Vis op het kerstmenu? Kies voor kweekvis
Kweekvis heeft een pr-probleem. Hij zou alleen maar inferieure vissoorten leveren, die ook nog eens liggen te baden in hun eigen uitwerpselen. Toch wordt het hoog tijd dat we allemaal aan de kweekvis gaan, zodat we de oceanen met rust kunnen laten.
De mensheid is hard op weg om de oceanen leeg te vissen. Minstens een derde, en misschien wel 85 procent van alle vissoorten die wij eten, worden overbevist. De totale hoeveelheid vis in de oceanen is zodoende tussen 1970 en 2007 gedaald met 38 procent. Veel vissoorten zijn lokaal al uitgestorven.
Dat belooft niet veel goeds voor de toekomst. Er komen nog minstens twee miljard mensen bij, die gezamenlijk rijker worden en waarschijnlijk dus meer vissen gaan eten.
De oplossing volgens de ecomodernisten: stoppen met jagen en starten met kweken.
Als het bij dieren op land zo goed uitpakte...
Als je er even bij stilstaat, is het eigenlijk raar dat we vissen nog steeds in het wild achterna zitten. Op het land zijn we daar al lang geleden grotendeels mee gestopt. En dat is maar goed ook, want we waren er veel te goed in.
Toen de eerste mensen zo’n 15.000 jaar geleden Noord-Amerika binnentrokken, lukte het ze om - hou je vast - twee soorten mammoeten, de mastodont, de reuzenwolf, de reuzenmiereneter, tien soorten wilde paarden, sabeltandtijgers, prehistorische kamelen en nog veel meer grote dieren allemaal te laten uitsterven. En de mensheid bestond destijds nog maar uit een paar miljoen individuen (en dit gaat alleen nog maar over Amerika).
Als je er even bij stilstaat, is het eigenlijk raar dat we vissen nog steeds in het wild achterna zitten
Ook nu nog vormt de jacht een grote bedreiging voor de wildstand. Zo wordt geschat dat in het Kongobekken 60 procent van alle zoogdierfamilies onhoudbaar worden bejaagd. Een recente publicatie laat zelfs zien dat bejaging een grotere bedreiging vormt voor de grootste planteneters (zebra’s, olifanten, neushoorns, et cetera) dan destructie van hun leefomgeving.
Het is daarom maar goed dat we op een gegeven moment dieren zijn gaan houden, een gebruik dat zich door de eeuwen heen ontwikkelde tot de huidige veehouderij. Natuurlijk zou het goed zijn als we met zijn allen minder vlees zouden eten, maar als we dan dierlijke eiwitten willen binnenkrijgen, dan kunnen we dat het beste doen op een manier waarop we de natuur het minste nodig hebben. Met behulp van de veehouderij hebben we onze vleesconsumptie kunnen ontkoppelen van het doden van wilde dieren, en zo de natuur meer ruimte gegeven.
...waarom dan niet ook in de zee?
Het wordt daarom hoog tijd dat we hetzelfde doen met vis. Als we wel vis wensen te eten, maar geen lege oceanen aan het eind van deze eeuw willen hebben, dan wordt het tijd dat we massaal gaan overstappen naar vis uit de vishouderij (ook wel aquacultuur genoemd).
Opvallend is dat zo goed als iedereen het hierover eens is. Het is een standpunt waarbij ecomodernisten samen met de groenen van Greenpeace door een deur kunnen, op de voet gevolgd door bijvoorbeeld de Verenigde Naties. Alleen de consument is huiverig. Die associeert aquacultuur met vieze, in poep zwemmende, met antibiotica gevoede, nepvis.
Het wordt tijd dat dit imago verandert, want het is beter voor de planeet als we meer kweekvis zouden eten in plaats van in het wild gevangen. Aquacultuur is de manier bij uitstek om onze visconsumptie te ontkoppelen van de wildevisstanden. Trouwens: die ontkoppeling is op dit moment al gaande. Want hoewel er sprake is van permanente overbevissing, is de hoeveelheid vis die vissers uit de wereldzeeën plukken al zo’n twintig jaar stabiel. In diezelfde tijd steeg de jaarlijkse visproductie wel van ongeveer 95 naar 175 miljoen ton, een toename die dus totaal op het conto geschreven kan worden van de vishouderij. Het is vooral China dat zich een slag in de rondte kweekt, het land is verantwoordelijk voor 60 procent van de aquacultuurproductie.
Het lukt de vishouderij bovendien steeds beter om zichzelf te ontkoppelen van de natuur, en minder schade te doen door te intensiveren. Om dat te begrijpen is het belangrijk om te beseffen dat wij twee soorten vissen eten: de vegetarische variant, die vooral planten en plankton eet (zoals karper en tilapia) en de vissen hoger in de voedselketen, zoals zalm of paling, die kleinere vissen als voedselbron hebben. De eerste zijn het makkelijkst te kweken: die kunnen met plantaardig voedsel toe, dat relatief schadeloos te produceren is (al is er natuurlijk wel land voor nodig). Bij roofvissen is dat lastiger. Zij moeten vis gevoerd krijgen die nog wel in het wild gevangen wordt. Op die manier loopt de wildstand nog steeds gevaar. Dat geldt niet alleen voor de gevangen vissoorten zelf, maar ook voor de beesten voor wie zij als voedsel dienen.
Maar hoe realiseren we dit?
Maar het gaat dus steeds beter. De productie van vissen in de aquacultuur gaat namelijk steeds efficiënter. Was er in de jaren negentig nog een kilo wilde vis nodig om een kilo kweekvis te produceren, nu is dat nog maar 0,63 kilo. Deels is die verbeteringsslag te danken aan minder verkwisting, een andere belangrijke oorzaak is genetische selectie: door steeds de vis te selecteren die met minder voedsel toe kan, ontwikkelen visboeren nieuwe rassen.
De mensheid domesticeert bovendien al millennia landdieren, maar is pas net begonnen met dieren uit het water. Van de 430 soorten vis die we nu kunnen kweken, is 97 procent gedomesticeerd in de twintigste of eenentwintigste eeuw. Aangezien het laaghangende fruit nog niet is geplukt, valt er waarschijnlijk nog snel veel te verbeteren.
Helemaal omdat we met moderne technieken de veredeling veel efficiënter kunnen doen. Zo is in Amerika recent de eerste genetisch gemodificeerde kweekvis goedgekeurd door de FDA. De zogenoemde AquaBountyzalm groeit door een extra groeihormoongen (met moderne technieken ingebracht) twee keer zo snel als zijn wilde neef. De variant heeft hierdoor een kwart minder voedsel nodig om tot wasdom te komen, een behoorlijke efficiëntieslag.
Genetische modificatie wordt nu zelfs gebruikt om plantaardig voedsel te creëren voor vissen die essentiële voedingsstoffen normaal gesproken uit dierlijk materiaal halen. Uiteindelijk leidt dit tot een soort intensieve vishouderij, die niet alleen de oceaan met rust laat, maar ook zo efficiënt mogelijk met haar grondstoffen omgaat. Op die manier kan de wereld gevoed worden met vis, terwijl de natuur zo veel mogelijk gespaard wordt.
Is het dan alleen maar hosanna? Nee zeker niet. Net als de intensieve veehouderij, heeft aquacultuur last van bijvoorbeeld eutrofiëring: overbemesting doordat het afvalwater te hoge concentraties aan stikstof en fosfaat bevat. Dat kan leiden tot dode zones, zoals in de Baltische Zee het geval is. Dit probleem kan opgelost worden door te kweken in snelstromend water, waardoor de nutriënten snel verdunnen. Ook het gebruik van te veel antibiotica is een probleem in de viskweek, weer vergelijkbaar met de intensieve veeteelt. In Noorwegen hebben vaccins antibiotica echter zo goed als overbodig gemaakt. En ook niet onbelangrijk: er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat er grote smaakverschillen zijn tussen gevangen en gekweekte vis.
Net als alle voedselproductiesectoren, is aquacultuur niet zonder problemen of zonder schade aan de natuur. Maar juist ingezet zal het de komende decennia een belangrijke rol spelen in het voeden van de wereld en het bevrijden van de natuur.