Wie de wereld wil veranderen moet onredelijk, onrealistisch en onuitstaanbaar zijn

Rutger Bregman
Correspondent Vooruitgang
Illustratie: Hans Klaverdijk (voor De Correspondent)

Waarom is kritiek op immigratie nu gemeengoed, terwijl je er dertig jaar geleden nog voor werd vervolgd? En waarom lijkt Zwarte Piet nu te verdwijnen, terwijl vijf jaar geleden vrijwel niemand er racisme in zag? Hoe komen, kortom, grote veranderingen in ons wereldbeeld tot stand? Maak kennis met een van de meest verhelderende verklaringen.

Hilversum, 23 november 2013. Het is halftien ‘s ochtends als op de derde verdieping van het NOS-gebouw het interview begint. Geert Wilders zit in de studio van de VPRO tegenover drie journalisten. De fractieleiders van de grote middenpartijen wilden niet met hem in debat en dus zit hij alleen aan de andere kant van de tafel.

‘De sfeer is een beetje grimmig,’ zo wordt de luisteraar aan het begin van het gesprek duidelijk gemaakt. ‘Eigenlijk behoorlijk grimmig.’ Vanaf de eerste minuut duiken de interviewers als bloedhonden op hun prooi. Wilders wordt voortdurend afgekapt en krijgt nauwelijks de kans om een punt te maken. In anderhalf uur tijd wordt hij uitgemaakt voor leugenaar, racist en fascist.

De felste van de drie journalisten is Max van Weezel, de nestor van het weekblad Vrij Nederland. Na een kwartier concludeert hij al dat Wilders voor de rechter kan worden gesleept. De politicus zou een angstzaaier zijn en een fantast. De multiculturele samenleving is een feit, dé Nederlandse cultuur bestaat niet en vluchtelingen zullen altijd welkom blijven. Daar kan de PVV niets aan doen. Wordt het dus niet gewoon tijd om de partij op te heffen?

‘Ik zie het zo somber niet in,’ antwoordt Wilders. ‘U zegt steeds dat wij nooit gelijk krijgen, maar ik denk daar anders over.’

Een verbluffend interview

Het bovenstaande verhaal is waargebeurd - op twee details na.

In de eerste plaats vond het gesprek niet plaats op 23 november 2013, maar precies dertig jaar eerder, in 1983. Max van Weezel was dus niet 62 jaar oud, maar 32 en net begonnen als veelbelovend talent bij Vrij Nederland. In de tweede plaats werd niet Geert Wilders gefileerd, maar de fractievoorzitter van een geminachte partij die nauwelijks iets voorstelde in de peilingen: Hans Janmaat.

Illustratie: Hans Klaverdijk

Het is een verbluffende ervaring om het interview van toen Het eerste wat opvalt is hoe genuanceerd Janmaat was. Hij formuleerde voorzichtig en twijfelde openlijk. Hij benadrukte dat hij tegen racisme was en tegen iedere vorm van geweld. ‘We hebben politieke vluchtelingen,’ stelde Janmaat bovendien. ‘Iedereen die hier mag blijven kan er dus niet uit. Wij zijn een rechtsstaat.’

De drie journalisten komen ondertussen ronduit onbeschoft en hysterisch over. Toen Janmaat begon over de achtergestelde rol van de vrouw binnen het islamitische gezin werd er lachend gereageerd – dat was bij de katholieken toch ook zo? ‘Als u hun het recht geeft op een paar eeuwen van ontwikkeling,’ sneerde Van Weezel, ‘dan hebben de islamieten in Nederland precies datzelfde recht. En als u ze dat recht niet geeft, discrimineert u!’

Dit zielige hoopje mens had volledig gelijk gekregen

Een van de andere interviewers vroeg Janmaat of hij kon uitleggen wat nu het probleem is met de multiculturele samenleving. Spanningen? Criminaliteit? Waar dan? ‘Het lijkt wel alsof ik met mensen spreek die zo van de maan komen hobbelen,’ antwoordde Janmaat. ‘Jullie zijn toch journalisten? Ga eens de wijken in.’

De fractievoorzitter van de kleine Centrumpartij kon niet vermoeden hoe groot zijn gelijk zou worden. In augustus 2015 Max van Weezel in NRC Handelsblad dat hij zich inmiddels ‘persoonlijk bedreigd’ voelt door de opmars van de radicale islam. En hij gaat nu regelmatig de wijken in. ‘Ik fiets weleens door Slotervaart of Osdorp om te kijken hoe erg het is. [...] Of de baarden langer worden. Of er nog vrouwen met make-up rondlopen.’

Het gelijk van Hans Janmaat

Het lijkt, kortom, alsof de wereld in dertig jaar op zijn kop is gezet.

Indertijd kreeg de VPRO woedende reacties. Niet omdat de interviewers te grof waren, maar omdat ze Janmaat überhaupt een podium hadden geboden. De jonge Van Weezel, die nu onbeschoft en naïef overkomt, was in die tijd juist een journalist met lef. ‘De VPRO vond het taboedoorbrekend om Janmaat kritisch aan de tand te voelen,’ herinnerde hij zich jaren later. ‘Alleen dat voornemen leidde al tot opgefokte reacties - ook in mijn eigen vriendenkring.’

Illustratie: Hans Klaverdijk

Hans Janmaat werd voor de rechter gesleept voor uitspraken die nu aan de lopende band worden gedaan, ook ter linkerzijde. Hij werd genegeerd door andere politici, beschimpt door demonstranten en afgeluisterd door de geheime dienst. In maart 1986 kwam het zelfs tot een aanslag door linkse radicalen, waarna de gewonde vrouw van Janmaat haar been moest laten amputeren. Er werd geen enkele Kamervraag over gesteld. Of althans: een Kamerlid van de informeerde of de gearresteerde aanslagplegers wel goed werden behandeld door de politie.

Op 9 juni 2002 overleed Hans Janmaat, een maand na Pim Fortuyn. Maar waar de laatste werd verkozen tot ‘Grootste Nederlander Aller Tijden,’ ging de eerste als grote mislukkeling de geschiedenis in. Hij was geen man om vaak aan terug te denken, zo zelfs de conservatieve historicus Bart Jan Spruyt. Aan het einde van zijn leven had Janmaat zich ontpopt als een ‘kleine, boze burgerman, met foute ideeën die hij schuimbekkend en zuigend naar voren bracht, een aartstreiteraar en leugenaar, ziek en zielig, volstrekt paranoïde, gespeend van talent en charisma, een slecht verliezer ook…’

Het enige punt is: dit zielige hoopje mens had volledig gelijk gekregen.

Van onrealistisch naar beleid, van ondenkbaar naar doodnormaal

Hoe wordt het ondenkbare denkbaar? Hoe wordt een taboe een cliché? En hoe kon Max van Weezel zo van mening veranderen?

Het is een proces dat me mateloos fascineert. ‘Politiek is de kunst van het mogelijke,’ zei de Duitse kanselier Otto von Bismarck eens – en die indruk krijg je inderdaad als je het nieuws uit Den Haag volgt. Haagse politiek is een eindeloos proces van spinnen en stemmen winnen. Het is een wereld waar talloze journalisten hun leven aan wijden; een toneelstuk waarin een ietwat onbenullig lek als ‘Stiekemgate’ als ‘het grootste politieke schandaal in decennia’

Maar er is nog een andere vorm van politiek, die eigenlijk veel belangrijker is. Dat is de Politiek met een hoofdletter, die niet gaat over bestuur, maar over revolutie. Niet over de kunst van het mogelijke, maar over de vraag wat überhaupt mogelijk is. Hier kunnen veel meer politici aan meedoen – van Kamerleden tot journalisten, van miljonairs tot schoonmakers, van wetenschappers tot derderangs tv-sterren. En deze Politiek staat lijnrecht tegenover de kleine politiek. Waar de laatste de status quo bevestigt, probeert de eerste ermee te breken.

Het was Joseph Overton, een Amerikaanse jurist, die in het midden van de jaren negentig uitlegde hoe de Politiek met hoofdletter werkt. Hij stelde een simpele vraag: hoe kan het dat zoveel goede ideeën niet serieus worden genomen? Als antwoord schetste hij een eenvoudig schema, dat na zijn dood het ‘Raam van Overton’ is gaan heten. Het ziet er zo uit:

Beeld: Leon Postma, redactioneel vormgever

Overton realiseerde zich dat een politicus, als hij herkozen wil worden, niet te extreem mag zijn. Zijn ideeën moeten in het midden van het raam vallen, van ‘acceptabel’ tot ‘beleid.’ Hier vindt de politiek met kleine letter plaats, hier doet de Haagse journalistiek verslag en hier gaat het over aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk. Binnen dit raamwerk bevinden zich de ideeën die door de experts zijn goedgekeurd, zijn doorgerekend door het Centraal Planbureau en die kans maken in het Wetboek te eindigen.

Wie buiten het Raam van Overton stapt, maakt het zichzelf meteen moeilijk. Hij zal al snel als ‘onrealistisch’ of ‘onredelijk’ worden weggezet in de media, die de meest geduchte poortwachters van het raam zijn. De filosoof Noam Chomsky legde in zijn boek Manufacturing Consent (1988) al uit dat er op televisie weinig tijd en ruimte is om nieuwe, wezenlijk andere opvattingen te onderbouwen. Het gevolg is dat de talkshows vol zitten met steeds dezelfde mensen die steeds dezelfde dingen zeggen.

En toch, dat is het wonderlijke, kan een samenleving in dertig jaar totaal veranderen. Janmaat probeerde zijn leven lang het Raam van Overton te verschuiven. Een klassieke strategie hiervoor is om dingen te roepen die zo schokkend en radicaal klinken dat iets minder radicale ideeën ineens best redelijk klinken. Oftewel: om van iets radicaals iets redelijks te maken, moet je nog radicaler worden. Dit kan ook een effectieve mediastrategie zijn: je uitspraken worden nieuws omdat ze bizar zijn, niet omdat je ze goed hebt onderbouwd.

Donald Trump in de VS en Geert Wilders in Nederland beheersen deze kunst als geen ander. Ze worden lang niet altijd serieus genomen, maar trekken het Raam van Overton ondertussen wel hun kant op. In vergelijking met een ‘kopvoddentaks’ of ‘minder, minder, minder’ klinkt de recente uitspraak van Jeroen Dijsselbloem (de vluchtelingen komen onze welvaartsstaat ‘opblazen’) allang niet zo radicaal meer. Maar vergis je niet: nog geen twintig jaar geleden was het ondenkbaar dat een PvdA’er zoiets zou zeggen.

Wie Janmaat en Wilders als mislukte politici beschouwt – omdat ze nauwelijks directe macht hebben uitgeoefend – staart zich dan ook blind op de politiek met kleine letter. De meest invloedrijke Politici zitten niet in de Trêveszaal.

Iets meer dan een jaar geleden werd Max van Weezel geïnterviewd door de Volkskrant. Het was een afscheidsinterview; zijn politieke column in Vrij Nederland was stopgezet. Zelden heb ik zo’n eerlijk en oprecht gelezen.

‘Ik heb me decennialang beziggehouden,’ verzuchtte Van Weezel, ‘met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden.’ Jarenlang had hij verslag gedaan van Haagse nieuwtjes, ditjes en datjes of ordinaire roddels. En nu, als 63-jarige, keek Van Weezel terug op zijn carrière. ‘Ik heb me verscholen achter de façade van de geslaagde journalist,’ zei hij. Maar wat maakte het eigenlijk uit of Balkenende zijn begroting rondkreeg voor Prinsjesdag en of het nog wel boterde tussen Diederik Samsom en Lodewijk Asscher? Bepaalde dit werkelijk de toekomst van Nederland?

Illustratie: Hans Klaverdijk

Tussen de regels door voel je de twijfel: Van Weezel was tot de conclusie gekomen dat hij zich te veel met de politiek had beziggehouden. En te weinig met de Politiek.

Dus stel je voor, wat als er op iedere redactie niet alleen een journalist is die de politiek met kleine letter volgt – het dagelijkse gespin en gedoe – maar ook een voor de Politiek met hoofdletter? Wat zou deze journalist in de afgelopen veertig jaar hebben geschreven? Het antwoord is, denk ik, niet zo moeilijk. Deze journalist zou al jaren berichten over de ene na de andere overwinning die rechtse politici (van Kamerleden tot derderangs tv-sterren) hebben geboekt. Vooral rechts is er immers in geslaagd het Raam van Overton te verschuiven.

Voorbeelden zijn er in overvloed. Denk aan de opkomst van de filosofen en economen die zichzelf ‘neoliberaal’ Hun ooit ondenkbare ideeën over de zegeningen van vrijhandel, het belang van bankiers en het privatiseren van staatsbedrijven zijn inmiddels beleid geworden dat zelfs door linkse politici hartstochtelijk wordt verdedigd. Of denk aan de woorden van de Engelse premier Margaret Thatcher die tijdens een diner in 2002 de vraag kreeg wat ze als haar grootste overwinning beschouwde. ‘Tony Blair en New Labour,’ antwoordde ze. ‘We hebben onze tegenstanders gedwongen om van mening te veranderen.’

Illustratie: Hans Klaverdijk

Zowel in economisch als cultureel opzicht schuift het Raam van Overton al jaren naar rechts. We hebben het hier over een immense koersverandering. Historisch gezien was de Politiek met hoofdletter juist een linkse aangelegenheid. ‘Wees realistisch, eis het onmogelijke,’ kalkten jongeren in het Parijs van 1968 nog op de muren. Het einde van de slavernij, de emancipatie van de vrouw, de opkomst van de verzorgingsstaat – het waren allemaal linkse, progressieve ideeën die van ‘ondenkbaar’ naar ‘beleid’ gingen. En deze veranderingen werden maar al te vaak gestuwd door linkse ‘gekkies’. Denk aan de provo’s, de Kabouters en de communisten - ook Max van Weezel was in de jaren zeventig lid van de CPN.

Maar tegenwoordig lijkt links de kunst van de Politiek vergeten. Sterker nog, veel linkse denkers en politici gooien hun eigen ramen in: ze proberen radicale geluiden in hun achterban te smoren uit angst stemmen te verliezen. Een mooi voorbeeld hiervan is Tony Blair, die in augustus nog dat de Labour Partij ‘totale vernietiging’ riskeerde als ze de linksere Jermyn Corbyn zou verkiezen als partijleider. Blair klonk wanhopig: ‘Stop hem voordat het te laat is.’

Wil de echte realist opstaan?

De grote vraag is natuurlijk hoe je het doet, de Politiek met hoofdletter bedrijven. Ik wil niet zeggen dat het makkelijk is. Integendeel - het is een uitdaging om überhaupt serieus te worden genomen.

Zelf ervoer ik dit in de afgelopen twee jaar toen ik pleitte voor een basisinkomen, een kortere werkweek en het uitroeien van de (kinder)armoede. Keer op keer hoorde ik dat dit onrealistische, onbetaalbare of zelfs domme ideeën zouden zijn. Het duurde even voordat ik begreep dat dit gebrek aan ‘realisme’ weinig te maken had met mijn onderbouwing. ‘Onrealistisch’ betekende simpelweg dat mijn ideeën niet pasten binnen de status quo. En de beste manier om iemand de mond te snoeren – dit werkt nog beter dan censuur – is door hem zich dom te laten voelen. Zo iemand censureert zichzelf.

Voor iedere visionair die de geschiedenisboeken ingaat, worden er duizend vertrapt en vergeten

Maar er zijn ook hardere middelen om het Raam van Overton op zijn plek te houden: macht, geld en geweld. De Griekse partij Syriza maakte het deze zomer nog mee. Door journalisten werd ze steevast ‘radicaal links’ genoemd terwijl ze eigenlijk ouderwets sociaaldemocratisch is. ‘Ik heb nu zes maanden met politici van Griekse zijde aan tafel gezeten, waarbij elke zin een ideologische lading had,’ zei minister Dijsselbloem in de Tweede Kamer. Griekenland had volgens hem behoefte aan een ‘reëel beeld van wat haalbaar is.’

Hiermee greep Dijsselbloem terug op Bismarcks definitie van politiek: ‘de kunst van het mogelijke.’ Op internationaal niveau wordt ook wel van ‘Realpolitik’ gesproken, wat eigenlijk gewoon het recht van de sterkste is. Wie realistisch is, die erkent dat de ander grotere spierballen heeft. Wie realistisch is, die definieert ‘het mogelijke’ aan de hand van de hoeveelheid inwoners, euro’s en bommenwerpers van een land.

Illustratie: Hans Klaverdijk

Het ‘onrealistische’ van Syriza zat hem dus niet in haar economische plannen (integendeel, heel wat Nobelprijswinnaars waren het daar roerend mee eens). Syriza was onrealistisch omdat het de machtsverhoudingen in Europa niet accepteerde. Premier Alexis Tsípras en zijn minister Yanis Varoufakis bedreven de Politiek met hoofdletter: ze wilden opnieuw definiëren wat überhaupt mogelijk was.

We weten hoe dat is afgelopen. Net als Janmaat die voor de rechter kwam en zijn vrouw die haar been verloor, ontdekten Tsípras en Varoufakis dat je weinig hebt aan je verbeeldingskracht als de tegenpartij je de mond snoert. Voor iedere visionair die de geschiedenisboeken ingaat, worden er duizend vertrapt en vergeten.

Onrealistisch, onredelijk, onuitstaanbaar

Amsterdam, 12 november 2011. Het is halftien ’s ochtends als de dichter Quinsy Gario en de rapper Kno’Ledge Cesare in de trein naar Dordrecht stappen. Ze zijn bezig met een kunstproject en hebben een T-shirt aangetrokken met daarop een simpele boodschap: ‘Zwarte Piet is Racisme.’ Even na twaalven worden ze omsingeld door vijf agenten. Gario roept nog iets over de vrijheid van meningsuiting, maar dan ligt hij al op de grond. De agenten slaan, schoppen en spuiten pepperspray in hun gezicht. Gario en Cesare leren een oude, politieke les: wie niet realistisch is, moet voelen.

Niemand kon toen nog vermoeden dat de kranten vier jaar later over het einde van Zwarte Piet zouden schrijven. ‘Snap dan dat kinderfeesten taboe moeten zijn voor politiek protest,’ twitterde Paul Ulenbelt van de SP. Ik schreef zelf in de Volkskrant dat figuren als Gario en Cesare niet zo hysterisch moeten doen. ‘Wij doen niet aan racisme.’ En: ‘Negers zijn bruin en Zwarte Piet is potverdorie zwart omdat hij uit de schoorsteen komt.’

Illustratie: Hans Klaverdijk

God, wat schaam ik me nu voor die column.

Met name Quinsy Gario is in de afgelopen vier jaar behandeld zoals Janmaat in de jaren tachtig. Hij is genegeerd, geschoffeerd en met de dood bedreigd. En net als de lijsttrekker van de Centrumpartij hoefde hij niet te rekenen op beveiliging. ‘Ik krijg anonieme brieven,’ zei hij vorig jaar nog. ‘Daarin staat dat mensen me een kogel door mijn kop gaan jagen. Of dat ze mijn strot gaan doorsnijden.’

Tegelijkertijd kan Gario, net als Janmaat, onuitstaanbaar zijn. Vlak na de ramp met vlucht MH17, twitterde hij: ‘White lives matter more than brown ones.’ Een paar maanden na de intocht in Dordrecht met zijn mededemonstrant Kno’ledge Cesare (‘Gario denkt dat het allemaal om hem draait’), zoals Janmaat het ook voortdurend aan de stok kreeg met zijn partijgenoten. Zelf heb ik Gario een paar weken geleden op ‘mute’ gezet op Twitter, nadat hij de zoveelste zuigende opmerking op me had afgevuurd.

Het enige punt is: Quinsy Gario is grandioos gelijk aan het krijgen. Hij heeft samen met een kleine groep activisten een enorm debat over racisme in Nederland aangezwengeld. Dit is Politiek met een hoofdletter. En dit is waar al die redelijke wetenschappers, journalisten en politici, in de denktanks, bij de kranten en de partijen, van kunnen leren.

Leer van Gario, leer van Janmaat. Wie de wereld wil veranderen, ten goede of ten kwade, moet onrealistisch, onredelijk en onuitstaanbaar zijn.

Lees verder: