Waarom de soennieten weer eens tegenover de sjiieten staan
Geweld is iets tussen vreemden, denken we vaak. Maar wat als het precies andersom is? Wat als het gruwelijkste geweld niet plaatsvindt tussen mensen die van elkaar verschillen, maar tussen mensen die juist op elkaar lijken? Nu het soennitische Saoedi-Arabië steeds nadrukkelijker tegenover het sjiitische Iran staat leek deze analyse me opnieuw relevant.
Het was een stralende dag in Parijs. Alle vooraanstaande Hugenoten waren afgereisd naar de hoofdstad om het huwelijk bij te wonen. Terwijl het paar over prachtig versierde straten naar de Notre Dame liep, werd het luid toegejuicht.
Hendrik van Navarra en Margaretha van Valois waren hun namen. Een protestant en een katholiek. Hun bruiloft zou een einde maken aan jaren van bloedvergieten, jaren waarin mensen die door en door op elkaar leken - christenen, Fransen en vaak zelfs buren - elkaar het leven zuur hadden gemaakt. Het was 18 augustus 1572, en het feest kon beginnen.
De nacht van Sint-Bartholomeüs
Of er sprake was van een groot, vooropgezet plan zullen we waarschijnlijk nooit weten. De belangrijkste bronnen zijn vernietigd. In veel Franse archieven zijn de documenten van augustus 1572 verdwenen. Maar wat we wel weten is dit: in de nacht van 24 augustus, het was de feestdag van Sint-Bartholomeüs, begonnen de klokken van een kleine kerk vlak bij het Louvre te luiden. Dat was het teken. De poorten van de stad waren al gesloten. En de Hugenoten zaten als ratten in de val.
Die nacht werden de protestantse leiders in hun bed vermoord, waarmee een gruwelijke massaslachting in gang werd gezet. Fransen begonnen Fransen te vermoorden. Christenen verscheurden christenen. Buren slachtten buren. Alleen al in Parijs werden in slechts vijf dagen tijd drieduizend onschuldigen gedood. Hoofden werden afgehakt en tentoongesteld. Zwangere vrouwen werden verkracht en opengesneden. Kinderen werden levend gevild.
‘Mensen in iedere straat,’ zou de Venetiaanse ambassadeur later schrijven, ‘begingen doelbewust de gruwelijkste daden tegenover hun onschuldige landgenoten, die vaak kennissen, of zelfs vrienden waren.’ Hele families werden uit elkaar gerukt, daar ook de opkomst van het protestantisme dwars door de bloedlijnen was heengegaan. Het duurde niet lang of in heel Frankrijk werd de jacht op de Hugenoten geopend.
Duizend kilometer verderop reageerde paus Gregorius XIII verheugd op het nieuws. Rome werd drie dagen lang verlicht, kanonnen vuurden vreugdeschoten af en er werd prompt een dankmis georganiseerd. Een jaar eerder waren de Turken nog verslagen bij de zeeslag van Lepanto, maar nu was de blijdschap veel groter. Het wonder van Sint-Bartholomeüs was ‘bevredigender dan vijftig overwinningen’ op de moslims, aldus de paus.
Het echte gevaar komt niet van buiten
Geweld is iets tussen vreemden, denken we vaak. We vrezen voor een ‘botsing van beschavingen’ en zijn bang voor de Ander die woont in een ver land en spreekt in een taal die we niet begrijpen. Toen in 2001 de Twin Towers vielen, kwam het verre gevaar ineens de huiskamer binnen. ‘Wie niet voor ons is, is tegen ons,’ zei president George Bush over de ‘war on terror.’ En ook nu, met oorlogen in Syrië, Oekraïne en Irak, lees je overal dat ons tijdperk van vrede nu echt voorbij is.
Maar wat als het echte gevaar niet van buiten komt? Wat als we meer te vrezen hebben van onze buren en landgenoten dan van die verre vreemdeling? Wat als niet de grote, maar juist de kleine verschillen de meeste agressie opwekken?
Het is een ongemakkelijke waarheid, maar veel geweld komt van binnenuit. De kans dat je vermoord wordt door je geliefde is vele malen groter dan dat je omkomt bij een aanslag. Volgens de Bijbel begon de geschiedenis van het geweld met de broedermoord van Kaïn op Abel. Volgens Vergilius begon de geschiedenis van Rome met de moord van Romulus op Remus.
Broedermoord, niet vreemdenmoord, is de oervorm van geweld.
Een botsing van beschavingen?
In de afgelopen dagen laaide het conflict tussen soennieten in Saoedi-Arabië en sjiieten in Iran weer op. Maar wat is ook alweer het verschil tussen een soenniet en een sjiiet?
Ik moet het steeds weer opzoeken. Zelfs de kenners moeten op kleine tekens afgaan. Zij weten waar ze op moeten letten: een verkeerd nummerbord of een verkeerde achternaam kan al genoeg zijn. In juli 2006 zetten sjiitische fundamentalisten checkpoints op in een buitenwijk van Bagdad. Soennieten werden ter plekke geëxecuteerd, na controle van hun paspoort.
De strijd in het Midden-Oosten is al lang geen oorlog meer van de rebellen tegen Bashar al-Assad. Het is een burgeroorlog van allen tegen allen
Ironisch is het wel. Het is blijkbaar zo moeilijk om de vijand te herkennen, dat je eerst zijn paspoort moet bekijken. Dat is het refrein van genocide: Hutu’s en Tutsi’s waren ook nauwelijks van elkaar te onderscheiden, evenals dat de joden zo goed geïntegreerd waren in het Duitsland van de jaren dertig dat er een Jodenster nodig was om ze eruit te pikken. Hoe bizar is dat eigenlijk - dat er een gele ster nodig was om een zogenaamd levensgevaarlijk en verderfelijk ras te herkennen?
Of denk aan de talloze kerkscheuringen van de afgelopen eeuwen: het is een lange geschiedenis van de allerkleinste details. Heeft de slang nu wel of niet gesproken? Is de doop iets voor kinderen of voor volwassenen? Je moet een ingewijde zijn om de ketterij te herkennen, maar toch kan het kleine detail genoeg zijn om ooms en tantes, vaders en moeders, broers en zussen voor altijd van elkaar te vervreemden.
Hetzelfde geldt trouwens voor islamitische terroristen. De leden van IS vechten nu zelfs tegen hun oude collega’s van Al-Qaeda. En dan is IS nog maar een van de vele militante soennitische en sjiitische groeperingen die elkaar naar het leven staan in Irak. De strijd in het Midden-Oosten is al lang geen oorlog meer van de rebellen tegen Bashar al-Assad, of van de islamisten tegen de rest.
Het is een burgeroorlog van allen tegen allen.
Geweld van binnenuit
Bijna alle oorlogen zijn tegenwoordig burgeroorlogen. In de afgelopen vijftig jaar vielen er vijf keer zoveel slachtoffers in burgeroorlogen als in de oorlogen tussen verschillende landen. De lijst is lang: Hutu’s en Tutsi’s in Rwanda, Serven en moslims in Bosnië, protestanten en katholieken in Noord-Ierland, Dinka en Nuer in Zuid-Soedan. Twee politieke wetenschappers schreven al in 2007 dat Irak ‘volgens iedere definitie’ in een burgeroorlog was beland. De strijd tussen soennieten en sjiieten heeft de afgelopen jaren meer slachtoffers geëist dan het aantal Irakezen dat door buitenlandse troepen is gedood. En met de opkomst van IS lijkt er één lange nacht van Sint-Bartholomeüs te zijn ingevallen.
Nabijheid, niet afstand, maakt razend. Overeenkomsten, niet verschillen, wekken de bloeddorst.
‘Etnische en religieuze diversiteit,’ schrijft een vermaarde socioloog, ‘doet het risico op conflict niet toenemen maar juist afnemen.’ Neem Somalië, een land dat vastzit in een eindeloze spiraal van geweld. Het land kent een ‘homogeniteit die zeer zeldzaam is in de rest van Afrika,’ aldus een Somalische wetenschapper. De taal, de religie en de tradities zijn hetzelfde. Maar dat heeft het geweld niet voorkomen – integendeel.
Ook terrorisme komt meestal van binnenuit. Anders Breivik, de Noorse fanaticus, vermoordde 77 onschuldige landgenoten. Een Indiase nationalist vermoorde Mahatma Gandhi, een Amerikaanse ex-soldaat vermoordde John F. Kennedy, een Israëlische nationalist vermoordde premier Yitzhak Rabin en een milieuactivist uit Harderwijk vermoordde Pim Fortuyn. Een Amsterdammer die in 2002 nog subsidie had aangevraagd bij het ministerie van VROM om een buurtcentrum op te richten, slachtte twee jaar later Theo van Gogh af in de Amsterdamse Linnaeusstraat. Terrorisme is bovenal een lokaal fenomeen.
‘Het is niet het onbekende dat ons bedreigt,’ schrijft de historicus Russell Jacoby in zijn boek Bloodlust (2011), ‘maar het bekende. We verafschuwen en bestrijden onze broeders – onze bloedverwanten, vrienden en buren – die we goed kennen. Misschien te goed.’ Die moordenaars in de nacht van Sint-Bartholomeüs wisten precies op welke punten hun protestantse buren van hen verschilden. De medeburgers en buren die ze dagelijks tegenkwamen op straat, die ze vaak zelfs bij naam kenden, werden nu hun grootste vijand.
Narcisme van het kleine verschil
Lange tijd dacht ik dat vrede begint met begrip. Dan zouden we vooral moeten leren om beter te communiceren, en om ons in te leven in de ander.
Maar wat als het precies andersom is?
Wat als geweld niet voorkomt uit te weinig, maar uit te veel kennis over onze naaste? Wat als integratie en assimilatie niet alleen een bron van vrede, maar ook een bron van haat kunnen zijn? Begrijp me niet verkeerd: dit is geen Theorie van Alles die al het geweld in het heden en het verleden moet verklaren. Maar dat neemt niet weg dat de kleine details vaak het verschil maken in de geschiedenis van het geweld. Naarmate mensen meer op elkaar lijken, botsen ze ook vaker. ‘Alle Menschen werden Brüder’ staat in het volkslied van de Europese Unie, maar moeten we daar niet juist voor vrezen? Het motto van de Franse Revolutie was aanvankelijk ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap,’ maar tijdens de Terreur van 1793-94 werden daar nog drie woordjes aan toegevoegd. ‘Of de Dood.’
In de jaren negentig hoopte menig intellectueel dat de globalisering - dat grote tijdperk van de wegvallende verschillen - eindelijk vrede op aarde zou brengen. Landen die allebei een McDonald’s hebben, zouden elkaar nooit aanvallen. ‘Die McVrede-theorie kunnen we definitief naar de prullenbak verwijzen,’ schreef de Amerikaanse journaliste Anne Applebaum onlangs nog. Oekraïne heeft zeventig McDonald’s-filialen, Rusland een paar honderd.
Een eeuw geleden sprak Sigmund Freud van het ‘narcisme van het kleine verschil.’ We willen graag geloven dat grote oorlogen grote oorzaken hebben, maar vaak is het juist het kleine verschil waar het gruwelijkste geweld mee begint. Grote verschillen bevestigen onze identiteit, kleine verschillen bedreigen haar. Het is bovenal de kleine ketterij van onze naaste, vriend of geliefde die ons het bloed onder de nagels vandaan haalt. Die ketterij is geen vage bedreiging, maar kan uitgroeien tot een kankergezwel dat zo snel mogelijk moet worden uitgesneden.
En soms kan zelfs het kleine verschil verdampen. Neem dit bericht van een tijdje geleden: ‘Propagandababy nazi’s was Joods.’ Joseph Goebbels had haar foto persoonlijk uitgekozen in een wedstrijd voor de mooiste Duitse baby. Het was dezelfde Goebbels die geloofde dat het verderfelijke en ziekelijke Joodse ras een immense bedreiging vormde voor de Germaanse beschaving. Het was dezelfde Goebbels die een Joodse vriendin had gehad, en zijn Joodse promotor zo had bewonderd. En het was dezelfde Goebbels die een paar jaar later over de vergassingen in Auschwitz noteerde: ‘De Joden ondergaan een straf die weliswaar barbaars is, maar die ze ten volle hebben verdiend.’