Hoe een doodgewone school leerlingen met autisme aan een diploma helpt

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Foto: Renate Beense (voor De Correspondent)

Sinds twee jaar gaan leerlingen die speciaal onderwijs nodig hebben zo veel mogelijk naar de reguliere school. Die integratie verloopt niet zonder slag of stoot: krijgt de leerling wel voldoende aandacht? Of leidt dat niet te veel af? Een verslag vanaf mijn school.

Aan het eind van de les geeft Lucas Brouwer (12) me vaak een hand. Hij heeft ADHD en een lichte vorm van autisme en is een van de drie leerlingen in de klas die In de pauzes gaat hij meestal naar het eind van de gang. Daar huist de zogenoemde Trajectgroep, die bestaat uit 34 gelabelde leerlingen met een gedrags- of psychische stoornis die geholpen worden om binnen het reguliere onderwijs een diploma te halen. 80 procent van hen is autistisch.

Sinds 1 augustus 2014 is de Wet Passend Onderwijs van kracht. Scholen hebben vanaf die dag een zorgplicht en moeten voor iedere leerling die zich aanmeldt een passende plek vinden binnen het ‘regionaal samenwerkingsverband’: op de eigen school, een school in de omgeving of binnen het speciaal onderwijs. En zo is Lucas bij mij op school terechtgekomen.

Voor die tijd konden leerlingen die extra ondersteuning nodig hadden een ‘rugzakje’ met geld krijgen voor de begeleiding in het reguliere onderwijs of een plaats in het speciaal onderwijs. Steeds meer leerlingen kregen zo’n rugzakje en het systeem werd alsmaar duurder. Daarnaast duurde het lang om leerlingen de juiste indicatie te geven en was het moeilijk om voor ieder kind ondersteuning op maat te organiseren.

Lucas Brouwer. Foto: Renate Beense (voor De Correspondent)

De Wet Passend Onderwijs zou deze problemen oplossen. Scholen krijgen niet langer geld per leerling, maar worden gefinancierd vanuit het regionaal samenwerkingsverband en kunnen zelf kiezen hoe zij met dat geld de zorg op school Het nieuwe uitgangspunt is dat een kind moet kunnen functioneren op een gewone school. kan voor het speciaal onderwijs gekozen worden.

Werkt dit? Ja, de invoering van de wet lijkt er inderdaad voor te zorgen dat meer leerlingen die anders naar het speciaal onderwijs zouden moeten . Maar er zitten ook nog steeds zo’n thuis, werd duidelijk na een uitzending van in april 2015. En ‘een gewone middelbare school dat gaat ‘m niet worden, geloof me,’ verzucht een van de thuiszitters in de uitzending.

Toch moet dat ‘m voor veel leerlingen wel worden. Op het Zaanlands Lyceum is daarom sinds de invoering van de Wet Passend Onderwijs schoolpsycholoog Manon Bos (26) in dienst. Met begeleider passend onderwijs Bob Edens (64) begeleidt zij de Trajectgroep waar Lucas elke pauze heen gaat.

In mijn verhalenreeks over onderwijsvernieuwing op een doodgewone school dus aandacht voor de integratie van de speciale leerling in het reguliere onderwijs. Welke winst valt daar nog te behalen?

De vulkaan in Lucas’ hoofd

Lucas zit in een en heeft enkel achten en negens op zijn eerste rapport staan. Volgende week mag hij daarom meelopen met de ‘gymnasiumweek,’ een week waarin hij vakken als ‘Romeins koken’ en ‘Latijnse taal’ krijgt om te zien of het gymnasium wellicht beter bij hem past.

Als ik Lucas spreek, komt hij net van zijn gymles. ‘Ja, vandaag gym. Er komt dan best wel veel op je af. Soms zeg ik weleens: ‘mijn vulkaan barst uit.’ Dan is er echt een ontploffing in mijn hoofd.’

Soms zeg ik weleens: ‘mijn vulkaan barst uit.’ Dan is er echt een ontploffing in mijn hoofd

Lucas vertelt over de reguliere basisschool waar hij vorig jaar nog op zat (‘Als ze dit lezen: ik heb heel veel aan mijn juffen gehad’) en over de reacties van klasgenoten op zijn autisme. ‘Vroeger was ik een, hoe moet je dat zeggen, ik was een bijzonder jongetje. Dat ik autistisch ben, daar kwamen we, mijn ouders en ik, ook pas achter in groep 5. Toen alle kinderen met Pokémon speelden, leerde ik al alle hoofdsteden van Europa uit mijn hoofd. Ik ben er nooit mee gepest, maar ze vonden het wel apart.’

Ook nu heeft hij niet het gevoel dat het zijn klasgenoten veel uitmaakt dat hij autistisch is. ‘Soms zeggen ze: ‘Lucas, ga je weer naar de autistengroep?’ Maar dat bedoelen ze niet rot. Toen ze dat weer eens vroegen, heb ik gewoon uitgelegd waar ik dan naartoe ga: ‘Dat is voor kinderen zoals ik, met autisme.’ Ze schelden me er niet mee uit.’

Lucas Brouwer. Foto: Renate Beense (voor De Correspondent)

Wel was het begin van het nieuwe schooljaar flink wennen. Hoewel hij eraan gewend was met 25 leerlingen in een klas te zitten, zorgden alle nieuwe indrukken tijdens zijn eerste weken in het voortgezet onderwijs ervoor dat hij erg druk in zijn hoofd was. ‘Ik moest van lokaal wisselen, kreeg allemaal nieuwe leraren, nieuwe klasgenoten, nieuwe vakken. Het was wel heel veel voor mij. De laatste twee weken voor de herfstvakantie was het heel druk in mijn hoofd.’

Na die vakantie gingen Bos en Edens met Lucas in gesprek en stelden in samenwerking met ondersteunende organisatie een plan op. Met zijn cijfers ging het weliswaar goed, maar hij was alléén nog maar met school bezig. ‘Ik moest leren minder te doen. Onderscheid leren maken tussen school en leuke dingen. Nu heb ik wel ontspanning gevonden. Dat doe ik met series kijken.’

Door de begeleiding van KRAM en de Trajectgroep lukt het Lucas om de vulkaan in zijn hoofd in bedwang te houden en thuis ook tijd voor ontspanning te vinden, waardoor hij mee kan draaien op een reguliere havo/vwo-school. Vier dagen in de week maakt hij zijn huiswerk bij de Trajectgroep. Ook komt hij er om toetsen te maken wanneer het druk is in zijn hoofd. En als Lucas zijn blauwe kaart laat zien aan een docent, krijgt hij een time-out en mag hij het lokaal even uit. Want: ‘Als ik geen time-out neem, dan ontplof ik.’

En de muziek van Nicolaas

De drukte is voor veel leerlingen van de Trajectgroep dat zij moeite hebben mee te komen op school. Voor school begint en in de pauze komen ze daarom samen in de ruimte van de Trajectgroep om rustig de dag te beginnen of een broodje te eten. Soms spelen ze een spelletje.

Nicolaas Schuddeboom. Foto: Renate Beense (voor De Correspondent)

Ook Nicolaas Schuddeboom (15) uit 3 havo komt in de pauze altijd naar de Trajectgroep. ‘Ik ga hierheen omdat ik anders geen plek heb. Als ik naar de aula ga, gaat iedereen aan mijn laptop zitten en kijken wat ik aan het doen ben en dat vind ik niet zo fijn, want sommige dingen wil ik niet echt laten zien.’

Op die laptop componeert Nicolaas muziek en kijkt hij naar zijn favoriete gamekanalen op YouTube. Dat weet ik, omdat het ook tijdens de les nog weleens moeilijk is om Nicolaas achter zijn laptop vandaan te krijgen.

Nicolaas zat in tegenstelling tot Lucas wel op een basisschool voor speciaal onderwijs. Daar zat hij in een veel kleinere klas en was er naast de docent ook altijd een onderwijsassistent aanwezig. Maar: ‘Hier zijn leerlingen veel minder druk en worden ze minder snel boos. Ook hebben leerlingen hier minder moeite met hun huiswerk - op de basisschool hadden sommige kinderen al moeite met rekenen.’

Aan het eind van de pauze vraagt Nicolaas aan Bos waar hij heen moet voor zijn volgende les en gaat hij met zijn laptop onder zijn arm geklemd de drukte weer in.

Regulier of toch speciaal?

‘Voor Nicolaas zal het nooit te doen zijn om alles helemaal zelfstandig te plannen. We proberen hem nu te leren zijn rooster te kennen,’ vertelt Bos. Voor zij in dienst kwam op het Zaanlands Lyceum studeerde zij klinische- en neuropsychologie op de Vrije Universiteit, werkte zij voor de Kindertelefoon en in de huiswerkbegeleiding voor kinderen met een gedragsstoornis.

Het werken met autistische leerlingen bevalt haar. ‘Die leerlingen zijn stuk voor stuk uniek en allemaal even geweldig,’ zegt Bos. ‘Ze zetten je op een heel andere manier aan het denken. Alles wat je logisch vindt, wordt in twijfel getrokken. Dan vragen ze zich af waarom we in Nederland Nederlands spreken en geen Engels. En dan spreken ze af dat ze een dag Engels met elkaar praten.’

Toch is het werken met autistische leerlingen geen aaneenschakeling van aandoenlijke anekdotes

Toch is het werken met autistische leerlingen geen aaneenschakeling van aandoenlijke anekdotes. Het is complexe problematiek waar zij mee te maken krijgt en waar zij bij ingeschakeld wordt. Voortdurend probeert zij de balans te vinden tussen twee belangen: enerzijds vindt zij het belangrijk dat de leerlingen van de Trajectgroep zo veel mogelijk de reguliere lessen volgen omdat zij dan beter leren hoe zij zich moeten gedragen in een gewone maatschappij, waardoor zij later meer kans op succes hebben. Anderzijds moeten de leerlingen die lessen niet te veel verstoren. Bos: ‘Het blijft lastig, want een autist blijft natuurlijk altijd autistisch. Niet alles is leerbaar.’

Bos vindt dan ook dat het speciaal onderwijs altijd zal moeten blijven bestaan voor de échte probleemgevallen. Als een kind er zelf onder lijdt dat het te weinig aandacht krijgt bijvoorbeeld. Of als leerlingen gewoon niet tot leren komen en onder hun niveau blijven presteren. En een enkeling is te storend voor andere leerlingen en heel af en toe gevaarlijk. ‘Je kan het docenten niet aandoen om echt de ernstige psychiatrie in een gewone school te laten functioneren.’

Maar de werkdruk neemt toe

Want de docent heeft aan de Wet Passend Onderwijs extra werk. Hij moet tijdens zijn les rekening houden met de leerling die niet in groepjes kan werken, schrijfopdrachten op de laptop mag maken of niet hardop hoeft voor te lezen in de klas. En leerlingen met ADHD staan er niet om bekend een lesuur lang op hun stoel te kunnen zitten om mee te schrijven. Tijdens vergaderingen wordt er weleens een opmerking gemaakt over het extra werk dat leerlingen met een gedrags- of psychische stoornis docenten bezorgen. 17,5 procent van de docenten op mijn acht zich niet in staat om passend onderwijs te geven.

Nicolaas Schuddeboom. Foto: Renate Beense (voor De Correspondent)

Uit van DUO Onderwijsonderzoek in samenwerking met het Algemeen Dagblad blijkt dat van het eens is met de stelling dat hij of zij te weinig kennis heeft om goed te kunnen omgaan met de aan leerlingen in de klas.

Nog wat cijfers: uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat van de docenten in het voortgezet het over het algemeen niet makkelijk vindt om kinderen met gedragsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen of psychiatrische problemen in reguliere klassen te houden. Slechts 9 procent van de docenten zegt dat het werk door de invoering van de Wet Passend Onderwijs in positieve zin veranderd is. is negatief. van de docenten is het eens met de stelling dat hij achterloopt met zijn lessen omdat hij veel tijd moet besteden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en ervaart door de invoering van de Wet Passend Onderwijs een verhoging van de werkdruk.

Of ik daartoe behoor? Natuurlijk kost het iets meer energie om Lucas te begeleiden en iets meer tijd om een toets die Nicolaas op de laptop maakt te printen zodat ik die na kan kijken. Maar die weegt niet op tegen het belang dat zij erbij hebben om op een gewone school mee te draaien. En de Trajectgroep vind ik een goed middel, omdat de zorg voor deze leerlingen zo niet alleen naar het klaslokaal wordt verplaatst. Dat heb ik liever dan een studiemiddag omgaan met autisme.

Omgaan met de maatschappij

Ook ouders en leerlingen zijn zeer tevreden over de Trajectgroep, blijkt uit onderzoek van Bos. En de Onderwijsinspectie zag in waarop de school met zorgleerlingen omgaat een voorbeeld voor andere scholen. De eerste resultaten zijn ook goed. Van de 36 leerlingen die in het schooljaar 2014/2015 in de Trajectgroep zaten, bleven er slechts drie zitten. 27 gingen er over en vonden een plek buiten de school.

Door het succes van de Trajectgroep merkt Bos dat meer ouders met zorgbehoevende kinderen hun kroost naar het Zaanlands Lyceum sturen. Er is echter beperkt plek in de Trajectgroep. Bos is daarom bezig een module te ontwikkelen die een leerling kan doorlopen, waardoor een leerling na de brugklas ook zonder de Trajectgroep kan functioneren binnen de school.

Lucas ziet zo’n module wel zitten en denkt de ‘autistengroep’ niet altijd nodig te zullen hebben. ‘Ik ben me al wat neutraler gaan gedragen. Ik ben nog steeds gewoon mezelf, maar ik weet nu hoe ik met de maatschappij moet omgaan.’