Waarom blauwhelmen bijna nooit Henk heten (en des te vaker Abdullah)
Tientallen experts zeggen het: de vredesmissies van de Verenigde Naties zijn gedoemd te mislukken. De reden is simpel. Er zijn te weinig blauwhelmen uit het Westen. Want het vuile werk, dat laten wij het liefst opknappen door troepen uit arme landen.
Abdullah (28) uit Bangladesh had als klein jongetje één droom: officier worden in het leger. Hij wilde in de voetsporen treden van zijn vader, die carrière maakte als officier bij de marine.
Terwijl zijn vrienden zich door hun studies medicijnen en bouwkunde heen ploeterden en daarna werkloos thuis zaten, kreeg Abdullah op zijn eenentwintigste al een salaris van het leger van Bangladesh.
Vorig jaar werd Abdullah uitgezonden naar zijn eerste vredesmissie: MINUSMA in Mali. Dertien maanden woonde hij op een legerkamp in de woestijn bij Gao, meer dan 1.000 kilometer boven de Malinese hoofdstad Bamako.
En hij is niet de enige Bengaal die uitgezonden werd. Op dit moment zijn dat er 8.496, om precies te zijn. Bangladesh levert daarmee zo’n 10 procent van alle blauwhelmen ter wereld.
En het Westen dan? Hebben al die Abdullahs op vredesmissie ook collega’s die Henk of James heten? Het antwoord: meestal niet. Er zijn momenteel wereldwijd 605 Nederlandse blauwhelmen en een schamele 80 Amerikaanse.
Kijk maar eens naar deze grafiek. En zie daar: een gapend gat tussen de bijdragen van westerse en niet-westerse landen aan vredesmissies.
Dit gat is een probleem.
Een probleem dat volgens experts ‘onvermijdelijk zal leiden tot Srebrenica-achtige situaties.’ Een probleem dat ‘het hele VN-systeem doet kraken.’ En een probleem dat maakt dat vredesmissies ‘gewoonweg niet geschikt zijn voor complexe conflicten.’
Tientallen experts trokken desgevraagd dezelfde conclusie: VN-vredesmissies anno nu zijn gedoemd te mislukken.
Drie vragen. Waarom zijn er zo veel Abdullahs en zo weinig Henken? Waarom is dat eigenlijk zo’n groot probleem? En hoe kan het anders?
Wie doet wat?
Eerst de cijfers. Wie draagt het meest bij aan de wereldvrede?
Als het gaat om troepen - zowel militairen als politieagenten - ligt het zwaartepunt in de ontwikkelende wereld. Bangladesh levert al bijna drie decennia de meeste blauwhelmen voor vredesmissies, op de voet gevolgd door Ethiopië, India en Pakistan.
Rijke landen dragen wel financieel bij. Vredesoperaties kosten dit jaar 8,47 miljard dollar. De VS betalen het leeuwendeel, zo’n 28 procent.
Maar natuurlijk is het prijskaartje van een vredesmissie niet alleen in geld te vangen. De teller van het aantal dode vredesmilitairen staat nu op 3.438. En verreweg de meeste body bags vliegen terug naar de arme landen.
Je zou dus kunnen zeggen: als het om wereldvrede gaat, leveren rijke landen de kanonnen en ontwikkelingslanden het kanonnenvoer. Het Westen bepaalt en betaalt, de arme landen mogen hun handen vies maken.
Dat was niet altijd zo. Want zoals je in de grafiek al kon zien, ging de troepenbijdrage van westerse en niet-westerse landen tot de millenniumwisseling aardig gelijk op. Wat gebeurde er toen, waardoor het gat plots zo groot werd?
Waar is Henk?
Maak kennis met Lester B. Pearson, in de jaren vijftig de Canadese vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties. Pearson stond in 1956 aan de wieg van vredesmissies zoals we die nu kennen.
Dat ging ongeveer zo.
In dat jaar stonden de grootmachten van de wereld lijnrecht tegenover elkaar bij het Suezkanaal. Frankrijk en Groot-Brittannië bezetten (met Israël) het kanaal, met als doel de Egyptische president Gamal Abdel Nasser te verdrijven. Nasser was echter een bondgenoot van de Sovjet-Unie, die dreigde een atoombom op de bezetters te gooien.
De les: zolang wij er niet zitten, zijn we ook niet schuldig
Aan de VN de taak om de boel te sussen. Een vredesmissie leek daarbij uit den boze: in de voorgaande jaren waren dit soort missies bemand door soldaten van de grootmachten die nu zelf in oorlog waren. De oplossing kwam van Pearson. Hij stelde voor om legers uit verschillende landen te laten samenwerken in een vredesmissie, om de missie zo neutraal mogelijk te maken. Én hij bedacht een ongeschreven regel: de grootmachten uit de VN-Veiligheidsraad mochten zelf voortaan geen soldaten op vredesmissie sturen.
En zo kwam de vredesmissie er alsnog. Pearson ontving zelfs de Nobelprijs voor de Vrede voor ‘het redden van de wereld,’ aldus de commissie.
Pearsons ongeschreven regel betekende dat vooral net-niet-machtige westerse landen - Oostenrijk, Canada en Nederland - hun soldaten op missie stuurden. Het waren de Antons, Alexen en Henken die de wereldvrede bewaarden.
Na de Koude Oorlog liep het aantal vredesmissies razendsnel op. Liepen in de jaren tachtig jaarlijks ongeveer vijf vredesmissies tegelijk, in de jaren negentig waren dat er zo’n twintig. De ongeschreven regel werd in de prullenbak gegooid - er waren simpelweg te veel troepen nodig om alle missies te bemannen. De leden van de Veiligheidsraad stuurden hun soldaten weer op pad.
Dat enthousiasme was echter van korte duur. Want in de jaren negentig vinden we de oorzaak dat de Henken en James’ tegenwoordig thuisblijven. In drie zwarte bladzijden uit de geschiedenis van vredesmissies.
- Bladzijde één - Somalië, 1993.
Achttien Amerikaanse soldaten komen om bij een mislukte aanval op hoge functionarissen van de Somalische generaal Mohammed Farrah Aidid. Hun naakte lichamen worden door de straten van Mogadishu gesleept. De beelden gaan de wereld over. Het gevolg: de Amerikanen trekken zich terug uit het land en laten een machteloze VN-vredesmissie achter. Sindsdien is Somalië hét voorbeeld van een mislukte staat.
- Bladzijde twee - Rwanda, 1994.
Ondanks de aanwezigheid van een VN-vredesmissie barst de genocide in Rwanda los. In drie maanden tijd worden 800.000 mensen op gruwelijke wijze vermoord. Met Somalië nog vers in het geheugen gegrift, besluiten de VN niet in te grijpen. Sterker nog, terwijl in Rwanda het geweld toeneemt, brengen de VN het aantal blauwhelmen terug.
- Bladzijde drie - Srebrenica, 1995.
Onder het toeziend oog van 400 Nederlandse blauwhelmen - Dutchbat - worden 8.000 moslimmannen uit de ‘veilige enclave’ Srebrenica afgevoerd en geëxecuteerd. Wat een toevluchtsoord had moeten zijn, werd een bloedbad.
De gevolgen van deze zwarte bladzijden? De westerse landen smeerden ‘m. Zolang wij er niet zitten, zijn we ook niet schuldig. Vanaf dat moment dragen ze vooral nog geld, wapens en tenten bij aan de wereldvrede en is de mantra: risico mijden.
De Abdullahs kregen de blauwe helm toegeworpen en mochten het klusje klaren. En dat terwijl er meer blauwhelmen nodig waren dan ooit.
Waarom wil Abdullah wel?
Bangladesh is nu al 26 jaar de aanvoerder van het lijstje landen die de meeste troepen leveren. Waarom wil Bangladesh het gat dat westerse landen achterlaten zo graag vullen? Op die vraag bestaat een officieel en een officieus antwoord.
Officieel is Bangladesh een toegewijd partner van de VN in internationale vrede en veiligheid. Door zijn bijdrage krijgt Bangladesh een prominent plekje op het wereldtoneel.
Het officieuze verhaal is ietsje korter.
Geld.
De VN betalen voor elke blauwhelm 1.332 dollar per maand. Bangladesh mag zelf weten wat het daarmee doet. Een deel gaat natuurlijk naar de soldaten, die extra betaald krijgen om op missie te gaan. Een ander deel - afhankelijk van de rang van de soldaat ongeveer de helft - blijft hangen in de koffers van defensie. Op deze manier kan Bangladesh ‘kosteloos’ een flink leger onderhouden. Tussen 2001 en 2010 kreeg het leger van Bangladesh zo 1,3 miljard dollar van de VN voor haar bijdrage aan vredesmissies.
Tussen 2001 en 2010 kreeg het leger van Bangladesh 1,3 miljard dollar van de VN
Ook voor de soldaten zijn de vredesmissies een goede deal. Abdullah vertelt dat vredesmissies zó populair zijn in Bangladesh dat er voor zijn eenheid - verantwoordelijk voor het aanleggen van de communicatie-infrastructuur - zelfs een wachtlijst is.
Ook hier weer: geld. Een korporaal met zes jaar ervaring verdient in Bangladesh - volgens de wervingssite van het leger - 97 dollar per maand. Als hij wordt uitgezonden komt hier naar schatting 700 dollar per maand bij. Voor de hogere rangen is dit nog meer. Op missie verdien je zo ongeveer het zevenvoudige als thuis. De blauwe helm is een manier om je kinderen naar een goede school te sturen, of voor je pensioen te sparen.
De blauwhelm als exportproduct. Het lijkt op het eerste gezicht een win-winsituatie: de VN hebben hun troepen, Bangladesh genoeg geld voor zijn leger en de soldaten een flinke spaarpot.
Maar er is één grote verliezer: de vredesmissie. En daar zijn vier redenen voor.
1. Blauwhelmen zijn slecht uitgerust
Mali, 2014. In het uiterste noorden van het land zijn 1.150 blauwhelmen uit Tsjaad gestationeerd. Waar Nederland naar Mali de nieuwste red-dot-geweren meeneemt - waarmee je heel precies kunt richten - doen zij het met roestige, soms kromgebogen AK47’s. In het slechtste geval hebben ze helemaal geen wapen. Eén Tsjaadse blauwhelm schiet per ongeluk zijn eigen maat neer. De soldaten krijgen bovendien al drie maanden niet uitbetaald en een eenheid slaat aan het muiten. Ze nemen een VN-voertuig en rijden weg, de woestijn in.
Dergelijke verhalen over de slechte uitrusting van blauwhelmen uit armere landen liggen voor het oprapen. Of het nu Tsjadiërs met scheve geweren zijn of Bengalen die op slippers, zonder winterjas, in een besneeuwd Bosnië aankomen. Je kunt dit natuurlijk afschrijven met een slecht rapportcijfer voor Tsjaad en Bangladesh. Maar dat zou te gemakkelijk zijn. Want waarom stellen de VN geen strengere eisen voor de uitrusting van blauwhelmen?
Het antwoord is simpel: er is een constant tekort aan blauwhelmen. De meeste missies zijn zwaar onderbezet. In december 2014 hadden de missies in Mali en Centraal-Afrikaanse Republiek bijvoorbeeld minder dan driekwart van de manschappen die nodig waren. De VN kunnen het zich helemaal niet permitteren blauwhelmen af te wijzen. Want wie vult het gat als Bangladesh en Tsjaad niet meer leveren? De westerse troepen met hun peperdure uitrusting in elk geval niet.
2. Blauwhelmen zijn slecht getraind
Wat voor uitrusting geldt, geldt ook voor training. Natuurlijk proberen de VN eisen te stellen aan de training die blauwhelmen krijgen voor ze worden uitgezonden. Maar vaak worden de verplichte powerpointslides op hoog tempo afgewerkt - áls dat al gebeurt.
Hoe kunnen we ooit mensen beschermen als we niet eens onszelf en onze wapens kunnen beschermen?
In de documentaire Journey of a Thousand Miles: Peacekeepers (2015) zien we dat blauwhelmen uit Bangladesh aankomen op Haïti zonder enig idee van het land, de cultuur, of de grootschalige anti-VN-protesten. En wanneer het geweer van een van hen gestolen wordt, blijkt dat ze nog niet wisten dat die riem bedoeld is om het geweer om hun schouders te hangen. ‘Hoe kunnen we ooit mensen beschermen als we niet eens onszelf en onze wapens kunnen beschermen?’ zegt een van de blauwhelmen dan ook.
Voor de troepenleverende landen geldt: niet de kwaliteit, maar de aantallen tellen. De VN betalen immers per soldaat. India stuurt zijn goed getrainde elitetroepen bijvoorbeeld liever naar Kashmir, het grensgebied met Pakistan waar het grote belangen heeft. Het soepie gaat naar de VN.
3. Blauwhelmen luisteren niet
Natuurlijk weten ontwikkelingslanden hoe afhankelijk de VN van hen zijn. En dat levert misschien nog wel het grootste probleem op: een gebrek aan loyaliteit. In plaats van te luisteren naar de orders van de missiecommandant - die in direct contact staat met het VN-hoofdkantoor - overleggen de troepen eerst met het thuisfront.
India is er inmiddels berucht om geworden: in Zuid-Soedan weigerden de Indiase blauwhelmen van hun legerbasis af te komen omdat het thuisfront de situatie te gevaarlijk vond. Eigenlijk hanteren zij dus dezelfde tactiek als het Westen: risico mijden.
Het kan ook andersom: Filipijnse blauwhelmen op de Golanhoogte kregen van Manila te horen dat ze zich niet moesten overgeven, hoewel hun VN-commandant hen hiertoe had opgedragen. Ze vochten nog drie dagen door. Het is natuurlijk onmogelijk een succesvolle vredesoperatie uit te voeren als de blauwhelmen niet naar hun VN-commandant luisteren.
Maar weer doemt daar hetzelfde probleem: hoe kunnen de VN tegen dit soort ongehoorzaamheid optreden als ze geen alternatief hebben?
4. Blauwhelmen krijgen een onuitvoerbare taak
En dan nog iets. Vergelijk je de vredesmissies anno nu met die van twintig jaar geleden, dan valt één ding onvermijdelijk op: de mandaten worden steeds groter. Dat wil zeggen: de lijst aan taken die de Veiligheidsraad van de VN geeft aan blauwhelmen, wordt steeds langer. Paste het mandaat van een missie in de jaren veertig en vijftig nog op een A4’tje, het jongste mandaat, van de VN-missie in Mali, beslaat elf pagina’s. ‘Kerstboommandaten’ worden ze al grappend in VN-kringen genoemd. Iedereen hangt er aan wat hij mooi vindt.
Belangrijk feitje: de kerstboommandaten worden geschreven door precies die landen die sinds het nieuwe millennium nauwelijks troepen sturen om ze uit te voeren. Deze landen hebben dus geen idee hoe moeilijk het in de praktijk is om de mandaten uit te voeren. Het gat uit de grafiek is dus ook een gat tussen de praktijk van een vredesmissie en de politiek op het hoofdkantoor van de VN. En dat gat is groter dan ooit.
Het gat dichten
Keer op keer blijkt de disbalans - het gapende gat uit de eerste grafiek - vredesmissies te ondermijnen. De landen die veel troepen bijdragen, moeten koste wat kost door de VN te vriend worden gehouden - ook al sturen zij troepen die slecht uitgerust, slecht getraind of ongehoorzaam zijn. En naarmate het gat groter wordt, kunnen en willen blauwhelmen steeds minder. Ondertussen vragen de pagina’s tellende mandaten steeds meer van de blauwhelmen.
Het is duidelijk: het gat moet gedicht. Het Westen moet zich weer mengen in vredesmissies. Niet alleen door een stapel cash op de stoep van de VN te gooien, maar ook door mensen naar de conflictgebieden te sturen waar de VN de enige hoop op vrede bieden.
Natuurlijk is dit niet de oplossing voor alle problemen van vredesmissies. In de jaren negentig - toen er toch een aardige balans tussen troepenleveranciers was - ging het ook flink mis. Maar zo lang de VN om troepen moeten bedelen, zullen de missies nooit goed genoeg worden om te doen waarvoor ze bedoeld zijn: burgers beschermen.
Dit is uiteraard bekend bij de VN. Afgelopen september organiseerde de Amerikaanse president Barack Obama - tijdens de jaarlijkse Algemene Vergadering van de VN - een top over dit onderwerp. Zijn oproep: laten we allemaal meer blauwhelmen bijdragen. Er werden 30.000 extra blauwhelmen beloofd, waarvan 8.000 uit China.
En Obama zelf? Die beloofde Amerika’s bijdrage te verdubbelen. Van 80 naar 160 blauwhelmen.
Dit artikel is geschreven met onderzoeksassistent Lisa Peters.