Waarom jatwerk bij kunst hoort
De zeldzame keren dat beeldende kunst de voorpagina haalt, gaat het in veel gevallen om kunstenaars die elkaar beschuldigen van plagiaat. In het eerste jaar van mijn studie kunstgeschiedenis leerde ik tijdens een vak genaamd ‘Jatwerk’ al dat namaken onlosmakelijk met kunst is verbonden. Naar aanleiding van Artfest: De Copyrighteditie sprak ik de docenten.
Edvard Munch maakte meer dan tien versies van De Schreeuw. Vincent van Gogh schilderde regelmatig prenten na, net als Rembrandt. Middeleeuwse meesters bestelden plaatjes van heiligen die alleen nog maar overgeschilderd hoefden te worden door hun leerlingen.
De eerste maanden van mijn studie moest ik Janson’s History of Art, een vuistdik handboek over kunstgeschiedenis, uit mijn hoofd leren. Vervolgens werd alles wat ik geleerd had over de logische opeenvolging van stijlen en het belang van originaliteit, vernieuwing en uniciteit weer onderuitgehaald. Op het curriculum van de propedeuse kunstgeschiedenis van de Universiteit van Amsterdam prijkt, tussen vakken met statige namen als Kunsttechnieken & Visuele Analyse en Iconografie & Interpretatie, het vak ©Jatwerk. Het was een eyeopener: we leerden dat kunstenaars al eeuwenlang naar hartenlust kopiëren, verwijzen, ontlenen, citeren en parodiëren. Dat vooruitgang en originaliteit betrekkelijk zijn.
Dergelijk kunsthistorisch inzicht kan nieuw licht werpen op het - soms verhitte - debat van nu. Zo werd vorig jaar de Belgische schilder Luc Tuymans veroordeeld nadat hij een compositie op een nieuwsfoto baseerde. Het veroorzaakte nogal wat opschudding in de kunstwereld: zo’n verbod zou kunstenaars ernstig in hun vrijheid beperken. Is uniciteit dan zo belangrijk?
Wanneer zijn we uniciteit zo belangrijk gaan vinden? En wat betekent het voor kunstenaars dat het auteursrecht - pas sinds 1912 van toepassing - bepaalt wat wel en niet mag? Om meer van het verhitte debat van nu te begrijpen, is het belangrijk om er vanuit een kunsthistorisch perspectief naar te kijken. Daarom sprak ik met kunsthistorici Esther Mulders en Madelon Simons, die beiden het vak Jatwerk doceren. Wat blijkt: geld en gemakzucht zijn bijna altijd de boosdoeners. En in de middeleeuwen ging het er niet eens zo heel anders aan toen dan nu.
De invloed van de kunstgeschiedenis
Waarom is het zo belangrijk dat alle studenten kunstgeschiedenis het vak Jatwerk volgen?
Esther Mulders: ‘Als je begint met studeren, krijg je sterk de indruk dat alle kunstenaars geniale vernieuwers zijn en dat de kunstgeschiedenis een logische lijn volgt, gericht op vooruitgang. Maar dat is natuurlijk niet zo: kunst gaat niet altijd van minder goed naar beter.’
Het doel van kunstgeschiedenis is de verschillende oeuvres van kunstenaars van elkaar te onderscheiden. Zo sluipt het principe erin dat het origineel beter is dan een kopie
Waar komt die mythe van de kunstenaar als geniale vernieuwer vandaan?
Madelon Simons: ‘Je ziet het al aan het begin van de kunstgeschiedenis. Vasari creëert meteen een heel gemanipuleerd beeld: hij benadrukt alleen de uitzonderlijkste kunstenaarslevens. We willen studenten laten inzien dat dat een constructie is.’
EM: ‘Wanneer kunstgeschiedenis zich in de achttiende eeuw als wetenschappelijke discipline ontwikkelt, lijkt het doel om de verschillende oeuvres van kunstenaars van elkaar te onderscheiden. Zo sluipt het principe erin dat het origineel beter is dan een kopie. Met Jatwerk problematiseren we dat. Zo stellen we vragen over wat het doel van kunst is en wat het kunstenaarschap inhoudt.’
De hand van de meester
Hoe ging het eraan toe voordat het auteursrecht in 1912 van toepassing werd op kunst?
MS: ‘Wanneer kunstenaars een uitvinding deden, konden ze dat bij het gilde laten vastleggen om zich te onderscheiden. Wanneer andere kunstenaars precies hetzelfde deden, en dus in hun vaarwater kwamen, konden ze elkaar daar via de gildes op aanspreken.’
EM: ‘Het had veel met geld te maken. Als een vijftiende-eeuwse kunstenaar een bepaald type voorstelling bedacht en iedereen wilde er eentje hebben, mochten niet ineens alle ateliers dat gaan produceren: dat zou de kunstenaar financieel nadeel opleveren.’
MS: ‘Tegelijkertijd moest je als kunstenaar ook te kopiëren zijn door de leerlingen die op je werkplaats werkten. Wanneer een kunstenaar een grote opdracht kreeg, bijvoorbeeld voor vijftien landschappen, kon hij niet alles zelf produceren. De doeken werden dan door de werkplaats gemaakt en de meester zette zijn naam erop. Daar werd niet mysterieus over gedaan, het was de normale gang van zaken. Pas in onze versie van de kunstgeschiedenis is het heel belangrijk of iets echt door Rembrandt zelf is geschilderd.’
Hedendaagse kunstenaars zoals Damien Hirst staan erom bekend dat ze precies hetzelfde werken. Wanneer is het erin geslopen dat wij de hand van de meester zo belangrijk zijn gaan vinden?
MS: ‘Bij sommige vroege verzamelaars zie je het al: als het Spaanse hof een werk van Jheronimus Bosch kocht, verwachtten ze wel iets van de meester zelf. Maar dat waren echt uitzonderingen.’
EM: ‘Er zijn zeventiende-eeuwse prijslijsten bewaard waarop het precies is vastgelegd. Bijvoorbeeld dat de uitvinding van de meester is, maar het schilderij is gemaakt door de gezellen. Wanneer het incarnaat en de ondertekening ook door de meester zelf zijn gemaakt, waren de schilderijen een stuk duurder. Het is bijzonder dat we dat zwart-op-wit hebben; normaal gesproken ging dat mondeling. Het was ook gebruikelijk dat kunstenaars handelden in modellen die goed in de markt lagen. Wie die kocht, mocht ze gewoon namaken.’
De grens tussen vrij werken en de boel bedonderen
Er is nu een generatie kunstenaars die bijna niets anders doet dan bestaand beeld toe-eigenen. Met name op internet werkt iedereen met gevonden beeld. Hoe kijken jullie naarde veroordeling van Tuymans?
MS: ‘Ik vind het heel merkwaardig. Die rechter gaat, volgens mij, op de verkeerde stoel zitten.’
EM: ‘Het probleem doet zich vooral voor wanneer er geld mee gemoeid is: dat was in de middeleeuwen zo, en dat is nu nog precies hetzelfde.’
MS: ‘Dat is het rare van ons vak. We houden ons nooit met geld bezig. Niet dat het taboe is, maar het wordt vaak niet interessant of wetenschappelijk genoeg gevonden.’
Je wil niet dat de cultuur van aanklagen de ateliers binnendringt, dat kunstenaars tijdens het maken zich al zorgen moeten maken over of het wel mag waar ze mee bezig zijn
Denken jullie dat deze toepassing van het auteursrecht schadelijk is voor de beeldende kunst?
EM: ‘Ja. Het klinkt raar, maar kunst moet daarboven mogen staan, anders kan het niet haar doelen nastreven.’
MS: ‘Je wil niet dat de cultuur van aanklagen de ateliers binnendringt, dat kunstenaars tijdens het maken zich al zorgen moeten maken over of het wel mag waar ze mee bezig zijn. Als je nou echt opzettelijk de boel aan het bedonderen bent, is het een ander verhaal.’
Waar ligt volgens jullie de grens?
MS: ‘Het heeft te maken met intellectuele inspanning. Als je iets overneemt van iemand omdat je gewoon lui bent, vind ik het niet kunnen.’
EM: ‘Of als je het puur voor het geld doet. Het is in ieder geval belangrijk dat er een boodschap in zit. Die boodschap kan zelfs in gemakzucht zitten: dat een kunstenaar wil aantonen hoe makkelijk het kan zijn om er geld mee te verdienen.’
MS: ‘Uiteindelijk geldt dat voor alle vormen van denken en uitingen van mensen. We zijn nu eenmaal niet uniek, oorspronkelijk en geniaal: iedereen ontleent.’