Thuis ben je waar iedereen iets anders is geweest

Arnon Grunberg
Schrijver

Al langere tijd speel ik met het idee om op een cruiseschip te gaan werken. Ik weet nog niet in welke hoedanigheid, maar ik vermoed dat er wel werk voor mij zal zijn. Ik wil in elk geval niet als schrijver op een cruiseschip gaan werken; er zijn schrijvers die lezingen geven op dergelijke schepen, maar dat lijkt me niets.

Toen ik een serveerster ontmoette die me vertelde dat ze enige tijd op een cruiseschip had gewerkt, leek het me aardig om met haar een afspraak te maken zodat ze me over haar belevenissen kon vertellen.

J. komt uit Servië en werkte eerst in een casino in Belgrado. Ze had een verhouding met een basketballer die haar bedroog. Via iemand die ze in het casino had ontmoet, kreeg ze het aanbod om op een cruiseschip in de Caraïbische Zee te gaan werken. J. zag in dat aanbod een manier om naar Amerika te emigreren en nam het aan.

Het werk op de boot bleek een uitnodiging voor alcoholisme, vooral omdat de drank in de bar voor de werknemers zo goedkoop was en er verder weinig anders te doen was. De eerste weken op de boot huilde ze elke dag, maar ze dwong zichzelf om niet op te geven.

Ze zou wel opnieuw willen trouwen, maar ze wilde er niet voor betalen. Ik kon haar geen ongelijk geven

Later kreeg ze een verhouding met een man op wie haar bazin ook verliefd was. Deze vrouw maakte vervolgens het leven van J. op de boot zo onmogelijk dat ze ontslag nam. Ze ging in Miami Beach in een Italiaans restaurant werken, waar ze een man ontmoette die tegen haar zei: ‘Jij wil een Amerikaans paspoort en ik heb geld nodig. Voor zesduizend dollar trouw ik met je.’

Ze gaf hem zesduizend dollar en ze trouwden met elkaar. Kort daarop verdween de man zonder dat zij de papieren had die ze nodig had voor haar naturalisatie. Ze liet zich scheiden, wat kennelijk kan als je man verdwijnt, en werd daarop bejaardenverzorgster voor een rijke familie in Miami. Ze liet me foto’s zien van de negentigjarige man voor wie ze zorgde. Hij zag er goed uit voor een negentigjarige.

Via een tante in Californië belandde ze in New York, waar ze nu een jaar is.

Op mijn vraag wat beter was, werken in het casino of werken op het cruiseschip, antwoordde ze dat allebei even erg was.

Ze zou wel opnieuw willen trouwen, maar ze wilde er niet voor betalen. Ik kon haar geen ongelijk geven.

Ik voelde dat ik moe werd. Om te wennen aan het alcoholisme op de boot had ik schnaps besteld – we zaten in het Oostenrijkse restaurant Blaue Gans –, wat mijn moeheid alleen maar versterkte.

Voor ik in het restaurant in slaap zou vallen, moest ik naar huis, maar J. wilde nog niet naar huis. De volgende dag zou ze pas om drie uur ’s middags werken en ze wilde nog wat wijn drinken. Om die reden had ze afgesproken met een vrouw die ze in Miami had ontmoet en die vroeger man was geweest.

Omdat ze misschien meende dat ik vooroordelen koesterde tegen transseksuelen, voegde ze eraan toe: ‘We zijn allemaal vroeger iets anders geweest.’

Ze had gelijk en thuis ben je waar het besef dat iedereen vroeger iets anders is geweest langzaam tot je doordringt.