Deze analist weet het zeker: fossiele energiebedrijven hebben hun beste tijd gehad
Kolen-, olie- en gasbedrijven zijn geen veilige investering meer. Pensioenfondsen moeten er zo snel mogelijk uitstappen en hun geld op groen zetten. Dan lopen ze minder risico én kunnen ze bijdragen aan de transitie naar duurzaamheid. Dat zegt financieel analist Mark Campanale.
Het einde van het fossiele tijdperk is in zicht. Dat maakt kolen, olie en gas een steeds riskantere investering. Het wordt tijd dat pensioenfondsen en andere beleggers met hun voeten gaan stemmen tegen fossiele energiebedrijven die niet van koers veranderen. Wat beleggers uit fossiel halen, kunnen ze opnieuw investeren in duurzame energie.
Dat is in vier zinnen de boodschap van Mark Campanale , mede-oprichter van Carbon Tracker. De analisten van deze Britse denktank vertalen de klimaatverandering en de energietransitie in de taal van de financiële markten. De wereld wil in de tweede helft van de eeuw niet méér CO2 uitstoten dan de bossen en de oceanen kunnen absorberen - dat werd eind vorig jaar in Parijs afgesproken. Wat betekent dit voor de toekomst van de fossiele brandstofbedrijven? Hoe moeten investeerders daar nu op reageren?
Campanale geeft antwoord. Vorige week was hij in Amsterdam voor een lezing en een reeks gesprekken met investeerders, bankiers, pensioenfondsen en journalisten.
Het eerste inzicht: er klopt iets niet aan de fossiele businessmodellen
Maar zijn verhaal begint in de Londense City. Daar werkte Campanale sinds begin jaren negentig als financieel analist. Hij specialiseerde zich in duurzame beleggingsfondsen. In de loop van de jaren begon hij de kolen-, olie- en gasbedrijven steeds vreemder te vinden. Want:
- Die bedrijven zagen klimaatverandering en de opkomst van groene energie niet of nauwelijks als risico;
- ze begrepen niet dat een deel van hun reserves in de grond zou blijven als klimaatverandering wordt aangepakt. Sterker nog:
- niemand wist hoeveel olie, kolen en gas onaangeroerd moesten blijven om de opwarming onder de twee graden Celsius te houden.
Hij besprak het met vrienden tijdens een weekendje weg. Ze verbleven in het huis van een goede vriendin tegen de grens met Schotland. Aan haar keukentafel, met een glas rode wijn in de hand, bedachten ze de ‘carbon bubble’: het idee dat een grote hoeveelheid fossiele brandstoffen ongebruikt zal blijven als de wereld verduurzaamt.
Als de wereld verduurzaamt, blijft een grote hoeveelheid fossiele brandstoffen ongebruikt
Met een van die vrienden - Nick Robbins - begon hij te rekenen en richtte hij Carbon Tracker op. In 2011 publiceerden ze hun eerste volledige analyse van de ‘unburnable carbon.’ Daaruit bleek dat fossiele bedrijven ongeveer vijf keer meer CO2 in hun reserves hebben dan ons veilige leefklimaat zou kunnen verdragen (als het allemaal werd opgebruikt).
Die CO2 moet dus in de grond blijven.
De zegetocht van de divestment-beweging
Dat eerste rapport - gedrukt in een oplage van honderd stuks - belandde via een sponsor van de Amerikaanse Rockefeller Foundation bij de journalist en activist Naomi Klein, die het weer doorgaf aan haar collega Bill McKibben, die er een vlammend artikel over schreef in het blad Rolling Stone, dat op zijn beurt de ontluikende divestment-campagne van studenten op tientallen Amerikaanse universiteiten verder aanvuurde. Met de cijfers van Carbon Tracker in de hand konden studenten hun universiteitsbestuur onder druk zetten om hun belangen in de fossiele-energiebedrijven te dumpen (want zolang ze daarin investeerden, faciliteerden ze de ondermijning van ons leefklimaat).
Campanale sympathiseert met de activisten van de divestment-campagne en hij voedt ze - nog altijd - met argumenten. In het Amsterdamse Pakhuis de Zwijger, waar hij vorige week woensdag op het podium stond, vertelde hij onder meer:
- Dat olie- en gasbedrijven verkeerde inschattingen maken over de toekomstige vraag. Ze denken dat de vraag naar olie en gas zal blijven stijgen omdat de wereldbevolking blijft groeien en welvarender wordt. Maar daarbij houden ze onvoldoende rekening met de snel dalende kosten van duurzame energie, waardoor de vraag juist lager zal uitvallen.
- Dat kolen-, olie- en gasbedrijven de komende tien jaar 2 biljoen dollar - 2.000 miljard - uit willen geven aan projecten die niet meer nodig zijn in een tweegradenscenario. Om klimaatdoelen te halen zou alle nieuwe exploratie per direct moeten stoppen, zegt Campanale.
- Dat met name de westerse, beursgenoteerde ondernemingen zoals Shell en BP de duurste en riskantste projecten hebben opgetuigd. Juist deze ondernemingen hebben geïnvesteerd in schalie-oliewinning in de VS, exploratie op de Noordpool, oliewinning uit teerzanden (in Canada) en op de bodem van de oceaan. Dat maakt ze kwetsbaar in een wereld die versneld overschakelt naar duurzaamheid en investeringen in deze bedrijven in toenemende mate riskant.
Campanale is al lang niet de enige meer die deze boodschap verkondigt. De Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs berekende vorig jaar bijvoorbeeld dat 1 biljoen dollar aan reeds gedane investeringen van oliebedrijven niet meer rendabel zijn bij een olieprijs van 70 dollar per vat. Bij de huidige olieprijs van ongeveer 30 dollar zijn nog veel meer investeringen onrendabel. Het idee dat een groot deel van de reserves in de grond moet blijven is al bijna gemeengoed: de Amerikaanse president Barack Obama, het IMF, presidenten van verschillende centrale banken en vooruitstrevende investeerders hebben het omarmd.
Steeds harder rennen om stil te staan
Campanale vindt het onverkroppelijk dat olie- en gasbedrijven toch nog steeds geen scenario’s hebben voor als de vraag naar hun producten terugloopt. Dat ze er geen rekening mee houden dat groene energie zich misschien sneller ontwikkelt dan wordt gedacht (iets wat de afgelopen tien jaar telkens opnieuw is gebeurd). En wat gebeurt er als de olieprijs laag blijft en de dure fossiele projecten nooit meer uit de rode cijfers komen?
Dan zijn aandeelhouders de pineut. De voortekenen zijn nu al zichtbaar. Kijk maar eens naar deze grafieken, die de verandering in bestedingen van drie beursgenoteerde olie- en gasbedrijven afzet tegen de verandering in productie - wat ze daadwerkelijk uit de grond halen:
Je ziet: Shell, ExxonMobil en Chevron hebben hun uitgaven tussen 2009 en 2013 enorm opgevoerd, terwijl hun productie tot op heden op peil blijft of daalt. De uitgaven zijn in de afgelopen twee jaar teruggeschroefd, maar de productie blijft achter. Simpel gezegd: deze bedrijven moeten steeds harder rennen om stil te blijven staan. Een van de gevolgen is dat olie- en gasbedrijven zich steeds dieper in de schulden steken om de zoektocht naar nieuwe reserves te bekostigen.
Aandeelhouders zouden druk moeten uitoefenen op de bestuurders om hier een einde aan te maken, zegt Campanale. De enige geloofwaardige strategie voor de toekomst is volgens hem: krimpen en verdwijnen. Alleen nog de broodnodige, betaalbare projecten uitvoeren en dan gecontroleerd failliet gaan. Zo vertelde Campanale het woensdagavond in Pakhuis de Zwijger.
Voldoende aanleiding, leek me, om met hem verder te praten.
Kunnen aandeelhouders echt het verschil maken?
Ik spreek Campanale de volgende middag in het restaurant van zijn hotel aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Zijn dag is volgepland met afspraken met vermogensbeheerders, bankiers en journalisten, maar hij is onverminderd energiek en begint al antwoord te geven op mijn vragen als ik ze nog maar half heb gesteld.
Als we elkaar de hand schudden, laat hij me de muts zien die hij in een eerder gesprek cadeau heeft gekregen: zo’n toeristenmuts met van die grote flappen en Amsterdam op de voorkant. Het is geen gezicht boven zijn donkergrijze pak en dus lachen we. ‘Geweldig toch?’
Financiële markten hebben meer macht dan overheden
Financiële markten hebben meer macht dan overheden, zei Campanale in het Pakhuis, en beleggers zijn slimmer en sneller dan regeringen. Waarom heeft Campanale eigenlijk zoveel vertrouwen in ‘de markt,’ waarom verwacht hij zo weinig van overheden?
‘Politici luisteren naar de markten,’ antwoordt hij. ‘Ze zullen de markten nooit uitdagen. We hebben vaak het idee dat financiële markten een uniforme groep mensen zijn die overal een gemeenschappelijke visie op hebben: ‘markten zijn goed, bonden zijn slecht, overheden zijn slecht.’ In werkelijkheid is het niet zo simpel. Financiële markten drukken de wensen van burgers uit. De oude mop over het kapitalisme is dat werknemers vijftig jaar geleden de macht over de industrie hebben gekregen, maar dat niemand ze dat ooit heeft verteld. Die macht hebben ze door hun pensioenfondsen. Bewegingen zoals de divestment-campagne willen pensioenfondsen weer verantwoordelijk maken voor de belangen van burgers. En je kunt nu zien dat sommige van die fondsen in beweging komen.’
Gezocht: activistische pensioenfondsen
‘Beleggers en grote pensioenfondsen - zoals het Noorse pensioenfonds, het Nederlandse APG, de Amerikaanse CalPERS en CalSTRS - hebben al duidelijk gemaakt dat ze geen nieuwe risicovolle, kostbare projecten meer willen van de olie- en gasbedrijven,’ zegt Campanale.
‘Nu kunnen ze doorbijten en zeggen: laten we niet wachten tot de olieprijs herstelt, maar nu de moeilijke besluiten nemen en bestuurders aan de macht brengen die deze bedrijven naar een koolstofarme toekomst kunnen brengen. Dit is het moment om van koers te wijzigen, zoals Total, dat in zonne-energie investeert. Grote aandeelhouders kunnen zo’n koerswijziging afdwingen.’
Als olie- en gasbedrijven geen gehoor geven, moeten pensioenfondsen met hun voeten stemmen, zegt Campanale. Hun aandelen cashen en het geld investeren in duurzame energie. Zij het niet van de ene op de andere dag, dan kan het stap voor stap.
Niet alle investeerders zijn daartoe bereid, weet Campanale. Maar zelfs de hedgefondsen, die geen publieke verantwoording hoeven af te leggen, zijn het eens met sommige analyses van Carbon Tracker. Zij laten zich leiden door gedegen risicoanalyses en keren de riskantste bedrijven - bijvoorbeeld uit de schalie-olie en de kolenindustrie - de rug toe. Campanale gelooft dus niet zozeer in de goede kracht van ‘de markt.’ Hij gelooft in de angst van beleggers die zich realiseren dat ze risicovolle investeringen in handen hebben.
Grote bedrijven moeten krimpen
De analisten van Carbon Tracker proberen inzichtelijk te maken bij welke bedrijven die risicovolle investeringen zitten. Hun antwoord: vooral bij de beursgenoteerde ondernemingen. Als de wereld werk maakt van een tweegradenscenario, is een groot deel van de geplande investeringen van deze bedrijven dus onnodig.
‘Wij willen dat deze bedrijven zeggen: we gaan deze projecten niet uitvoeren,’ zegt Campanale. Dat betekent dat de kolen-, olie- en gasbedrijven moeten stoppen met groeien en moeten kiezen voor wat Carbon Tracker een ex-growth strategy noemt.
Als ze niet langer sturen op groei maar op de winstgevendste projecten, dan betekent dat automatisch dat ze kleiner worden. ‘Het Amerikaanse ConocoPhillips heeft dat al gedaan. Zij besloten de projecten waar ze weinig aan verdienden te dumpen en zich te concentreren op de winstgevende activiteiten. Het bedrijf werd door aandeelhouders beloond, omdat het meer geld oplevert. Hetzelfde is onlangs gebeurd bij het in Londen gevestigde Tullow Oil. De dag nadat dat bedrijf aankondigde dat het verlieslatende projecten schrapt, ging de koers omhoog.’
CEO’s zouden moeten worden beloond als ze hun bedrijven kleiner maar winstgevender maken, zegt Campanale. Of als ze kiezen voor groene in plaats van fossiele groei.
Ordelijk naar de uitgang
Als fossiele energiebedrijven waardecreatie voor hun aandeelhouders weer centraal gaan stellen - in plaats van hun eigen overleven - zou het goed kunnen dat ze tot de conclusie komen dat het meer winst oplevert als ze zichzelf stapje voor stapje opheffen. An orderly run-off, noemt Campanale dat: cashing yourself out.
Hij claimt dat bijvoorbeeld Shell nog twintig jaar lang een ongelofelijk winstgevend bedrijf kan zijn als het nu kiest voor een ex-growth-strategie. Gaat het bedrijf verder met business as usual, dan leidt dat volgens Campanale tot flinke stroppen voor investeerders.
Wat als fossiele energiebedrijven worden gedwongen om meer informatie vrij te geven over de hoeveelheid CO2 in hun reserves? Dan kunnen analisten veel beter inschatten hoeveel risico ze lopen
Kennelijk zien bedrijven als Shell hun verantwoordelijkheid anders: zij vinden dat ze ook over veertig jaar nog olie moeten kunnen leveren aan consumenten. ‘Maar hoe zit het dan met de verantwoordelijkheid voor burgers en de planeet over veertig jaar?’ vraagt Campanale. ‘Het is niet alsof de opwarming van de aarde nog terug te draaien is. Het is permanent. Hoe zit het met die verantwoordelijkheid? Daar praten deze bedrijven niet graag over. Ze praten liever over die mysterieuze consument in 2030, waar niemand de naam van kent. Omdat ze een grafiekje met bevolkingsgroei hebben gezien. Het is bizar. Pensioenfondsen als APG moeten tegen olie- en gasbedrijven zeggen: it’s okay to let go now.’
Maar is dat niet te veel gevraagd van pensioenfondsen, dat ze zo’n activistische houding aannemen? Campanale vindt het een kwestie van verantwoordelijkheid - niet alleen voor de pensioengerechtigden van vandaag, ook voor die van 2050. Toch heeft hij zijn hoop niet alleen op pensioenfondsen gericht. Om een omslag in het denken te bereiken, probeert Carbon Tracker alle cruciale spelers binnen het financiële ecosysteem te bereiken.
Campanale noemt bijvoorbeeld de accountants en de financiële toezichthouders die de regels van het spel bepalen. Wat als fossiele energiebedrijven worden gedwongen om meer informatie vrij te geven over - bijvoorbeeld - de hoeveelheid CO2 in hun reserves? Wat als ze transparant moesten zijn over de gevolgen van strenger klimaatbeleid voor hun huidige groeiscenario’s? Dan kunnen financieel analisten veel beter kunnen inschatten hoeveel risico deze bedrijven lopen. ‘We moeten onze analyse naar het hart van Wall Street brengen,’ zegt Campanale.
Een dodelijke spiraal
Toch klinkt het als een nogal westerse - en dus beperkte - benadering. Stel dat beursgenoteerde bedrijven de duimschroeven krijgen aangedraaid en dat de kapitaalmarkt voor hun risicovolle investeringen opdroogt. Heeft dat dan ook impact op staatsbedrijven die het grootste deel van de fossiele reserves in handen hebben?
‘Ja. Ook staatsbedrijven hebben kapitaal nodig. Dat is waarom Rosneft, Gazprom, PetroChina en Coal India deels beursgenoteerd zijn. Waarom denk je dat de Afrikaanse en Chinese mijnbouwbedrijven in Londen geïndexeerd zijn? Omdat daar het kapitaal zit.’
Als dat kapitaal opdroogt, hebben ook zij een probleem. Bovendien kunnen beleggers worden afgeschrikt door het het feit dat investeringen in olie- en gasbedrijven niet alleen economische, maar ook steeds meer politieke risico’s met zich meebrengen.
En dan is er nog de lage olieprijs, die de vooruitzichten voor de sector verder verslechtert. In een turbulente wereld met een lage of schokkerige olieprijs zullen investeerders steeds minder geneigd zijn te investeren in riskante fossiele megaprojecten die pas op de lange termijn rendement opleveren. Dat zei Tim Burke, voorzitter van de groene denktank E3G, deze week in een interessante analyse van de huidige olieprijzen. Duurzame energieprojecten zijn dan veel voorspelbaarder en dus steeds aantrekkelijker, zei Burke. Zijn woorden echoën wat Campanale en zijn team van Carbon Tracker nu al jaren beweren: misschien staan we aan het begin van een dodelijke spiraal waar de olie- en gasindustrie nooit meer uit kan klimmen.