Wat is oersaai en gaat de wereld redden? (Hint: wij hebben er een hekel aan)
Wat hebben arme mensen het meest nodig? Voedsel? Gezondheidszorg? Onderwijs? Nee. Het antwoord is tegelijkertijd doodsimpel en verrassend. Wat arme mensen het meest nodig hebben, leeft onder tl-licht en systeemplafonds.
‘Kip?’
Achter de rook van een kleine barbecue staat Sony Lebrun - groen hemd, zilveren ketting, getatoeëerde armen. We zijn in Caradeux, een van de grootste sloppenwijken van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Ik ben moe van een lange dag lopen en ga dankbaar op het plastic krukje zitten dat hij met zijn voet naar voren schuift.
Wat ik op dat moment nog niet weet, is dat hij me een paar minuten later uit zal leggen wat goede doelen al jaren fout doen, waarom hij nog steeds arm is en hoe we de wereld dan wel kunnen redden.
‘Woon je hier?’ vraag ik hem.
‘Ja, hiero.’ Met een lepel wijst hij naar een krot met een dak van golfplaat, muren van reclameborden en - vrij uniek in deze buurt - een raam, uit een bus gesloopt met kozijn en al.
‘Al lang?’
‘Sinds de aardbeving.’
Dat is vijf jaar geleden. In die tijd zijn miljarden euro’s aan hulpgeld Haïti ingepompt, ook miljoenen vanuit Nederland. En nóg leeft Lebrun - zoals meer dan de helft van de Haïtiaanse bevolking - onder de armoedegrens.
‘Als je één ding mocht noemen dat je leven écht zou veranderen, wat zou dat dan zijn?’
Ik verwacht een antwoord als: Een beter huis. Meer eten. Een dokter. Onderwijs voor mijn kinderen. Ik verwacht de antwoorden die onze hulp zo vaak geeft.
Maar Sony Lebrun kijkt me aan met een brede grijns. Hij mist een tand. ‘Wat mij het meest zou helpen? Een kadaster.’
Ik denk dat ik hem niet goed versta.
‘Een kadaster,’ herhaalt hij lachend.
Een kadaster. Een instantie waar je kunt registreren dat de grond waarop je je huis bouwt of je voedsel plant, ook echt van jou is. Lebrun wil best een stenen huis bouwen, vertelt hij. Hij wil sparen voor bakstenen. Maar wat als er op een dag iemand voor zijn deur staat die beweert dat die grond van hem is? Dan kan Lebrun al zijn spaargeld in één klap kwijt zijn.
Waar Lebrun behoefte aan heeft, is zekerheid. Zekerheid waarop hij een toekomst kan bouwen. Lebrun heeft behoefte aan instanties die die zekerheid waarborgen. Waar hij behoefte aan heeft, is bureaucratie.
Bureaucratie? Jakkes!
Zoek je het b-woord op in Van Dale, dan zijn de eerste twee definities niet om vrolijk van te worden. ‘Bu·reau·cra·tie: 1. Heerschappij van de ambtenaren. 2. Het te rigoureus vasthouden aan ambtelijke maatstaven en voorschriften, dat kan ontaarden in machtsmisbruik en bedillerij jegens het publiek.’
Bureaucratie is het kantoor waar je een bouwvergunning haalt. Bureaucratie is een Kamer van Koophandel waar je gemakkelijk en snel een bedrijfje kunt beginnen
Dit is bureaucratie zoals wij haar kennen: papiermolen, kantoorklerk, multomap, rapportenfabriek. Bureaucratie is rompslomp, wachttijden, kastje-naar-muur, paarse krokodil. Bureaucratie, daar kun je maar beter zo min mogelijk van hebben.
Maar bekijk eens de derde definitie van Van Dale: ‘Bu·reau·cra·tie: 3. (verzamelnaam) Geheel van regelende instanties en regelingen.’ Bureaucratie is, met neutralere woorden, óók het systeem dat het reilen en zeilen in een land bekadert in duidelijke procedures die voor iedereen gelijk zijn. Het is wat een samenleving bij elkaar houdt: niet overbodig, maar onmisbaar.
Ga maar na: bureaucratie is het kantoor waar je een bouwvergunning haalt. Bureaucratie is een Kamer van Koophandel, waar je gemakkelijk en snel een bedrijfje kunt beginnen. Bureaucratie is een degelijk Bureau voor de Statistiek, zodat overheidsbeleid op goede data gebaseerd is. Bureaucratie staat voor al die fundamentele bouwstenen van de beschaving waar wij allang niet meer bij stilstaan.
Lang leve de bureaucratie
Hoe ingewikkeld de wereld is zonder bureaucratie kunnen wij ons in het Westen nauwelijks meer voorstellen. Maar probeer het je eens in te denken: een leven zonder adres, zonder Gemeentelijke Basisadministratie. Zou je dan een bankrekening kunnen openen? Nee. Een bedrijf kunnen beginnen? Nope. Je kunnen registreren om te stemmen? Nooit.
Ongeveer vier miljard mensen op aarde leven zonder adres.
Of, stel je eens voor dat je zonder een degelijke belastingdienst leeft. Dat betekent dat de overheid miljarden dollars aan potentiële inkomsten misloopt. Dat er geen geld is voor sociale voorzieningen of infrastructuur. Dat arme mensen arm blijven.
In Nederland hebben we 1,7 belastinginspecteurs per 1.000 inwoners. In Sub-Sahara Afrika zijn dat er 0,037 per 1.000 inwoners.
Of stel je een wereld voor zonder eigendomscertificaten: papiertjes waarmee jij kunt aantonen dat je je huis, je winkelwaar of je auto bezit. Zulke papieren zijn voor arme mensen in ontwikkelingslanden nagenoeg onmogelijk te krijgen. De Peruaanse ontwikkelingseconoom Hernando de Soto deed een dappere poging. Het kostte hem tussen de dertien en vijfentwintig jaar, en 168 afzonderlijke handelingen, om de huizen van arme mensen in de Filipijnen te registreren. In Egypte leverden 77 stappen langs 31 balies een bouwvergunning op.
Eigenlijk bezitten arme mensen veel meer dan ze op papier kunnen aantonen. In Caïro bijvoorbeeld beschikken de armen volgens De Soto over 241,4 miljard dollar aan ongeregistreerd bezit. In zijn boek Het mysterie van het kapitaal (2000) zet hij dat in perspectief: het is zes keer de waarde van al het spaargeld op Egyptische bankrekeningen, dertig keer de marktwaarde van alle beursgenoteerde bedrijven in Caïro en 116 keer de waarde van de geprivatiseerde Egyptische staatsbedrijven. Het zijn, kortom, bakken met geld. En toch kunnen de armen er weinig mee. Want alleen met een eigendomsdocument kun je de verkoop van je eigendom vastleggen, of je bezittingen gebruiken als onderpand voor een lening.
Keer op keer luidt de conclusie: bureaucratie - bureaucratische zekerheid - is wat arme mensen nodig hebben om uit de armoede te klimmen.
Wat er gebeurt als je bureaucratie doneert
Deze conclusie begint steeds meer door te dringen. De ene na de andere ontwikkelingsorganisatie richt zich naast voedsel, schoolboeken en malarianetten nu ook op het doneren van papierwerk, Excelsheets en boekhoudcursussen. Capacity building noemen ze dat.
Neem Tax Inspectors Without Borders. Een gezelschap idealistische belastinginspecteurs dat vanuit de OESO wordt uitgezonden naar ontwikkelingslanden. Het probleem voor armere landen is namelijk niet alleen dat ze te weinig belastinginspecteurs hebben; er is ook een gebrek aan kennis om slimme multinationals aan te pakken.
De boeren die hun grond ook op papier bezitten, gaan meer investeren
Zo ging de Britse belastingveteraan Lee Corrick in 2011 als fiscaal hulpverlener naar Kenia om lokale inspecteurs te trainen. De Keniaanse belastingdienst had al tijden problemen met een grote multinational - iets met theeveilinglicentierechten en kredietbrieven. Klinkt onbegrijpelijk - en dat vonden de Kenianen ook. Maar na twee workshops van Corrick en een stevig gesprek met de multinational haalde de Keniaanse belastingdienst uiteindelijk 23 miljoen dollar op. De opbrengsten uit Kenia’s belastinginspecties verdubbelden na de komst van Corrick. In Colombia vertienvoudigden die opbrengsten zelfs na de trainingsperiode.
Ook de effecten van het door Lebrun zo gewilde kadaster worden in steeds meer ontwikkelingslanden onderzocht. Een paar maanden terug publiceerden onderzoekers van de Wereldbank nog een paper met de eerste resultaten van een experiment in Benin: in één gebied werd de grond van boeren officieel geregistreerd in een kadaster, in een ander gebied niet. De onderzoekers keken hoe de boeren hun grond gebruikten.
Wat blijkt? De boeren die hun grond ook op papier bezitten, gaan meer investeren. Ze planten bijvoorbeeld vaker bomen die levenslang inkomen opleveren, zoals oliepalmen. En omdat ze niet meer bang hoeven te zijn dat hun grond wordt ingepikt, besteden ze ook minder tijd aan het bewaken van hun terrein. Zo houden de boeren meer tijd over voor andere dingen - zoals geld verdienen. In Rwanda en Ethiopië werden soortgelijke resultaten gemeten.
Waarom is er nog geen kadaster in Haïti?
Dan de hamvraag: waarom is er - ondanks al dat hulpgeld, en al die hulporganisaties - nog steeds geen kadaster in Haïti? Waarom zetten we met z’n allen - hulporganisaties, overheden, bedrijven - niet vol in op bureaucratie, als zowel ontwikkelingseconomen als sloppenbewoners zoals Sony Lebrun daar hardop om vragen?
Het antwoord is simpel: bureaucratie is te saai.
Om mensen te overtuigen geld te doneren, en om belastingbetalers te overtuigen dat hun geld goed terechtkomt, zijn aantrekkelijke beelden nodig. Een reclamespot met een lief lachend Haïtiaans meisje dat nu eindelijk een schooluniform heeft, doet het nu eenmaal beter dan een spotje met een tl-verlicht kantoor waar een grijze bureaucraat met een liniaal strepen trekt op een stuk papier. Onderzoek laat zien dat het meeste geld nog altijd wordt opgehaald met beelden van kindjes met hongerbuikjes. En zo blijft capacity building nog te vaak het ondergeschoven kindje.
De wereld redden is nu eenmaal niet zo spannend. De enige eerlijke conclusie over wezenlijke vooruitgang is dit: het is een geleidelijk, door en door bureaucratisch en oersaai proces.
Dit betekent dat er iets zal moeten veranderen aan ons beeld van de wereldverbeteraar. Het is niet diegene die goedbedoeld knuffelberen uitdeelt aan lachende kleuters, maar een grijze muis in een suf kantoor die formulieren staat uit te printen.
Ja, het is onzichtbaar werk. En ja, het is saai. Maar de echte wereldverbeteraar ziet er nu eenmaal niet uit als superheld, met drommen kinderen aan zijn cape. De echte wereldverbeteraar ziet bleek van de tl-verlichting, zit gebogen over een berg ordners, en stempelt het ene na het andere certificaat. De echte wereldverbeteraar geeft Sony Lebrun waar hij om vraagt: de bureaucratische zekerheid om een toekomst op te bouwen.