Thuis ben je waar je depressieve pubers probeert te genezen

Arnon Grunberg
Schrijver

Een vriendin van me heeft twee kinderen in de leeftijd van veertien en dertien. De oudste is een jongetje, de jongste een meisje. Als ik haar opzoek in Berlijn zegt ze dikwijls: ‘Zullen we alleen gaan lunchen of met de kinderen gaan eten?’

Ik geef de voorkeur aan eten met de kinderen. Vooral met haar zoon voer ik intensieve en interessante gesprekken. Op eigen initiatief heeft hij betrekkelijk laat besloten om religieus te worden en hij is een actief lid van de joodse gemeente geworden. Een tijd maakte de moeder zich zorgen dat ze binnenkort koosjer zou moeten gaan koken, want het enthousiasme van de jongen was groot.

Ik heb dezelfde weg afgelegd, maar in omgekeerde richting. Ik ben betrekkelijk traditioneel opgevoed, we aten koosjer, maar rond mijn veertiende lukte het me zelfs niet meer te veinzen dat ik geïnteresseerd was in godsdienst. Ik ging niet meer naar de synagoge en vergreep me aan onreine spijzen. Overigens deed dat laatste me minder genoegen dan ik had verwacht. Vooral varkensvlees vond ik buitengewoon smerig. Ik eet het dan ook niet.

Ik moet er niet aan denken. Ik eet liever gummibeertjes

Maar tijdens onze laatste ontmoeting in Berlijn bleek de zoon van de vriendin teleurgesteld te zijn. Niet alleen in het jodendom, wat nog te begrijpen is, religies stellen dikwijls teleur, maar in het gehele leven zelf. Zijn grootste teleurstelling betrof een meisje op wie hij maanden verliefd was en die na enige twijfel en aarzeling hem had medegedeeld dat ze zijn gevoelens niet kon beantwoorden.

Sindsdien was hij in diepe melancholie gestort. School interesseerde hem niet meer. Hij las niet meer. Vroeger had hij veel gelezen maar het enige waarvoor hij nog echt passie kon opbrengen, was het eten van gummibeertjes. Hoewel hij niet dik was maakte zijn moeder zich toch zorgen om deze ontwikkeling. Twee zakken van gummibeertjes werden op één middag moeiteloos weggewerkt.

De dochter had last van angst. Ze was bang voor de metro, bedelaars en vliegen.

Angst lijkt een thema in mijn leven. Overal duikt angst op en dan heb ik het niet eens over de angst van de massa voor moslims, terroristen, zevendedagsadventisten, bedaarde academici, fietsers en leden van de elite met een houten been, nee ik heb het over hoogst individuele en tergende angst die het leven vergalt.

De moeder van de kinderen hield er desondanks een goed gevoel voor humor op na. Ze zei: ‘Gummibeertjes zijn ook voedzaam,’ terwijl ik haar zoon ervan probeerde te overtuigen dat veertien te vroeg was om het leven op te geven.

‘Eén afwijzing,’ zei ik, ‘kan niet tot totale rouw leiden. Geef niet op. Schrijf een liefdesbrief.’

‘Ik schrijf geen liefdesbrief,’ zei hij, ‘ik moet er niet aan denken. Ik eet liever gummibeertjes.’

‘Maar er is hoop,’ zei ik, ‘geloof me, doe niet alsof je bejaard bent. Je wordt vanzelf bejaard.’

Hij was niet overtuigd. ‘Ik heb een oude ziel,’ zei hij.

We bestelden nog een nagerecht, want de oude ziel hield van suiker.

Ik glimlachte en ik besefte: thuis ben je waar je depressieve pubers probeert te genezen van al te voorbarige melancholie.