Het is een dankbaar typetje in over artistieke kringen: de genadeloze recensent die liever sneert dan prijst en elke misstap van de kunstenaar beschouwt als brandstof voor een nieuwe, vlammende kritiek.

Het slechte nieuws: de zure criticus bestaat. Maar niet zo vaak als het typetje doet vermoeden, en het tegenovergestelde komt ook voor: de welwillende recensent, die overwegend aandacht besteedt aan de sterke punten van een boek, of zijn kritiek op zijn minst verpakt in vriendelijke termen.

Illustratie: Gill Chantler

De van Jonathan Franzens collega-auteur Colm Tóibín is daar een goed voorbeeld van. Tóibín was overwegend positief over Zuiverheid en in zijn kritiek bleef hij op zoek naar Franzens bedoeling achter de minder sterke passages. De soms wat onhandige stijl (voorbeelden volgen) werd dus neergezet als een bewuste keuze. Tóibín sprak van een opzettelijke non-stijl, alledaags, spreektaalachtig. Hij sprak zelfs van een boek dat zich meer richt op stijl dan op verhaal, van een auteur die zich sterk heeft voorgenomen om geen gebeeldhouwde zinnen te schrijven.

Het lijkt een creatieve manier om harde woorden als ‘slecht’ en ‘lelijk’ te vermijden – maar er is bij nader inzien veel te zeggen voor Tóibíns interpretatie. In een (over Vrijheid) gaf Franzen zelf nadrukkelijk aan dat de taal alleen maar adequaat hoefde te zijn, zeker niet geweldig. Veel belangrijker was dat de lezer sympathie voelde voor de vier hoofdpersonen.

Is Franzen niet perfectionistisch genoeg?

Het heeft iets verfrissends, een schrijver die genoegen neemt, of zelfs uitgaat van ‘goed genoeg.’ Een schrijver die niet opschept over zijn zenuwslopende perfectionisme.

Daar kleven ook nadelen aan. In zijn recensie schreef Colm Tóibín: ‘Over het algemeen is de stijl op een vreemde manier onzichtbaar, zodat hij je niet opvalt terwijl het plot zich van de ene naar de andere gebeurtenis beweegt.’

Een zin die vragen oproept, net als Franzens stijl in het algemeen. Want dat vreemd onzichtbare – is dat wel zo? Is de stijl in Zuiverheid juist niet vreemd zichtbaar, in negatieve zin? Gaat te weinig aandacht voor stijl niet automatisch ten koste van het leesplezier? Had Franzen niet iets strenger voor zichzelf moeten zijn?

Is de stijl losjes of onverzorgd?

In de beste passages is de stijl soepel. Franzen duikt in de hoofden van zijn personages en beschrijft ze ook van buitenaf, in diepgravende maar toegankelijke zinnen: ‘Gaandeweg had [Pip] haar vermogen verloren om verontwaardigd te worden, en ook om zich vijandig te gedragen, en dus tot op zekere hoogte ook haar vermogen om geestig te zijn.’

Dit is een kernachtige omschrijving van Pips veranderde karakter, en tegelijkertijd een scherpe, losjes verwoorde observatie over de aard van humor en sarcasme.

‘Pip maakte van de gelegenheid gebruik om nog een kom cornflakes met melk te nemen, dan was haar voedingstoestand tenminste geregeld’

In de mindere passages is de stijl niet zozeer losjes als wel onverzorgd. De nadruk op het verhaal, op de personages, op een natuurlijke toon, gaat sterk ten koste van de zinnen – het vermijden van mooischrijverij slaat om in lelijkschrijverij.

Hier bijvoorbeeld: ‘Pip maakte van de gelegenheid gebruik om nog een kom cornflakes met melk te nemen, dan was haar voedingstoestand tenminste geregeld.’

Dat ‘voedingstoestand’ is wel erg onhandig. De vertalers - Peter Abelsen, Anneke Bok en Rob van der Veer - bewijzen Franzen hier trouwens een dienst, want het origineel is nog minder fraai: ‘Pip took the opportunity to pour herself a second bowl of cereal; she was at least putting a check mark in the nourishment box.’

Iets letterlijker vertaald staat hier: ‘ze kon in elk geval het vakje ‘voeding’ afvinken.’

Dit is het soort lelijke, afgezaagde beeldspraak dat in de alledaagse omgang al vervelend is, en dat je liever niet terugziet in goede romans – hoogstens als het komisch of licht spottend bedoeld is. Maar dit voelt niet spottend of ironisch aan.

Alledaags schrijven of alledaags denken?

De beeldspraak is wel vaker ongeïnspireerd. Zo op de helft van het verhaal moet Pip een pijnlijke, misschien wel destructieve bekentenis doen aan Tom. Terwijl ze moed verzamelt, zegt Tom iets onbelangrijks over een aftellende klok. Dan lezen we: ‘Pips eigen klok die aftelde totdat het moment van bekennen aanbrak, was stil blijven staan op één seconde voor middernacht.’

Illustratie: Gill Chantler

Ook hier klinkt het origineel tegelijk spreektaalachtiger en lelijker: ‘Pip’s own countdown-to-confession clock was stuck at one second before midnight.’

Een aftellende klok, één seconde voor middernacht – het is een wel erg afgesleten beeld. Het is ook helemaal niet nodig. We voelen al dat de situatie beladen is, dit beeld verduidelijkt precies niks, en het verhoogt de spanning niet.

Verder zijn sommige vergelijkingen ronduit vreemd en omslachtig. Bijvoorbeeld als Tom het verval van zijn relatie met Anabel samenvat: ‘We waren nog net geen kinderen meer toen we verliefd op elkaar werden. Nu was alles vervallen tot as, as van as die was verbrand op een temperatuur waarmee as verbrandt […].’

Hier lijkt Franzen zich te realiseren dat die eerste vergelijking met as inderdaad wat suf is – en hij besluit om er een tegelijk gezochte en ongeïnspireerde vergelijking bovenop te doen.

Het storende aan zulke vergelijkingen is dat je er ongewild aan blijft haken, op momenten dat je alleen maar door had willen lezen. Het probleem is misschien: Franzens losse, onnadrukkelijke stijl is heel geschikt om het verhaal vooruit te helpen, maar werkt stukken minder goed in de beeldspraak – op de momenten dat spreektaal en schrijftaal elkaar ontmoeten. Dan lijkt het alsof Franzen niet alleen alledaags schrijft, maar ook alledaags dénkt.

Volgende week: Franzen de vrouwenhater?

Illustratie: Gill Chantler

Wat vonden jullie van Franzens stijl in Zuiverheid? Storend, of juist helemaal niet? Waren er zinnen of passages die er volgens jullie uitsprongen, in positieve of negatieve zin?

Volgende week, in de vierde en laatste bespreking van dit boek, zal ik me richten op de controverse rondom Franzen en Zuiverheid: de reacties vanuit feministische hoek, en de beschuldiging dat Franzen niet alleen een hekel heeft aan vrouwen, maar eigenlijk aan de hele wereld, en in het bijzonder aan de moderne samenleving. Ik zal de volgende vragen proberen te beantwoorden: is Franzen inderdaad een vrouwen- en mensenhatende reactionair? Merk je dat terug in zijn boeken? En zo ja, is dat een probleem?

Eerder in de boekenclub:

In onze leesclub: plot en personages in Jonathan Franzens Zuiverheid Met jullie bespreek ik deze maand de roman Zuiverheid van Jonathan Franzen. In deze editie richten we ons op plot en personages. Hoe goed zijn die uitgewerkt? Want: hoeveel onsympathieke personages heeft een roman nodig?
Lees hier mijn bespreking van Zuiverheid terug
Jonathan Franzen is komiek en chagrijn tegelijk, maar wie is hij in zijn nieuwste boek? Samen met jullie lees ik deze maand een van de belangrijkste boeken van het jaar. Jonathan Franzens Zuiverheid. Om te beginnen stel ik de vraag: is de nieuwe Franzen een echte Franzen? En zo ja, wat is dat precies? Lees hier mijn bespreking van Zuiverheid terug Laten we samen een boek lezen. Deze maand: ‘Zuiverheid’ van Jonathan Franzen De veellezer en de weiniglezer zijn allebei te-weinig-lezers. De veellezer klaagt dat hij hoogstens één roman per week leest. De weiniglezer klaagt dat hij alleen nog maar op vakantie leest. Voor allebei de groepen roep ik nu een leesclub in het leven voor lezers die samen tenminste een roman per maand willen lezen. Lezen jullie mee? Lees hier de oproep van deze serie terug