mensen kwamen om, honderden raakten gewond. En alle signalen wezen op de Bosnisch-Servische troepen die zich in de heuvels hadden verschanst.

Tot die dag was Tuzla een eiland van vrede in een zee van oorlogsgeweld. Terwijl andere steden tot op het bot verdeeld raakten, zag je hier de Bosniakken, Serviërs en Kroaten nog samen op straat. Maar nu? Hoelang zou het in Tuzla duren voordat de eerste Servische stadsbewoners als vergelding uit hun huizen zouden worden gejaagd, zoals elders gebeurd was? Of tot de plaatselijke Serviërs zelf de wapens zouden oppakken?

Niets van dat alles. Toen de burgers van Tuzla van zich lieten horen, kolkten ze van woede. Maar niet op hun Servische buren. Nee, het mikpunt van hun woede waren de onbekenden die met leuzen op de muren tot wraak op alle Serviërs hadden opgeroepen. Het antwoord van de bevolking daarop was luid en duidelijk: onruststokers hoorden hier niet thuis, hun Tuzla was van iedereen. Van alle burgers.

Fotograaf Thomas Bønig bezocht Tuzla in 2013 om de stad en het dagelijks leven vast te leggen. Foto: Thomas Bønig


Je buur is hier belangrijker dan je broer

‘Hier geldt het gezegde: je buur is belangrijker dan je broer.’

Selim Bešlagić kijkt er trots bij. Wie iets wil begrijpen van het burgerschap in Tuzla kan niet om de burgemeester in oorlogstijd heen. De man met de bedachtzame ogen, verder gehuld in pak en getooid met een cowboyhoed, straalt autoriteit uit. Kalm en welbespraakt zet hij de gebeurtenissen van de afgelopen twintig jaar uiteen.

‘Die kerk is niet van hen maar van ons, zei ik. Het is de kerk van alle mensen in Tuzla’

Na de aanslag van zondagavond 25 mei regelde Bešlagić, zelf een Bosniak, een gezamenlijke begrafenis voor alle slachtoffers. Het kwam hem op dreigementen en beschuldigingen te staan, ook vanuit zijn eigen partij. Maar Bešlagić wist wat hij deed. Met hetzelfde gebaar had hij immers eerder in de oorlog het vertrouwen van de Servische inwoners gewonnen.

Toen hadden Servische troepen bij een aanslag hun eigen orthodoxe kerk in puin geschoten. ‘Het was niet het moment voor politieke calculaties,’ vertelde Bešlagić mij. En dus gaf hij opdracht de kerk te herbouwen. ‘Ik kreeg al snel een telefoontje: ‘Overal worden door Serviërs moskeeën kapotgemaakt en nu repareer je hun kerk?’ Die kerk is niet van hen maar van ons, zei ik. Het is de kerk van alle mensen in Tuzla.’

Illustratie: Momkai

De geboorte van het Burgerforum

Toen Joegoslavië ineenstortte, maakten Bosnië-Herzegovina (hierna: Bosnië) Bosnische nationalisten handig gebruik van de onzekerheid onder de bevolking: ze wierpen zich op als beschermers van hun eigen etnische achterban. En naarmate de burgeroorlog dichterbij kwam, nam hun aanhang met elk gerucht of incident toe. Misschien had je zelf niets met de nationalisten, maar hoe wist je zeker dat de buren niet met hun eigen groep in zee gingen?

‘Het was oorlog, dus iedereen kon doen wat hij of zij maar wilde,’ vat Dženan Hakalović de sfeer van toen samen. Hij groeide op in de omgeving van Mostar, een stad op enkele uren rijden van Tuzla en een van de zwaarst bevochten steden in de oorlog. Met een vlot, Amerikaans accent en een espresso bij de hand legt hij uit. ‘Het was een heksenjacht. Als je iemand niet mocht, gaf je diegene aan als collaborateur. Dan werd die persoon gearresteerd en kon jij zijn huis innemen.’

Stemmen winnen, een oude rekening vereffenen of gewoon een graantje meepikken: er was voor iedereen wel wat te halen. En wie geen kant koos, had van iedereen te vrezen.

‘In een oorlog is het aan elke gemeenschap om zichzelf te organiseren,’ zegt Sinan Alić. Destijds was hij een van de initiatiefnemers van Tuzla’s Burgerforum. ‘De eerste non-gouvernementele organisatie van Bosnië,’ zegt hij trots. Binnen een mum van tijd telde het Burgerforum 16.000 leden, niet niks in een stad van 100.000 inwoners.

Het forum was cruciaal. Dreigde het stadsbestuur te zwichten voor nationalistische oorlogstaal? Het Burgerforum hield een vinger aan de pols. Gonsden er geruchten die de angst aanwakkerden? Het Burgerforum deed zijn best ze te ontkrachten. Want het grootste risico was een gebrek aan informatie, wist Alić.

Om diezelfde reden bleef hij zijn krant, de Sloboda, verspreiden. Al moest hij het nieuws bij gebrek aan krantenpapier afdrukken op wikkels van de slager en tekenvellen uit de plaatselijke galerie. ‘Alle papier was welkom,’ grapt hij, ‘behalve toiletpapier.’


Of is het burgerschap al veel ouder?

Tussen de uitlopers van de Dinarische Alpen die Tuzla omringen zie je fabrieken en grauwe flats staan. Verderop liggen de zoutmijnen waaraan de stad haar rijkdom en naam Een sfeervolle aanblik is het allerminst, maar dat juist hier burgers elkaar in bescherming namen, heeft alles te maken met diezelfde mijnen, flats en fabrieken.

‘Multiculturalisme zit niet in mooie synagogen, kathedralen en moskeeën, het zit in de manier van leven’

Daarvoor moeten we terug naar het begin van de twintigste eeuw. Het waren de jaren waarin de eerste fabrieken in de stad uit de grond gestampt werden en grote hoeveelheden zout en kolen werden gewonnen. Maar het belangrijkste: van heinde en verre trokken werkzoekenden naar Tuzla. Tuzla werd een van de meest diverse steden van Bosnië; de Balkan in het klein.

Maar hoe uit zich dat? ‘Multiculturalisme zit niet in mooie synagogen, kathedralen en moskeeën, het zit in de manier van leven. Waarden opbouwen is veel moeilijker dan gebouwen,’ vertelt Vehid Šehić, de andere oprichter van het Burgerforum.

De inwoners hadden wel iets belangrijkers aan het hoofd dan hun verschillen in taal, herkomst of geloof. Daarvoor was hun werk te zwaar, te onveilig en te slecht betaald. Alleen gezamenlijk konden ze een vuist maken tegen hun fabrieksdirecteuren en mijnbazen. Het verzet zwol aan en kwam in 1920 tot een hoogtepunt: duizenden mijnwerkers kwamen in opstand. Met succes: de werkomstandigheden werden verbeterd.

De burgerbeweging in Tuzla was geboren.


Tuzla als uitzondering

Waar andere steden in Bosnië zich langs de scheidslijnen van etniciteit en geloof ontwikkelden, vormde de geschiedenis van Tuzla zich vanaf het prille begin rond de gemeenschapszin van haar burgers. Invloed in het bedrijfsleven, de machtige plekken in het stadsbestuur, vriendschappen: alles kwam via dergelijke korte lijntjes tot stand.

Zoals alle steden in Bosnië groeide Tuzla in de decennia erna als kool. Toch ging de traditie van saamhorigheid niet verloren. Halverwege de twintigste eeuw bleek bijvoorbeeld dat de mijnbouw zo uitputtend was geweest, dat de broze grond op instorten stond. Families die al generaties in Tuzla woonden, verhuisden naar de randen van de stad en deelden daar hun solidariteit met de nieuwkomers.

Die nieuwbouwwijken werden in andere steden broeinesten van conflict tijdens de burgeroorlog. Ze werden bewoond door arbeiders uit de provincie met weinig sociale contacten buiten hun eigen etnische gemeenschap. Er waren geen buren van een andere groep om de angst weg te nemen, laat staan een Burgerforum als in Tuzla.

Eenheid, samenwerking en een vleugje toeval: de overlevingskunsten van Tuzla werden de redding van de stad in de oorlog. Het waren zware jaren, ook in Tuzla, maar het grote bloedvergieten bleef de stad bespaard.

Bešlagić glimlacht wijselijk. ‘Bloed en zout gaan nu eenmaal niet samen.’


En nu?

De burgeroorlog zou tot 1995 voortduren. Pas na van Srebrenica verruilde de internationale gemeenschap afwachten voor actie. Er kwam opgesteld in het Amerikaanse Dayton en ondertekend in Parijs op 14 december.

‘Srebrenica leeft nog steeds maar één dag per jaar’ Twintig jaar geleden liepen de Servisch-Bosnische troepen van Ratko Mladi? Srebrenica onder de voet. Een Bosnische moslimenclave die door Nederlandse VN-troepen beveiligd moest worden. Ik bezocht de stad vlak voor de twintigste herdenking van de genocide. Mensen willen er niet langer blijven hangen in het verleden, maar dat is - zelfs twintig jaar na de genocide - niet gemakkelijk. Lees hier de reportage van Mitra Nazar terug

De oorlog was daarmee voorbij, maar een oplossing voor de verdeeldheid kon je het verdrag moeilijk noemen. Om herhaling te voorkomen werd het Bosnische grondgebied opgedeeld naar etniciteit, geleid door een overheid met drie presidenten. Zo verloren de nationalisten de oorlog, maar werd hun gedachtegoed – dat de drie bevolkingsgroepen niet samen op één stuk grond in vrede konden leven – alsnog de bakermat van het nieuwe Bosnië.

De gevolgen daarvan zijn voelbaar. Politiek is Bosnië onbestuurbaar, de werkloosheid is torenhoog en de bevolkingsgroepen hebben zich steeds meer op hun eigen grond teruggetrokken. En de oorlog leeft nog altijd voort. ‘De wonden zijn diep,’ zegt Dženan Hakalović in Mostar. ‘Je kan de gebeurtenissen niet zomaar vergeten en tegelijkertijd kun je nog niet doorgaan.’ De herinnering is niet snel uitgewist, zeker voor Dženan: hij doceert conflictstudies aan een internationale school in zijn thuisstad.

Toch zijn er sprankjes hoop. Als eersten waren de burgers van Tuzla erbij om in 2014 de Bosnische Lente te omarmen. Die poging om de politiek te hervormen strandde, maar de solidariteit van het volk was weer levendig Toen de grote rivieren nog datzelfde jaar buiten hun oevers traden, stonden Bosniërs in het hele land klaar met zandzakken, onderdak en hulpgoederen. En ook in de vluchtelingencrisis laten ze zich van hun meest menselijke kant zien. Nu de nood het hoogst is en hun politici het laten afweten, neemt het volk het heft in eigen handen en biedt

Ook tijdens de vluchtelingencrisis laten de Balkanlanden zich van hun meest menselijke kant zien

Burgervader Bešlagić schudt mijn hand om te vertrekken, maar niet voordat hij een zo groot als een stoeptegel heeft overhandigd. Op het omslag staat zijn gezicht, geen spat veranderd sinds de oorlogsjaren. Aan de binnenkant staat een verzameling van zijn hoopvolle toespraken, vlammende brieven aan de VN-Veiligheidsraad en zwart-witfoto’s waarop hij poseert naast voormalig Amerikaans president Bill Clinton en topdiplomaat Madeleine Albright. Het boek is gevuld met lofredes, prijzen en onderscheidingen.

Het had niet veel gescheeld of Bešlagić had de Nobelprijs van de Vrede binnengesleept. Nipt verloor hij in 1997 van de internationale campagne tegen landmijnen. Maar Selim Bešlagić weet: hij was dan misschien het boegbeeld, maar de prijs had naar zijn burgers moeten gaan.

Fotograaf Thomas Bønig bezocht Tuzla in 2013 om de stad en het dagelijks leven vast te leggen. Foto: Thomas Bønig


Meer verhalen over dit land?

In Bosnië wordt in burgerfora een nieuwe democratie gesmeed Eén dag stond Sarajevo in brand toen burgers zich fysiek tegen hun machthebbers keerden. Maar nu laten Bosniërs hun leiders zien wat democratie is: in burgerfora wordt door duizenden mensen het fundament voor een nieuwe toekomst gelegd. Ik doe vanuit Bosnië verslag van wat misschien wel het begin van een Bosnische Lente kan zijn. Lees hier het stuk van Mitra Nazar terug Twintig jaar na dato vallen er in Bosnië nog steeds doden door de oorlog In Bosnië vielen sinds het einde van de burgeroorlog 8.000 gewonden te betreuren - 600 Bosniërs vonden de dood. De reden? Landmijnen die daar twintig jaar geleden zijn neergelegd en die dit voorjaar zijn losgespoeld door overstromingen. Ik maakte een reportage vanuit een regio waar elke stap je laatste kan zijn. Lees hier het verhaal van Mitra Nazar terug