De door mij geachte journalist en interviewer Coen Verbraak had me uitgenodigd voor een vraaggesprek. Hij had al eerder in de ziel van psychiaters en rechters gekeken, nu wilde hij in de ziel van schrijvers kijken en daarom ook in de mijne.

In de categorie schrijvers viel ik vooralsnog. De twijfel in welke categorie ik precies val, groeit weliswaar, maar twijfel moet soms voortijdig de kop worden ingedrukt, anders wordt het leven onmogelijk. Mijn identiteit bestaat uit schrijven. Alle andere woorden die op mij kunnen worden geplakt - Duits, Joods, man, New York, besneden, monogaam - vallen in het niet bij dat ene woord: ‘schrijven.’ Daaraan houd ik vooralsnog vast.

Ik moet zeggen dat ik er niet zo van houd als er in mijn ziel wordt gegluurd, maar van Verbraak kon ik dat verdragen, dacht ik.

Helaas had ze een man die in groente en fruit deed en ik had een geliefde, anders waren we ongetwijfeld langer bij elkaar gebleven

Ik zegde dus toe. Het interview zou in januari plaatsvinden in de bibliotheek van het Letterenfonds in het centrum van Amsterdam. Een vriend die voor de televisie werkt en met wie ik kort voor de ontmoeting met Verbraak wat koffie dronk in het Hiltonhotel vroeg of ik me nog op dergelijke interviews voorbereidde, maar ik antwoordde: ‘Nee, ik ben geen politicus, ik ben ook geen persvoorlichter. Er valt niets voor te bereiden. Het interview is een combinatie van noodlot en improvisatie.’

Een taxi zou mij afhalen. Taxi en media, ze horen bij elkaar. Er was geen publiek bij het interview en dat vond ik erg prettig. An sich heb ik niets tegen publiek, zoals ik ook niets tegen lezers heb, maar ik wil hen liever niet zien, vooral niet als ze mij aan het lezen of het bekijken zijn. De voyeur is welkom, maar uitzonderingen daargelaten dient hij wel onzichtbaar te blijven.

Ik kwam binnen en viel in handen van een buitengewoon charmante grimeuse. Ik heb moeizame ervaringen met grimeurs en grimeuses, misschien omdat ik een moeizame huid heb, maar deze had alles wat je van een grimeuse mag verwachten. Misschien nog wat meer. Helaas had ze een man die in groente en fruit deed en ik had een geliefde, anders waren we ongetwijfeld langer bij elkaar gebleven. Je weet nooit waar kijken in de ziel toe leidt, zoveel werd mij al duidelijk voor het kijken was begonnen.

Het kijken in de ziel, of beter gezegd: het kijken in mijn ziel, nam snel een aanvang want ik wilde niets meer eten, dat deed ik liever na afloop. Aangezien ik zelf ook weleens interview, stelde ik mij dienstbaar op. Voor alle partijen is het het beste dat het interview op een gesprek gaat lijken.

Ik gaf mij bloot, ik deed als het ware een striptease. Pijn en pijntjes vermeed ik niet. Seks evenmin, maar dat was geen thema waar Verbraak veel interesse in had.

Onverwacht snel was het voorbij. Ik kreeg nog een mand met Franse kaas, wijn en limonade mee, een boek van Verbraak, en toen haastte ik mij naar restaurant Toscanini, waar mijn geliefde en een goede vriend van haar op mij wachtten. Ze kruipt weleens bij hem in bed, maar dat is puur platonisch. Ook ik kruip geregeld bij mensen in bed, bijvoorbeeld mijn petekind, eveneens puur platonisch.

Het drong tot me door dat ook Coen Verbraak op uiterst aangename en desalniettemin platonische wijze bij mij in bed was gekropen. Metaforisch gezien uiteraard; waar de ziel opduikt is de metafoor nooit ver weg.

Met enige opluchting drong deze waarheid tot me door: thuis ben je waar je platonisch bij elkaar in bed kruipt.

Lees mijn columns en hoogtepunten hier terug Iedere week opnieuw stel ik de vraag: waar ben je thuis? Ook deel ik iedere week een hoogtepunt uit mijn bestaan als hotelmens. Als de geheime diensten toch alles al van je weten, dan kun je maar beter je leven bij voorbaat met de wereld delen. In mijn tuin staan ruim twee jaar aan columns en hoogtepunten op een rij