Thuis ben je waar je wilt winnen (het maakt niet uit van wie)

Arnon Grunberg
Schrijver

De dagen rond Kerstmis en Oud en Nieuw breng ik sinds 2013 door in het Waldhotel in Davos met mijn petekind en zijn moeder, die ook mijn beste vriendin is.

Traditiegetrouw arriveerden wij op Eerste Kerstdag, wat later dan gebruikelijk, maar het voordeel aan een kerstdiner in een hotel is dat er geen echte aanvangstijd is; iedereen begint op het moment dat hem of haar het best uitkomt. Je moet natuurlijk niet na middernacht arriveren of voor vier uur ’s middags, maar verder zit er veel speling in.

Het was erg rustig in het hotel, wat ermee te maken zou kunnen hebben dat er weinig sneeuw was gevallen, hoewel hoger op de berg de pistes gewoon open waren. Ik was hier hoe dan ook niet voor de sneeuw, ik was hier voor de traditie. En een mens moet overal zijn woonkamer verlengen, althans zo zie ik het.

Een mens moet overal zijn woonkamer verlengen

Mijn petekind verlangde wel naar de sneeuw, hij zou gaan snowboarden. In de trein van Landquart naar Davos keek hij als een bezetene uit het raam om te kijken of er al sneeuw lag, maar op zijn best zagen we wat verijsde resten sneeuw. Hoe dan ook begroette hij die door hard ‘sneeuw’ te roepen. Hij klonk als een verkouden schoothond, en ik zei dat hij niet zo hard ‘sneeuw’ moest roepen, dat gaf geen pas in een wintersportgebied dat naar sneeuw snakte.

Ik vond het eigenlijk wel rustig dat er weinig sneeuw lag. Ach, ik ben een lief mens, maar ik heb ook iets van een spelbederver in me.

In het Waldhotel werden we, vermoedelijk omdat er zo weinig sneeuw lag en veel gasten hun reservering hadden geannuleerd, ontvangen alsof we nazaten waren van de Russische tsaar.

In het restaurant ontwaarden we gasten die we de jaren daarvoor ook al waren tegengekomen, het Waldhotel heeft iets van een magneet.

Een moeder met haar volwassen zoon die niet helemaal in orde was. Een man met een snor die altijd in dezelfde spijkerbroek rondloopt en zijn vrouw; het had iets van een langgerekt déjà vu.

Op maandag zou mijn petekind beginnen met zijn ‘Snowboard Unterricht’. Nog voor twaalf uur werd ik gebeld dat hij was gevallen en met een geblesseerde duim was afgevoerd naar het hotel.

Het had erger gekund. Toen ik zag dat de ‘Snowboard Unterricht’ had gebeld, zag ik mijn petekind al in een ravijn liggen met hersenletsel.

Niettemin gingen we de volgende dag met hem naar het ziekenhuis, waar we te horen kregen dat hij voorlopig niet zou kunnen snowboarden en zijn duim rust moest gunnen.

Hij vatte deze teleurstelling uiterst sportief op, al bleek dat hij in praktijk in plaats van te snowboarden vooral op onze hotelkamer op zijn iPad naar YouTube wilde kijken naar een man die zich Don de Gamemeneer noemde. Goed, Don de Gamemeneer is beter dan porno, maar omdat zijn moeder en ik vonden dat hij niet helemaal naar Zwitserland was gegaan om naar Don de Gamemeneer te kijken, joegen we hem een paar keer de bergen op. Ook namen we hem mee uit bowlen.

Ik had lang niet gebowld. De laatste keer was, meen ik, met patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis in België waar ik in de zomer van 2013 twee weken had doorgebracht, ‘embedded’ bij patiënten die bezig waren te genezen van een psychose. Ook meen ik me te herinneren een keer met een psychiater te hebben gebowld in New York in de jaren negentig, en dat ze na afloop had gezegd: ‘Ik weet niet wat er met je gebeurde tijdens het bowlen, maar het was een soort blinde wil om te winnen.’

Op de bowlingbaan in Davos overviel mij deze blinde wil opnieuw. Ik wilde winnen, en ik won. Toch geloof ik dat deze blinde wil net zo goed een ziekte kan worden genoemd.

Verleden jaar ik vanuit Davos: ‘Thuis ben je waar de winnaarsmentaliteit je in de steek laat.’

Helaas is ook het omgekeerde waar. Thuis ben je waar je wilt winnen. Ten koste van alles. En het maakt niet uit van wie.