Als er één Kamer toe is aan goed nadenken over zichzelf, is het de Tweede wel

Marc Chavannes
Correspondent Politiek

Geert Wilders kwam, zag en overwon - door te verliezen. Zijn leuze ‘nepparlement’ domineerde acht uur debat om een nieuwe voorzitter van de Tweede Kamer te kiezen. Ondanks alle mooie woorden was het nepwoord de lakmoesproef waar de vier kandidaat-voorzitters zich woensdag mee moesten profileren.

Natuurlijk kon Martin Bosma niet winnen. Dat hoefde ook niet. Zijn voorspelbare verlies moest de status van Wilders&co als pariapartij bevestigen. En zo geschiedde.

Ook het verdere debat was van een breed gedragen middelmatigheid. Eén Van Gaal-grapje was al genoeg om PvdA-kandidaat Khadija Arib een beslissende neuslengte voor de andere twee niet-PVV-kandidaten te brengen. Noch de vragen noch de antwoorden raakten meer dan terloops aan de functie van de Kamer, aan de geloofwaardigheidscrisis die het instituut ondermijnt.

Een Kamervoorzitter doet namelijk meer dan klokkijken, hameren en lelijke woorden beoordelen. Een goede voorzitter belichaamt een zelfbewuste volksvertegenwoordiging die beseft het bepalende orgaan in het staatsbestel te zijn. Die voorzitter speelt geen spelletjes en laat niet met zich sollen om dat hogere doel te dienen. Dat vereist kennis van het staatsbestel, gevoel voor democratie.

Hadden de kandidaten dat? Niet merkbaar. Mooi dat Martin Bosma het Reglement van Orde van de Kamer uit zijn hoofd kent, heel prettig dat hij aan zelfspot doet, maar hij had geen verhaal over het door zijn leidinggevende zo geminachte parlement zelf. De andere drie kandidaten beloofden varianten van orde en rust. Alleen Ton Elias liet merken dat de organisatie en toerusting van de Kamer essentiële voorwaarden zijn willen de 150 leden naar behoren hun werk doen. De Kamer hoorde het aan en stemde voor twee derde anders.

En de Eerste Kamer?

Niet alleen de Tweede Kamer heeft het druk met zichzelf. De Eerste Kamer praat al maanden over haar bestaansrecht. Althans dat wil de VVD.

De in de Eerste Kamer over het parlementair stelsel is een direct gevolg van de kabinetsformatie van 2012. Toen dachten de onderhandelaars van de twee grote winnaars, VVD en PvdA, wat al te luchtig over het ontbreken van een meerderheid in de Eerste Kamer. Al snel bleek het nodig in de Tweede Kamer partijen bij belangrijke zaken te betrekken die de coalitie aan een meerderheid in de Senaat konden helpen.

Het zou verstandig zijn als het gelegenheidsinitiatief in stilte zou sneuvelen. Er zijn belangrijker zaken, in de wereld én in het parlement

VVD-fractievoorzitter in de Tweede Kamer Halbe Zijlstra vond dat al snel bewerkelijk en bedreigde de Eerste Kamer met opheffing als men niet soepel goedkeurde wat in zijn Kamer was besloten. De VVD-fractievoorzitter in de Eerste Kamer, Loek Hermans, nam die bal over en speelde die in de richting van een in te stellen Staatscommissie.

Of die commissie er komt en wat de missie daarvan moet zijn, hangt in de lucht sinds Hermans de Senaat moest verlaten wegens zijn rol in het Het zou verstandig zijn als het gelegenheidsinitiatief in stilte zou sneuvelen. Er zijn belangrijker zaken, in de wereld én in het parlement.

Een Staatscommissie nu zou alleen zin hebben als zij de Eerste Kamer zou aanzetten tot een fundamenteel debat waarin echt wordt geanalyseerd wat er schort aan de parlementaire democratie. Dan kan de Tweede Kamer niet buiten schot blijven. Voor je het weet gaat de ene Kamer de andere beschieten met kritiek. Represailles kunnen dan niet uitblijven. De komende restauratie van het Binnenhof moet dan ook recente schade meenemen.

De problemen die hieronder liggen

De kritiek op de té prominente rol van de Eerste Kamer is volgens sommigen het gevolg van een te groot aantal prominente oud-politici die het niet kunnen laten zich op hun Eerste Kamer-dinsdagen te bemoeien met actuele staatszaken. Een onzinnig argument. De Eerste Kamer heeft 99 procent van de wetsontwerpen die van ‘de overkant’ (de Tweede Kamer) kwamen goedgekeurd. Bij het handjevol dat de laatste jaren is tegengehouden, waren twee initiatiefwetten waar de coalitie niet al te veel waarde aan hechtte.

De verhoudingen tussen Eerste en Tweede Kamer zijn vooral onder druk komen te staan door een ‘onopgemerkte weeffout’ bij de Grondwetswijziging van 1983. Volgens de Groningse staatsrechtgeleerde is toen de zittingsduur van beide Kamers gelijkgetrokken. Daardoor vormt de Eerste Kamer (tot de volgende verkiezingen voor de Tweede Kamer) de actueelste afspiegeling van de wil van de kiezer (ook al wordt die via de Provinciale Staten uitgedrukt). Dat leidt tot ongewenste politieke concurrentie tussen beide Kamers.

Anders dan de Tweede Kamer heeft de Senaat meer dan eens onderzoek gedaan en gedebatteerd over meer fundamentele lijnen in het beleid. Zo publiceerde de Eerste Kamer in 2012 een grondige en ook nog van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten.

Voorzitter maakte er in 2014 ook nog een boek van waarin hij beschreef hoe het parlement sluipenderwijs is meegegaan in het te weinig doordachte marktdenken dat het overheidsbeleid van de laatste twintig jaar heeft gedomineerd. De Tweede Kamer heeft nooit serieus aandacht besteed aan dat rapport en zo de kans gemist de hand in eigen boezem te steken.

De staatsrechtgeleerde Jan Vis, jarenlang senator en staatsraad, heeft eens gezegd: ‘Ik ben tegen een tweekamerstelsel, maar sinds ik lid ben van de Eerste Kamer weet ik niet meer welke afgeschaft moet worden.’ Hij zag het verschil in kwaliteit van de debatten in beide Kamers, hij had moeite met het gebrek aan institutioneel geheugen aan de overzijde van het Binnenhof.

Maar, hoe moet het dan?

Elzinga redeneert dat de veelgehoorde oplossing, om de Senaat het recht van goedkeuring van wetten te ontnemen en te vervangen door een eenmalig terugzendrecht naar de Tweede Kamer, kansloos is want nooit een meerderheid in de Eerste Kamer krijgt. Zijn suggestie is terugkeren naar een vorm van gespreid kiezen van de Eerste Kamer, in twee of drie etappes, met een zittingsduur van bijvoorbeeld zes jaar.

Natuurlijk moet het toezicht op de geheime diensten goed, beter, best zijn. Maar zo’n politieke Krimi boeit niemand buiten het Kamergebouw

De samenstelling van de Eerste Kamer zou dan direct door de kiezer worden bepaald, maar minder dicht op de politieke stemming van het moment zitten. Dat geeft de Senaat meer gezag, maar leidt tot minder concurrentie met de Tweede Kamer die het primaat hoort te hebben. Dan kan de Eerste Kamer zich concentreren op waar zij nu ook al voor is: het toetsen van wetten op kwaliteit en uitvoerbaarheid.

Een wijziging van het kiesstelsel is een kwestie van lange adem, maar lijkt zinvoller en haalbaarder dan een brede studie over afschaffing van de Senaat of het afnemen van zijn belangrijkste bevoegdheid. Nog een oplossing: een herbezinning door de Tweede Kamer van haar rol en functie in het staatsbestel.

De Tweede Kamer zal binnen afzienbare tijd weer heel opgewonden raken over de uitkomsten van het onderzoek van een commissie naar het lekken uit de commissie-Stiekem (die toezicht moet houden op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten). Wie is de mol? Het zal een bijzonder interngerichte indruk maken op de kijkende kiezer.

Natuurlijk moet het toezicht op de geheime diensten goed, beter, best zijn. Maar zo’n politieke Krimi boeit niemand buiten het Kamergebouw. Het zou beter zijn als de Kamer van buiten naar zichzelf ging kijken en zich serieus afvroeg wat de rode draad is door de aaneenschakeling van mislukte projecten van de laatste jaren.

Een mooie klus voor de nieuwe voorzitter

Het zou een welkom wonder zijn als de tot de verkiezingen van 2017 gekozen Khadija Arib kans zou zien een serieuze zelfreflectie op gang te brengen in de Kamer die zij voorzit. Want al die tegenvallers, die Fyra-enquêtes, die Teevendealdebatten, die moeizame pogingen essentiële informatie los te peuteren van bewindslieden die tot voor kort nog hun collega’s waren, komen voort uit een chronische rolverwarring in de Tweede Kamer.

Meebesturen, te weinig afstand nemen van de dominante bestuurlijke mode die de overheid als het grootste probleem van de overheid beschouwt, laten verslonzen van de eigen idealen, coalities aangaan met je grootste tegenstander zonder dat goed en permanent uit te leggen, steeds weer trappen in idioot drastische voorstellen die én bezuinigen én alles beter maken.

Maar niet heus.

De Tweede Kamer en de coalitie en de steeds maar roulerende en te weinig deskundige ambtelijke top zijn voortdurend bezig met de centen en het bestuurlijk proces. En te weinig met het land dat wij willen. En de wereld die wij cadeau krijgen en hoe we die ten goede kunnen helpen. Daar zou de Tweede Kamer eens over moeten nadenken. In plaats van de Eerste Kamer te pesten.

In tijd van crisis moet je niet aan de instituties gaan morrelen, maar zorgen dat zij overleven en het broodnodige beetje eenheid belichamen.

Eerder in het Politiek Dagboek: