Op het Mediapark in Hilversum belt een redacteur van een nieuwsprogramma naar de receptie. ‘Er staat hier een jonge man. Donker haar, baard, zwarte capuchon, zwart bomberjack. Hij wil de lift in. Ja, capuchon.’

Het is een paar maanden nadat ‘journaalkaper’ Tarik Z. met een nepwapen het achtuurjournaal binnendrong, als Afghaans-Nederlandse rapper Massih Hutak zijn wekelijkse voor Radio 1 heeft opgenomen.

Hij wil naar huis, maar zijn toegangspasje voor de lift werkt niet. Dus doolt hij door het gebouw op zoek naar iemand die hem buiten kan laten.

Foto: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

Hij spreekt een redacteur in de studio ernaast aan, die niet veel later nerveus details blijft doorgeven aan de receptie: ‘Zwarte laarzen. Weet ik niet. Hij zegt dat zijn pasje kapot is.’

Of Hutak even mee wil lopen naar de hoek van de gang, daar hangt een beveiligingscamera. ‘Kun je even zwaaien naar de receptie?’

Hutak: ‘Ik kom daar al een jaar lang elke donderdag. Plus: ik stond daar met een broodje geitenkaas in mijn hand. Ik hoor die redacteur denken: ‘Misschien gebruiken ze tegenwoordig bomb sandwiches’.’

Tot ‘ze’ gerekend worden is een terugkerend thema in het leven van Hutak. ‘Ze’ kan in dit geval verschillende dingen betekenen: vluchtelingen, moslims, terroristen. ‘En die op zichzelf al ongelooflijk algemene noemers worden soms voor het gemak samengevoegd.’

Hutak, die in 1992 werd geboren in Afghanistan, met zijn familie vluchtte naar Pakistan en in 1998 terechtkwam in Nederland, heeft zichzelf aangeleerd vooroordelen als entertainment te beschouwen.

Hij zwaait overdreven vriendelijk naar de beveiligingscamera op het Mediapark. Maakt een harde taalgrap als mensen zeggen dat hij écht goed Nederlands spreekt. Speelt de dankbaarheid zelve als hem op het verjaardagsfeestje van een vriendin wordt verteld: ‘Dit is leverworst. En dit is een partytent. Mooi hè, dat een jongen zoals jij dit mee mag maken?’

Massih als leraar

De eerste keer dat we elkaar ontmoeten zitten we in Eye, een bioscoop aan het Amsterdamse IJ. ‘Eye is verkeerd om gebouwd, man. Alle ramen zitten aan de kant van het centrum, alsof daar de hele wereld is. Als ik ooit minister-president word, laat ik heel deze shit 180 graden draaien.’

Het gebeurt vaak: we hebben het ergens over en Hutak onderbreekt het gesprek om zijn liefde voor Amsterdam-Noord te uiten.

We hadden het eigenlijk over zijn loopbaan als leraar. ‘Hiphop is een logisch vertrekpunt als je het over de maatschappij wilt hebben. Het bespreekt wat er nu gebeurt, op straat, onder jongeren - maar juist ook wat er in de rest van de wereld aan de hand is. Dingen die anders nooit op de radar van leerlingen zouden komen, worden zichtbaar omdat hun favoriete rappers zich er boos over maken. Op mijn telefoon staat dezelfde muziek als op die van mijn leerlingen, die herkenbaarheid zorgt dat ze met je sympathiseren en je over veel meer dingen kunt praten.’

De leerlingen van Hutak roepen volgens hem te snel ‘racisme!’ als er iets gebeurt wat ze niet aanstaat

Vaak worden in hiphop dingen opgeworpen waar zijn leerlingen zich in herkennen. ‘Het nummer ‘Ogen in je rug’ van gaat bijvoorbeeld over vrienden die je - voor pubers.’ Maar denk ook aan zwaardere onderwerpen als slavernij, die aansnijdt in zijn muziek. Naar aanleiding van het nummer van rapper Ismo, die hij leerde kennen via zijn leerlingen, kon hij het over antisemitisme hebben. ‘Ik snap waarom ze Ismo tof vinden; de beats komen hard. Maar Ismo heeft ook ongelukkige die leerlingen vol overgave nazeggen.’

‘Dat antisemitisme kun je niet laten gaan, alleen omdat de muziek vet is. Dus vraag ik ze: begrijp je wel wat er aan de hand is, daar in Israël en Palestina? Ik probeer ze ervan te weerhouden te snel en hard te oordelen. Na zo’n gesprek merk ik altijd dat er bij een paar van die kids radertjes gaan draaien, dat ze hun mening gaan nuanceren. Dat was zonder onze gedeelde liefde voor de muziek niet gebeurd.’

Foto’s: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

De leerlingen van Hutak roepen volgens hem te snel ‘racisme!’ als er iets gebeurt wat ze niet aanstaat, of als mensen niet meteen begrip hebben voor hun afkomst of geloof. ‘Dat deed ik vroeger zelf ook, maar ik vertel ze dan: dat iemand niet meteen weet of ziet wie of wat je bent, is niet automatisch een belediging of aanval.’

Als we achter Amsterdam Centraal op de bus naar Noord staan te wachten (‘Kom we gaan aan de andere kant staan. Dan kunnen we Noord alvast zien’), lopen een paar oud-leerlingen langs. ‘Yo Massih. Meneer.’ Hij geeft ze een boks, hand, vuist op zijn hart, heft zijn kin op. ‘Ben je geslaagd? En jij, ben jij geslaagd?’

De liefde voor de hiphop, die in zijn lessen zo goed hielp, werd eind vorig jaar te groot om de twee nog te kunnen combineren. Massih nam ontslag op school en dook met zijn beste vriend en producer en Delic, de producer van onder meer de studio in om zijn binnenkort uit te brengen album af te maken.

Massih als rapper

Hiphop loopt als rode draad door alle dingen die Massih doet. Zijn verhuizing naar Amsterdam-Noord en de ontluikende liefde voor de muziek kwamen ongeveer op hetzelfde moment. Het was 2002, zijn broer ging naar de middelbare school en nam gebrande cd’s voor hem mee. Eerst later ook Nederlandse rappers.

‘Mijn hele muur hing vol met posters van basketballers en rappers. Mijn vader vond ze bijna allemaal verschrikkelijk, ik mocht de muren niet bevuilen. Mijn Tupac-poster, waarop hij in bad ligt, bedekt met gouden kettingen, vond mijn vader om de een of ander reden wel tof, die mocht blijven.’

Nadat hij viel voor Tupac, kreeg Hutak ook interesse in vaderlandse rappers. De eerste Nederlandstalige rap die Hutak hoorde, veranderde de manier waarop hij Nederland zag. Vooral een multiculturele rapgroep uit Amsterdam-Noord, gaf hem voor het eerst het gevoel thuis te zijn. ‘Het was de eerste muziek die raakte aan wat ik elke dag meemaakte, waar ik mee worstelde. En het liet me mijn wijk beter begrijpen.’

Hij legt uit: ‘In hiphop zie je donkere jongens hangen met Arabische jongens en witte jongens - en met meisjes van allerlei verschillende afkomsten. Geen gezeik over afkomst, maar gewoon mensen die het ontzettend met elkaar naar hun zin hebben. Toen dacht ik: dit kan dus gewoon. Ik hoefde niet bang te zijn voor de multiculturele samenleving.’

In zijn vroege tienerjaren begon hij zelf ook teksten te schrijven. Losse blaadjes, schoenendozen vol. ‘Hiphop is de muziekstroming die mijn samenleving en mijn wereld het beste weergeeft. Het werkt bevrijdend. En het is gewoon een feestje, zo is het ook.’

We stappen uit de bus, vlak bij zijn oude straat in Noord en ik zie een bekend getal staan. De vier cijfers in zijn Twitternaam en mailadres komen overeen met het nummer van de buszone Amsterdam-Noord.

Foto’s: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

Massih als Noorderling

Massih wijst. ‘Daar, die twee ramen, dat was ons huis. Rechts sliep ik. Links hing Pac.’

We staan voor een lage flat in een wirwar van gebouwen die Plan van Gool wordt genoemd. De flats zijn het geesteskind van de vorig jaar overleden architect Frans van Gool. Massih legt zijn hand op zijn hart. ‘Rust in vrede, Fransje, broeder.’

Amsterdamse woningbouwvereniging Ymere zegt over de wijk: ‘De appartementen lijken losjes, en toch in een zekere harmonie, door een parkachtige omgeving te kronkelen. Strakke vormen, grote raampartijen, flink wat groen en opvallende luchtbruggen die de appartementengebouwen met elkaar verbinden.’

Hutak zegt: ‘Eén groot doolhof, waardoor je de wijkagent makkelijk kunt afschudden als je iets hebt gejat bij de Jumbo daar, maar niet zo snel kunt rennen.’

‘Eén groot doolhof, waardoor je de wijkagent makkelijk kunt afschudden als je iets hebt gejat bij de Jumbo’

We lopen door het doolhof, van flat naar flat, door de inderdaad opvallende luchtbruggen, langs ‘flink wat groen.’ Hutak vertelt: ‘In die schuurtjes daar zijn heel wat vrienden ontmaagd. Dan ging de een naar binnen terwijl de ander aan de deur de wacht hield, daarna wisselden ze van plaats. En deze schommels hier, het hout van deze palen was ons dagblad. Alles wat er gebeurde - verkeringen, vechtpartijen, ruzies - werd in het hout gekerfd.’

Foto’s: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

Hutak glundert. ‘Er is zoveel mooi aan deze buurt; de broederschap, de boys van verschillende culturen die samen streken uithalen en opgroeien. Toch: vrienden die hier hun hele leven willen blijven wonen, snap ik niet. Het is een buurt waar je ‘s avonds liever niet rondloopt als je er niet ingevoerd bent; ik lach weleens hardop als ik lees dat de flats nu aan yuppen worden verkocht onder het mom van ‘levendig.’

Hoewel, lachen doet hij niet veel. Als hij iets grappig vindt, zegt hij ‘wauw.’ Afhankelijk van hoe grappig hij iets vindt, rekt hij de ‘a’ wat langer uit. De langste ‘wauw’ komt als we onderweg op een telefoon kijken en Meg wordt gevraagd wat haar standpunt inzake abortus is. Waarop ze door haar knieën gaat en zegt: ‘nou, zo ongeveer.’

Hij zegt ook wauw als hij herinneringen ophaalt aan zijn eerste nummers. ‘Ik wilde serieus genomen worden, dus ik deed moeilijk en noemde mezelf KID. Dat stond voor Kennis, Instinct en Discipline. Waaauw.’

Massih als schrijver

Parkachtige omgeving dus. Wauw. En toch houdt hij ervan. Het beton, het tumult, de nuchterheid van de jongens waarmee hij opgroeide. ‘Ik woon tegenwoordig iets verderop. Niets tegen de wijk, maar ik droom groter dan dit.’

‘Arrogant worden gaat niet. Een paar jaar terug kwam ik hier op het pleintje, mijn eerste boek was net uit, en een van de jongens had gehoord dat het was verschenen. Ik vroeg of hij het had gelezen. Lacht hij me keihard uit. ‘Nee man, tuurlijk niet. Ik ga niet voor jouw boek betalen. Jij moet míj betalen voor de bars die ik nu ga droppen,’ en toen begon hij te rappen.’

Het boek dat niet gelezen werd heet Toen God nog in ons geloofde, een verhalenbundel over de multiculturele samenleving. Hij was negentien jaar toen het uitkwam. Twee verhalen gaan over Afghanen: een waarin hij de mooie kanten van ‘zijn volk’ beschrijft, een ander waarin hij zich kritisch uitlaat over onder meer de zwijgcultuur die er heerst. Verhalen die hem niet door iedereen in dank werden afgenomen, ook binnen zijn familie niet.

Hij zet zijn voet tegen een elektriciteitskastje en strikt zijn zwarte Timberlands. ‘Je kunt niet verwachten dat een boek over cultuur, geloof en volwassen worden de zwarte randjes buiten beschouwing laat. Ik heb grenzen opgezocht, zeker. Maar ik hoop dat mensen door alles heen toch vooral ook het cynisme en de liefde voelen.’

Foto’s: Isolde Woudstra (voor De Correspondent)

Vanaf een flatgalerij wijst hij naar de plekken die dienden als schrijfinspiratie. De kerk met het platte dak, waar de beste werden gehouden. De stoeprand waar hij vrienden in winkelwagentjes tegenaan ramde.

Zijn boek en de connecties die publiceren met zich meebracht, in combinatie met zijn vrienden in Noord, zorgen ervoor dat Hutak regelmatig evenementen bijwoont of opzet. Even terug stond hij in de Amsterdamse Tolhuistuin, waar hij vijf gasten, waaronder Rocks (een van de leden van rapgroep THC), Ilja Meefout (‘s lands grootste hiphopfotograaf) en Gaétan van de Sande (het brein achter onder meer de promotie van rappers Kleine Viezerik en Mr. Polska) elk een kwartier aan het woord liet over hun connectie met de muziek. Het thema: ‘Mijn grote liefde.’ Het decor: Tupac in bad, bedekt met gouden kettingen.

‘Die poster ja. Daar zo.’ We staan weer voor Hutaks oude flat, het rondje doolhof is compleet. Dan wijst hij naar een klein glas-in-loodraam boven een voordeur. ‘Kijk Vera, dit is jouw Lyca Mobile-moment. Nu ben je thuis in Noord.’

Massih als Zuiderling

Lyca Mobile. De telefoonprovider die vooral bekendstaat om goedkoop naar het buitenland bellen. Het logo ervan is in Noord, zoals in veel multiculturele wijken, een bekend beeld op de winkelruiten. In Den Bosch, mijn stad, ontdekt Massih er eentje om de hoek van mijn huis. ‘Ik ben al twaalf jaar niet in Brabant geweest, maar door die sticker voel ik me ineens thuis.’

‘Ik ben al twaalf jaar niet in Brabant geweest, maar door die sticker voel ik me ineens thuis’

Voordat ik hem op ging zoeken in Noord, wilde Hutak mijn thuis zien. We doen de toeristenroute: Bossche bol, Sint Jan. Hij loopt zigzaggend door de kathedraal, omdat hij meent dat moslims niet over graftombes heen mogen lopen. Naast een Jezusbeeld houdt hij stil. ‘Aan deze man heb ik mijn naam te danken. Mama vernoemde me naar de Messias.’ Zijn moeder overleed toen hij drie was. Kanker.

Dan verplaatst hij zijn aandacht naar het immense orgel en het imposante glas in lood. ‘Kaolo. Dit is echt prachtig. Glas in lood, man.’

Eenmaal buiten pakt hij me midden op straat bij de schouders. ‘Faka. Amsterdam-Noord, Den Bosch. Twee dingen werken overal: hiphop en liefde. Ik vind het tijd voor een kom hier.’

Alle Correspondentverhalen over hiphop in je mailbox? Binnenkort starten Vera Mulder, Saul van Stapele, Thomas Heerma van Voss en meer (gast)-correspondenten een eigen hiphopnieuwsbrief. Wil jij op de hoogte blijven van hun werk? Schrijf je hier in!

Meer verhalen hierover?

Het voordeel van vooroordelen (en hoe ze ongelijkheid helpen bestrijden) Het hebben van vooroordelen wordt vaak gezien als iets negatiefs: ze zouden het vermogen om helder te kunnen denken en eerlijk te kunnen oordelen vertroebelen. Maar is dat altijd zo? Ik sprak Harvardprofessor Adam Sandel, die pleit voor een nieuwe rol van het vooroordeel in het publieke debat. Lees het verhaal hier terug Podcast: Voor Typhoon is rap een spons waarmee je het leven opzuigt Op twintigjarige leeftijd, in 2004, won hij al de Grote Prijs van Nederland, in de categorie r&b/hiphop. Nu, tien jaar later, is pas zijn tweede album in de maak. Maar rapper Typhoon heeft zeker niet stil gezeten: hij reisde de hele wereld over en werd ook nog privacy-activist. Een gesprek over stotteren, zwart-zijn en de flow van het leven. Luister het interview hier terug