Beter een levende hond dan een dode leeuw

Arnon Grunberg
Schrijver

Op een woensdagavond in november boven in het restaurant van cultureel centrum De Balie zaten twee heren, de moeder van een van de heren, de directeur van De Balie en ik te dineren. We aten inktvis, op de moeder na, die iets anders had besteld.

Met de twee heren, migratiedeskundige Hein de Haas en rechtsgeleerde Carolus Grütters, zou ik die avond een openbaar gesprek voeren. Hein de Haas had gevraagd of hij zijn moeder mee mocht nemen, ze zou muisstil zijn, waarop ik antwoordde: ‘Natuurlijk, moeders zijn heilig!’

De derde deelnemer aan het gesprek, Fred Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie met asielbeleid in zijn portefeuille, at niet mee, maar dat verbaasde niemand.

De openbare gesprekken die ik met enige regelmaat in De Balie voer, zijn een overblijfsel van een gesprek dat ik daar in 2011 had met sociologe en voormalig columniste van de Volkskrant, Evelien Tonkens. We hadden gepolemiseerd over het nut van kunst. Tonkens vond, als ik het me goed herinner, dat kunst zeer nuttig was, ik had daar mijn twijfels over, maar omdat ik vreesde de lezers van de krant te vervelen met al te lange discussies over de vraag waar kunst nu precies goed voor was, stelde ik Evelien Tonkens voor de discussie voort te zetten in een zaaltje. De Balie stelde dat zaaltje beschikbaar, en na afloop van de discussie vroeg de directeur van de Balie of ik niet vaker openbare gesprekken wilde voeren met mensen uit de kunsten, de wetenschap en de politiek. Ik zei ‘ja’ uit ijdelheid, angst en behaagzucht, de drie grootste kwalen van de min of meer geciviliseerde mens.

Een aantal openbare gesprekken later zat ik met de heren De Haas en Grütters op inktvis te kauwen in afwachting van de komst van de heer Teeven.

De directeur van De Balie had ons verteld dat Teeven op Wilders na de meest bedreigde politicus was van het land en dat er daarom een speciale beveiligingseenheid zou meekomen. 

De directeur van De Balie had ons verteld dat Teeven op Wilders na de meest bedreigde politicus was van het land en dat er daarom wat agenten van een speciale beveiligingseenheid zouden meekomen. Ook had de Vluchtkerk een demonstratie voor De Balie aangekondigd en De Balie had zich genoodzaakt gezien nog wat privébeveiligers in te huren. Ik had dit een keer eerder meegemaakt tijdens een debat over pedofilie, toen iemand op Facebook had gedreigd ons allemaal na een nekschot bij het vuilnis te zetten, of woorden van soortgelijke strekking. Het dreigement wekte de indruk dat dit niet alleen de verdiende straf was voor pedofielen, maar ook voor allen die met pedofielen in dialoog wilden gaan. Deze laatste interpretatie zou ook te wijten kunnen zijn aan de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal van de bedreiger.

Ik zou liegen als ik zou zeggen dat de beveiligers mij angstig of ongerust maakten. Natuurlijk, als rationeel mens betreurde ik dat burgers hun agressie niet konden bedwingen, maar de aanwezigheid van de beveiligers gaf mij stiekem toch ook een beetje de sensatie dat het ertoe deed wat wij daar aan het doen waren.

De heer Teeven arriveerde. We namen plaats op het podium.

Ik had een stapel interviews met Teeven voor me liggen. Hij wierp een beleefde blik op de stapel en zei: ‘O, dat was de tijd dat ik dat montuur droeg.’ Ik had het gevoel dat hij zich maar matig voor zijn verleden interesseerde.

Teeven ontpopte zich als een vriendelijke man, we gingen al snel over op Fred en Arnon. Maar vriendelijkheid staat los van ethiek; de beul kan in zijn vrije tijd de vriendelijkheid zelve zijn.

Het echte gesprek begon twintig minuten later dan gepland, omdat alle bezoekers hun tasje moesten openmaken en zo rond een uur of tien schreef Fred op een papiertje dat hij echt om 22:45 uur naar huis wilde.

Er zaten wat asielzoekers in de zaal. Alleen maar over hen praten zou ook kortzichtig en arrogant zijn geweest. Een van de asielzoekers vroeg aan Fred waarom de asielzoekers als beesten werden behandeld.

In dat beeld kon Fred zijn beleid niet herkennen, zei hij.

De redenering is: hier word je als beest behandeld, opdat je maar snel teruggaat naar het land van herkomst. Maar de vluchteling wil nog altijd liever als beest worden behandeld dan te worden uitgezet. Ook voor hem geldt: beter een levende hond dan een dode leeuw. Thuis is waar je nog net leeft.