Met deze drie voornemens ga ik cijfers op hun plek zetten
Ook in 2016 wil ik de wereld verder ontcijferen. Deze goede voornemens gaan me daarbij helpen.
Voor 2015 had ik één goed voornemen: journalist worden. Ik had mijn spaarrekening gespekt, me ingeschreven bij de Nederlandse Vereniging voor Journalisten en een lijstje gemaakt met mensen die ik zou gaan mailen. Klaar voor de start.
Ik stond nog in de startblokken toen een vacature online kwam: een stage bij De Correspondent. Ik solliciteerde en half januari had ik een gesprek met Maite Vermeulen en Karel Smouter, die ik tot dan slechts als getekende hoofden kende.
De keuken waar ik toen zenuwachtig in mijn nieuwe kleren zat, is inmiddels mijn tweede woonkamer geworden. De stage kreeg ik niet, wel een freelance-opdracht. Van freelancer werd ik onderzoeksassistent; en van onderzoeksassistent werd ik correspondent.
Hier zit ik dus, met een geslaagd goed voornemen in mijn zak. Maar ik ben nog niet klaar. Toen ik begon als correspondent, schreef ik: ‘Ik wil cijfers weer op hun plek zetten. Niet op een voetstuk. Niet bij het vuilnis. Maar waar ze horen: naast woorden.’ Met andere woorden, ik wilde de wereld ont-cijferen.
Nog altijd ben ik ervan overtuigd dat getallen een te machtige positie hebben. Zo worden werknemers afgerekend op kwantitatieve prestatie-indicatoren, stuurt de politiek op groei in de economische cijfers en beslissen patronen in Big Data steeds vaker de hoogte van je verzekeringspremie.
Daarom wil ik in 2016 de wereld verder ontcijferen. En om dat goed te kunnen doen, heb ik de volgende drie goede voornemens.
1. Mijn ogen openhouden
Dagelijks stromen mijn inbox en twitterfeed vol verhalen. Ik zie misleidende grafieken, wetenschappelijke fouten en onzorgvuldig gebruik van statistiek. Maar ook: prachtige datavisualisaties, mooie podcasts en interessant onderzoek.
Die verhalen helpen te zien wat de plek van cijfers zou moeten zijn. Waar ze wel en niet van pas komen. Hoe je ze wel en niet moet gebruiken. Daarom geef ik ze graag door aan jullie via Twitter, mijn nieuwsbrief en op het platform van De Correspondent.
Daarnaast vormen ze natuurlijk een onuitputtelijke inspiratiebron voor mijn eigen stukken. Vandaar mijn eerste voornemen: mijn ogen openhouden voor nieuwe verhalen.
2. Samenwerken met correspondenten
Cijfers zijn overal: van kunst tot politiek, van zorg tot politie, van ontwikkelingslanden tot Nederland. Het is dan ook logisch - en leuk - om samen te werken met collega’s die verstand hebben van die onderwerpen.
Ik schreef dit jaar al een aantal artikelen met Maite Vermeulen. Onze expertises - statistiek en ontwikkeling - kruisen op een belangrijk thema: de effectiviteit van ontwikkelingshulp. Zo bekeken we het onderzoek achter de ontwormingshype in arme landen, de nieuwe ‘effectief altruïsme’-beweging en de doeltreffendheid van Serious Request-donaties.
Achter abstracte getallen gaat een hele wereld schuil: van wetenschappers die bedenken hoe je armoede kunt meten tot de enquêteurs die door het land trekken
Ook in het nieuwe jaar gaan we weer samen aan de slag. In het voorjaar gaan we in de praktijk kijken hoe armoedecijfers tot stand komen. Achter die abstracte getallen gaat een hele wereld schuil: van wetenschappers die bedenken hoe je armoede kunt meten tot de enquêteurs die met vragenlijsten door het land trekken. Hoe wordt armoede eigenlijk gemeten? Hoe betrouwbaar zijn die cijfers? En wat betekent het voor een huishouden om boven of onder de armoedegrens te leven? Deze en meer vragen gaan we dit voorjaar onderzoeken.
Jullie kunnen ook stukken verwachten met andere collega’s. Deze week al verschijnt een artikel met Marian Cousijn over statistiek en kunst. En met Jesse Frederik werk ik aan een verhaal over prestatie-indicatoren in de publieke sector.
3. Praten, praten, praten
Als ik heel eerlijk ben, weet ik nog niet zo goed wat dat betekent: cijfers weer op hun plek zetten. Waar is die plek dan? En hoe krijg je ze daar? Een belangrijk deel van mijn missie is dan ook uit te vinden wat ik er eigenlijk mee bedoel.
Op mijn bureau ligt een grote stapel boeken waarin ik het antwoord hoop te vinden. Maar ik heb het afgelopen jaar geleerd dat je veel nieuwe inzichten niet krijgt via papier, maar via gesprekken.
Zo dronk ik een kop koffie met een universitair docent. ‘Hoeveel personen zijn aanwezig in dit café?’ vroeg hij. Vol goede moed begon ik te tellen, maar al snel werd het ingewikkeld. Moest ik de vrouw achter de kassa van de bijbehorende bioscoop ook meetellen? En de mensen op het terras? Hij glimlachte. Al gaat het om zoiets simpels als cafégangers, meten is een moeilijke klus.
En als ik een lezing gaf over geluk, kreeg ik keer op keer dezelfde vraag. Is het wel goed om zo te focussen op geluk? Word je daar niet juist ongelukkig van? Ik wist het antwoord niet. Tijd dus om verder op onderzoek uit te gaan (of juist niet).
In 2016 wil ik meer van die gesprekken voeren. Ik zal gaan praten met de usual suspects - beleidsmakers, wetenschappers - maar ook met mensen die minder voor de hand liggen. Zo ga ik in maart Hans Aarsman interviewen, die niet op metingen van anderen wil afgaan maar zelf wil tellen en rekenen. Hij vertelt er in zijn theatervoorstelling Zelf weten over.
Maar bovenal wil ik het gesprek met jullie - lezers - voortzetten. Jullie opmerkingen houden me scherp, verrassen me en brengen me op nieuwe ideeën. En daar wil ik jullie, op de valreep van het nieuwe jaar, heel hartelijk voor bedanken. Tot in 2016!