Goede woede kan bergen verzetten. Kijk maar naar deze man uit India
In het vluchtelingendebat staan de ‘hooivorken’ woedend tegenover de ‘knuffelaars.’ Toch is er een gedeelde vijand: een overheid die problemen denkt op te lossen door weg te kijken. Wat zou er gebeuren als beide groepen besluiten samen de overheid het goede voorbeeld te geven?
Maak kennis met de Indiase Dashrath Manjhi.
Hij woonde in een uiterst armoedig dorpje aan een fikse bergrug. Aan de andere kant van dat massief lag een stadje met wat voorzieningen.
En dus liep men uren om de berg heen voor bijvoorbeeld medicijnen. Of klom men eroverheen, met gevaar voor eigen leven.
De bevolking klaagde, maar de overheid was nergens te bekennen.
Op een dag viel Dashraths vrouw. Ze verwondde zich en kwam even later te overlijden. Het ziekenhuis bleek te ver.
Dashrath besloot die dag dat hij in actie moest komen. Hij verkocht zijn geiten, schafte een hamer, een houweel en een beitel aan en was vanaf die dag elke avond op de berg te vinden. Zijn beitelslagen waren de daaropvolgende 22 jaar elke dag te horen.
Ik kom straks bij Dashrath terug.
Want ik ben op zoek naar een recept voor ‘goede woede’ en denk bij Dashrath een ingrediënt te kunnen vinden.
Maar eerst een antwoord op de vraag die ongetwijfeld op je lippen brandt: goede woede, wat is dat?
Op zoek naar goede woede
Goede woede is woede die constructief is in plaats van destructief. Scheppende woede noemde ik het eerder.
Want ook afgelopen zaterdag stonden links en rechts weer tegenover elkaar in Amsterdam. Pegida en in reactie daarop de demonstratie ‘Vluchtelingen welkom, racisme niet.’
Woedende mensen, aan beide kanten. Er volgden twintig arrestaties. We kijken er nauwelijks meer van op.
Woedende mensen, aan beide kanten. We kijken er nauwelijks meer van op
Want Nederland lijkt verdeelder dan ooit, tussen ‘knuffelaars’ die het opnemen voor vluchtelingen en ‘hooivorken’ die het opnemen voor de Nederlandse burger. Maar als je ontleedt waar hun boosheid over gaat, dan zijn ze allebei boos op hetzelfde: op onze overheid.
Een overheid - in Den Haag en Brussel - die zich al tijden volstrekt geen raad weet met de vluchtelingencrisis.
Volgens de ‘hooivorken’ laat de overheid de Nederlandse burgers in de steek, volgens de ‘knuffelaars’ de vluchtelingen. Maar over de oorsprong van dit probleem zijn ze het volstrekt eens: een wegkijkende overheid.
En die kritiek komt niet uit de lucht vallen. Ook Artsen zonder Grenzen, bijvoorbeeld, laat geen spaan heel van het beleid inzake de ‘vluchtelingencrisis.’ In een recent rapport van deze organisatie werd dit beleid zelfs een ‘overweldigende mislukking’ genoemd.
Hoe zit dat?
Hoe de overheid een probleem dacht op te lossen door weg te kijken
Uit vrees voor een ‘aanzuigende werking’ deden beleidsmakers lange tijd zo min mogelijk. De gedachte was: laten we ons Europa niet al te veel voorbereiden op wat komt. En laten we Nederland onaantrekkelijker maken dan andere landen. Dan blijven ‘ze’ wel weg.
En woonde je toevallig in Lampedusa? Dan had je ‘geografische pech,’ zoals premier Rutte in 2012 nog zei.
Maar de vluchtelingen kwamen toch. Een klein percentage kwam ook in Nederland terecht. En toen ze kwamen, was er niets geregeld. En voelde het opeens als een ‘tsunami.’
Omdat de overheid zich uit strategische overwegingen bewust niet had voorbereid.
Er lijkt dan ook geen enkele reden voor de burger om de overheid op dit punt nog te vertrouwen. De overheid stak haar hoofd in het zand, ook toen de burgeroorlog in Syrië al lang en breed aan de gang was. En ze wekte valse hoop dat de vluchtelingencrisis, die mondiaal al jaren aan de gang was, ons landje wel zou overslaan.
Burgers uit kleine gemeenten en hun burgemeesters hebben dan ook terecht het gevoel dat ze nu de wrange vruchten krijgen voorgeschoteld van deze politiek. En als ze daar dan tegen protesteren, staan ze feitelijk zij aan zij met mensen die protesteren tegen de manier waarop er met vluchtelingen omgegaan wordt.
Woede die de overheid een lesje leert
In Duitsland trokken beide groepen onlangs dan ook per ongeluk met elkaar op. Een groepje vluchtelingen protesteerde ineens met rechtse demonstranten. Beide groepen wilden een ander asielzoekerscentrum.
En in Amsterdam-Oost gaat een groep burgers een eigen kleinschalige verblijfplek realiseren. Zij vinden dat vluchtelingen zo snel mogelijk moeten integreren (door kleinschaligheid), voor zo min mogelijk geld (op basis van vrijwilligers).
Voor het realiseren van zo’n opvang, voor het scheppen van werk binnen de beperkte ruimte die de wetgever biedt, daarvoor is heel wat woede nodig
Deze oplossing is exact wat de groepen die protesteren tegen asielzoekerscentra ook beogen.
Ook in de initiatieven waarin naar mogelijkheden wordt gezocht voor werk voor vluchtelingen wordt een dergelijke verbinding geslagen. Deze initiatieven proberen van ‘uitkeringstrekkers’ zo snel mogelijk ‘belastingbetalers’ te maken. Mensen die hun eigen broek omhoog houden.
Dat wil de vluchteling zelf, dat wil de ‘knuffelaar’ én dat wil de ‘hooivork.’ Wie ontbreekt er in dit rijtje? De enige die dat lijkt te kunnen regelen. Onze overheid.
Voor het realiseren van zo’n opvang, voor het scheppen van werk binnen de beperkte ruimte die de wetgever biedt, daarvoor is heel wat woede nodig. Waar haalt iemand anders de motivatie en de energie vandaan om veelal in zijn vrije tijd dit soort acties van de grond te trekken?
Woede hoeft zich niet alleen op elkaar te richten. Ze kan ook problemen oplossen die de overheid laat liggen.
Woede waar je niet genoeg van kan hebben
Terug naar Dashrath Manjhi uit India, die 22 jaar beitelde om aan de andere kant van zijn berg te kunnen komen.
Men verklaarde hem voor gek. Tot ze zagen wat hij eigenlijk aan het doen was. Hij had een doorgang gebeiteld van 8 meter diep en 10 meter breed. Met de hand. Hij kon nu door de berg heen. En met hem heel zijn dorp. Pas toen kwam de overheid om de hoek kijken om de weg te verstevigen.
Ultieme constructieve woede.
En volgens mij is dat het eerste kenmerk waaraan je constructieve, ‘goede’ woede herkent. De nieuw geschapen situatie moet niet alleen het eigen belang dienen, maar ook het belang van de partij waartegen je vecht.
Dat lijkt paradoxaal, want woede verzet zich van nature juist tegen de tegenstrever - de hooivorken tegenover de knuffelaars, of zij samen tegen de overheid. Maar ook het belang van die ander hoort ingesloten te zijn in constructieve woede.
Dat soort woede, daar kun je nooit genoeg van hebben.
De burger is machtiger dan-ie denkt
Bekijk nu eens met deze ogen de kloof tussen links en rechts. De schier onoplosbare problematiek waar beide stromingen in de samenleving tegen te hoop lopen.
Ze protesteren in de hoop dat de regering naar hen luistert. Totdat Rutte & co. hun problemen gaan oplossen. Van de weeromstuit slaat de politiek zelf ook steeds heroïscher taal uit: we gaan het in zes weken ‘oplossen,’ beloofde de premier daadkrachtig toen Nederland begon aan zijn termijn als voorzitter van de Europese Unie.
Dat gaan ze niet.
Wie protesteert, verwacht feitelijk nog te veel van de overheid. Dat de politiek door een geschreeuwde herinnering aan wat een groot deel van de burgerij wil, opeens wél de koe bij de hoorns vat.
Terwijl: de burger is machtiger dan-ie denkt. Wat zou er gebeuren als hij zijn woede inzet om een probleem op te lossen dat de overheid maar niet onder controle krijgt?
Al wat nodig is een berg, een hamer, een houweel en een beitel. O, en tijd. Dat soms ook.