Thuis ben je waar het smerige werk wordt verricht
Lang heb ik zonder werkster geleefd, al was er een tijd, toen ik nog in Amsterdam woonde, dat mijn moeder stiekem vroeg in de ochtend kwam om de ramen te lappen en de badkamer schoon te maken. Waar ze de energie vandaan haalde weet ik niet, maar ze deed het. Soms leidde het tot ongemakkelijke situaties, want als ze klaar was met het lappen van de ramen van de straatkant belde ze aan om binnen verder te gaan met schoonmaken en mijn toenmalige vriendin en ik sliepen dan nog vaak.
In 1995 verhuisde ik naar New York en daar is mijn moeder nooit geweest. Wel heeft ze me ooit bezocht in Londen, waar ik gastschrijver was aan een universiteit. Ze vloog naar Londen met een stretcher, maar de behoefte om alles grondig schoon te maken wist ze die paar dagen dat ze daar was te onderdrukken.
Eind jaren negentig kreeg ik een werkster in New York via mijn toenmalige vriend en secretaris Pablo. Het werd tijd, want ik was aan het vervuilen.
Ik luisterde en luisterde, maar ik wist eerlijk gezegd niet zo goed wat ik moest zeggen. Was niet elke troost goedkoop of zelfs ronduit leugenachtig?
Deze werkster besloot na een tijd naar het zuiden van de Verenigde Staten te verhuizen. Daar was ik niet heel rouwig om, ze had nogal veel temperament. Zo moest ik het huis uit als zij kwam om schoon te maken en ik mocht pas weer naar binnen als ze klaar was. Het kwam ook weleens voor dat ze niet kwam opdagen. Ik had alles voor haar klaargezet, ik had het huis verlaten, maar ze was niet gekomen. Ze was wispelturig.
Daarna deed ik het weer een tijdje zonder werkster. Het was een soort van anarchisme. Je verwisselde de lakens gewoon niet.
Maar via de stomerij waar ik mijn kleren liet schoonmaken, vond ik mijn huidige werkster. In de loop van de tijd zijn we nader tot elkaar gekomen. Ik hoef het huis niet uit als zij schoonmaakt en meestal haal ik koffie of thee voor haar. Toen mijn moeder stierf omhelsde ze me. Ik vond het niets voor haar om me te omhelzen, ze is vriendelijk maar afstandelijk.
Deze week kwam ze zoals gebruikelijk langs om schoon te maken, maar in plaats van in de slaapkamer te beginnen, wat ze meestal deed, kwam ze in de keuken staan waar ik werk en begon te huilen. Nu ben ik niet echt goed in andermans tranen. Andermans pijn is het grote dilemma van de mens, hoe ermee om te gaan.
Ik vroeg uiteraard wat er was.
Ze vertelde me dat haar man geopereerd moest worden aan zijn ogen maar dat hij zoveel dronk dat de operatie steeds weer uitgesteld moest worden.
Het dilemma was duidelijk, maar ze wilde in details treden. Dat is niet alleen een eigenaardigheid van romanschrijvers, maar ook vaak van mensen die het moeilijk hebben.
Ik luisterde en luisterde, maar ik wist eerlijk gezegd niet zo goed wat ik moest zeggen. Was niet elke troost goedkoop of zelfs ronduit leugenachtig?
Toch was alleen maar luisteren ook uitgesloten. Na ongeveer een halfuur nam ik haar even in mijn armen en ik zei: ‘Je bent zo sterk, alles komt goed.’
Het was niet veel, en ik voelde me eerlijk gezegd ook een priester, maar het leek te helpen.
‘Ja,’ zei ze. ‘Dank je.’
Zij ging het huis schoonmaken en ik ging verder met werken. Ik besefte wat voor smerig werk dat was: troosten. Maar thuis ben je waar het smerige werk wordt verricht.