Bewonder elkaar! De dichter voor Europa worstelt met haat en verzoening

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
‘De lezing door Emile Verhaeren’, 1903, Théo van Rysselberghe. Aan tafel in het rood Verhaeren. Foto: Getty Images

België herdenkt de dood van de grote dichter Emile Verhaeren. De kans is groot dat je nog nooit van hem hebt gehoord. In Nederland mag hij dan haast vergeten zijn, Verhaerens werk als veerman tussen culturen en pleitbezorger van een verenigd Europa is prachtig én actueel.

Hij is de grootste van de moderne dichters. De poëet die ons tijdperk in een machtig monument van rijm heeft gegoten.

Alle intellectuele krachten komen in hem samen. De nieuwe sociale ideeën. De strijd tussen de industrialisatie en het agrarische leven. Het tragische lot van emigranten. De financiële crises. De duizelingwekkende veroveringen van de wetenschap. De syntheses van de filosofie. De triomfen van de technologie. De nieuwe kleuren van de impressionisten.

Hij verenigt in zich de socialistische dichter, de dichter van het tijdperk van de machine, van de democratie en van het Europese ras.

Emile Verhaeren, 1912. Foto: Getty Images

Dit zijn niet mijn woorden, het is een bloemlezing uit de lyrische loftuitingen die de Oostenrijkse schrijver in 1910 optekende in een boek over het leven en werk van (1855-1916).

Nu, ruim honderd jaar later, is de ooit wereldberoemde Belgische dichter in de vergetelheid geraakt - zeker in Nederland. Doodzonde. Want van de woorden van Zweig is ook ruim een eeuw later nog weinig gelogen. Zijn werk heeft een grote schoonheid en onverminderde zeggingskracht.

Maar eerst een disclaimer: verwacht van mij geen ‘vijf lessen van Verhaeren’. Poëzie is immers geen pamflettisme, noch een poging een filosofische boom op te zetten. Misschien is het eerder de uitdrukking van een verlangen. Een verlangen om met alle mogelijkheden van de taal te spelen, om complexe menselijke gevoelens en ervaringen te verkennen, te vertolken en op te wekken.

Met zijn verzen laat Verhaeren je het verwoestende werk én de duistere schoonheid van daverende machines, fabrieken en havens ervaren. Hij daagt je uit te mijmeren over de mogelijkheid in moderne tijden in harmonie met de natuur te leven. Hij zet je aan met je hart te denken over wat Europa is en kan zijn.

Vluchtelingen ‘met diep in hen een meer van smarten’

In het Provinciaal Museum Emile Verhaeren te Sint-Amands, het dorp waar hij in 1855 het levenslicht zag, sta ik met conservator Rik Hemmerijckx voor het schilderij ‘Les errants’ (De dolenden) van de Gentse kunstenaar Théo Van Rysselberghe (1862-1928). Het is geïnspireerd door het gelijknamige gedicht van Verhaeren.

‘Les errants’ (De dolenden) van de Gentse schilder Théo Van Rysselberghe (1862-1928). Foto: Museum Emile Verhaeren

‘Er zijn zo van die povere harten / met diep in hen een meer van smarten / dat bleek zoals een grafsteen is / vol droefenis,’ luiden de openingsregels van het gedicht dat is opgenomen in een die eerdaags verschijnt. Op het schilderij zien we een armoedig gezin over een eindeloze landweg door een besneeuwd landschap trekken.

‘Als je de vluchtelingen van vandaag ziet, is er weinig verschil,’ zegt Hemmerijckx. ‘Het thema van de volksverhuizingen is brandend actueel.’

Onderdeel van de mooie collectie schilderijen naar gedichten van Verhaeren is ook de grimmige vertolking van ‘Het oproer’ (1895) door de Engelse schilder . Vlammen rijken tot aan de hemel, op barricaden slaan mensenmassa’s alles kort en klein.

‘De tijd van vroeger wordt verstoten / Door dolle harten, vastbesloten, / Van hongerige menigten die wrokken’, dichtte Verhaeren. Het gedicht bezorgde hem grote roem bij de socialistische beweging. Het werd in 1904 prominent opgenomen in een boek voor de socialistische voorman .

‘Het oproer’ staat in de bundel Tentakelsteden (1895) die samen met Hallucinerend platteland (1893) een tweeluik vormt over de neergang van het platteland en het om zich heen grijpen van de grote stad. De tentakelsteden zijn grauwe oorden van armoede en uitbuiting, maar vormen evengoed de geboortegrond van dromen die hoger reiken dan de wolken giftige dampen. Ook dit werk is, stelt het nawoord bij een ‘meer dan ooit actueel’. En het is waar: als een groene messias klaagt Verhaeren in soms gezwollen, vaak majestueuze verzen de verwoesting van het platteland aan en roept hij de vraag op of er nog een weg terug is naar de bron.

Hij zou eens moeten weten wat er sindsdien van zijn geliefde platteland is geworden.

Verhaeren bracht culturen nader tot elkaar, als een veerman

Verhaerens poëzie vond weerklank in heel de wereld. In het museum in Sint-Amands prijkt een imposante collectie vertalingen. Al in het begin van de twintigste eeuw verschenen bundels in onder meer het Russisch, Lets, Japans, Chinees en Hongaars.

In vele windstreken en ook bij mensen van heel uiteenlopende ideologische snit was de Belgische dichter geliefd. ‘Verhaeren wist ongelooflijke tegenstellingen in zich te verenigen,’ zegt Hemmerijckx.

De conservator laat me alvast een kleinood zien dat bij de tentoonstelling ‘Emile Verhaeren: een dichter voor Europa’, die vanaf 22 mei in het museum loopt, zal worden geëxposeerd: het omslag van een editie uit november 1899 van het Franse anarchistische tijdschrift ‘Le Libertaire’. Daarop staat een opzwepende tekening, geïnspireerd door het gedicht ‘De revolte’ uit 1891. Een strofe: ‘Dit is het uur waarop berooiden / en geuzen en hallucinanten / hun levenstrots weer kunnen tooien.’

Maar niet alleen socialisten en anarchisten omarmden hem. Hij was ook een graag geziene gast in koninklijke kringen. Immers: hij was de ideale veerman tussen de taalgemeenschappen in het verdeelde België. In zijn jeugdjaren in Sint-Amands sprak hij op de dorpsschool Vlaams en thuis Frans, zoals in betere kringen usance was.

Later ging hij in Gent naar het Franstalige Sint-Barbaracollege, waarop kort na hem ook zat, de enige Belgische schrijver die de Nobelprijs voor de literatuur ontving. Maar al was het Frans de taal waarin Verhaeren zijn poëzie schreef, hij bleef zich Vlaming voelen. In reeks van vijf dichtbundels Toute la Flandre (1904-1911) bezong hij de geschiedenis, de steden en het platteland van Vlaanderen.

het is ook de titel van zijn bekendste gedicht uit 1895. Een ontroerende ode aan de eenzame strijder die tegen beter weten in de andere oever probeert te bereiken.

Ik zal mij zelf niet aan een interpretatie wagen, het is niet mijn vak.

Maar van de vele mogelijke duidingen vind ik een heel mooie: ‘Zo moeten wij de veerman opvatten als de mens die alles in het werk stelt om zijn ideaal te bereiken. Dat ideaal wordt in het gedicht voorgesteld als zij die hem van de overkant roept. Hij ziet haar niet, want een roeier roeit altijd met zijn rug naar zijn bestemming toe. Hij hoort haar alleen roepen, en des te sterker op de momenten dat het ideaal onbereikbaar lijkt te zijn. De torenklok en de vensters op de oever personifiëren de toeschouwers, die zich niet blootstellen aan de gevaren die de idealisten over zich afroepen. Onbewogen staan zij op de veilige kade en nemen waar hoe de idealist door tegenspoed overmand weer aan de kade belandt van waaruit hij eenmaal vertrokken is. Maar zij nemen ook waar dat de moegestreden idealist het groene rietje, het symbool van de hoop, nog altijd tussen zijn tanden klemt.’

Het gedicht heeft wel iets van een zelfportret. Want Verhaeren was het zelf ook: een vertolker van de altijd ijdele hoop op betere, rechtvaardiger tijden, en een veerman tussen culturen. Tussen de gegoede burgerij waar hij uit voortkwam en het arme volk waar hij het voor opnam. Tussen de Vlamingen en de Walen in zijn land. En tussen de Europese volkeren.

Emile Verhaeren, 1908. Foto: Museum Emile Verhaeren

Volken, bewonder elkaar!

Zijn slagzin voor de Europese landen was: ‘Admirez-vous les uns les autres!, bewonder elkaar! Je kunt er lacherig over doen, maar in mijn ogen is het een diepe wijsheid: Europese samenwerking is alleen mogelijk als we ernaar verlangen elkaar te leren kennen. Verhaeren werd gedreven door een grote nieuwsgierigheid naar andere culturen en reisde het hele continent af.

Openheid voor de ander is wat ook uit zijn persoonlijkheid spreekt. In zijn meesterwerk De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan (1944) schrijft Zweig deze mooie woorden over zijn kennismaking met Verhaeren in Brussel in 1902: ‘Met het eerste woord raakte hij mensen in hun innerlijk, omdat hij zo overal voor openstond, toegankelijk was voor alles wat nieuw was, niets afwees, bereid was alles te onderzoeken. Hij kwam je als het ware ogenblikkelijk met zijn hele wezen tegemoet, en zoals het bij deze eerste ontmoeting gebeurde, heb ik nog honderden malen vol geluk de stormachtige, overweldigende botsing tussen zijn wezen en dat van andere mensen meebeleefd.’

Openheid voor alles, een brandende nieuwsgierigheid naar andere denkwijzen en culturen, het is een levenshouding die ik zeer bewonder en die in het huidige Europa, waarin steeds meer mensen zich krampachtig vasthouden aan een verbeelde nationale identiteit, node wordt gemist.

Plots was hij een ‘nationalist met oogkleppen’

Toch kende Verhaerens openheid voor andere culturen ook zijn grenzen.

Hij was overtuigd van de superioriteit van de Europese beschaving. In het gedicht ‘Europa’ uit 1906 bezong hij het ‘sterk Europa dat de wereld regeert’. Ons continent zou uitmunten in helderziendheid, methode, orde en matigheid. Waar Europeanen koloniën trokken, zag hij geen stroopzucht maar vorserswerk van Europese helden. ‘De klare meren van de zwarte Congo’s lokken aan,’ dichtte hij.

Het is meer dan pijnlijk in het licht van onder de Belgische koning Leopold II, wiens schrikbewind in Congo miljoenen levens vergde.

Ook op eigen grond bleek Europa even later niet het continent van de Verlichting, maar juist van de duisternis te zijn. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, viel het Verhaeren zwaar zijn hooggestemde idealen over internationale verzoening vast te houden. Verbitterd en geschokt door de wreedheden van de Duiters en door het leed dat hij zag tijdens bezoeken aan de loopgraven, schreef hij patriottisch haatproza tegen de Duitsers. ‘De overtuigde internationalist, die ooit het culturele geweten van Europa was, is een nationalist met oogkleppen geworden,’ schrijft auteur Luc Devoldere in

Het is een trieste waarheid.

Blijft de vraag of Verhaerens gedaanteverwisseling volledig en onherroepelijk was. Er is reden om aan te nemen dat de Europese idealen in zijn hart bleven branden. Zo hield hij in 1915 een lezing waarin hij, zeventig jaar voor het Erasmusprogramma tot stand kwam, een uitwisselingsprogramma voorstelde dat jongeren de gelegenheid gaf kennis te maken met andere culturen en hun opleiding buiten de landsgrenzen te voltooien. ‘Ben je geboren als Engelsman, Fransman, Belg, Spanjaard, Rus, Italiaan of Duitser, dan komt het erop aan Europeaan te worden,’ sprak hij.

In zijn gedroomde toekomst verloor de natiestaat aan betekenis. Terwijl de Eerste Wereldoorlog volop woedde, voorzag hij een Europa waarin de naties slechts ‘provincies of departementen’ zijn. Maar dat betekende allerminst dat hij een uniforme Europese superstaat voorstond. ‘De federale gedachte zal altijd meer waard zijn dan die van opslorping’, schreef hij. ‘Des te meer omdat het van belang is de diversiteit te bewaren van de aparte bijdragen van de verschillende landen. De minste van die bijdragen veronachtzamen of onderdrukken zou neerkomen op een misdaad.’

Emile Verhaeren. Foto: Getty Images

Het zijn woorden die nog immer een grote urgentie hebben, nu de Europese Unie vooral een vehikel lijkt voor economische uniformisering in plaats van een veilig huis voor culturele diversiteit.

Heeft de internationalist in Verhaeren het toch gewonnen? We zullen het nooit zeker weten. De dichter stierf in 1916, in Rouen, waar hij na een misstap op het station onder een trein kwam.

Maar Stefan Zweig twijfelde er niet aan. Kort na de dood van Verhaeren tekende hij zijn aan hem op. Hij vertelde hoe gelukkig hij was toen hem in volle oorlogstijd via een kennis een bericht van Verhaeren bereikte waarin de auteur zijn instemming uitdrukte met een stuk van Zweigs hand. ‘Ik wist dat de haat in deze mens, wiens hoogste gevoel de verzoening was, niet duurzaam kon zijn’, concludeerde Zweig.

Zijn tragische dood heeft Verhaeren de kans ontnomen de waarheid van dat oordeel te bewijzen.

Op een grijze zondag sta ik bij het grafmonument waar hij en zijn vrouw Marthe rusten. Het ligt aan de oever van de Schelde - als een schip dat elk moment de rivier op kan varen. Onder hun namen staat de dichtregel: ‘Ceux qui vivent d’amour, vivent d’éternité’ (zij die leven van de liefde, leven van de eeuwigheid).

Het is zoals Verhaeren het zich droomde: ‘Oh woeste Schelde van het Noorden, bij ’t komen van mijn laatste dag, Ontvang mijn as in uwe boorden, dat ik tot in mijn graf uw leven voelen mag’. De strofe uit het gedicht ‘De Schelde’ (1908) staat als opschrift op de zijkant van de tombe.

Noem me sentimenteel, maar deze regel lezend op de rustplaats van de grote dichter bij een wonderschone bocht in de eeuwig stromende rivier voel ik even een brok in de keel.

Meer over ‘Verhaeren 2016’:

Meer over identiteit en Europa: