Op dit congres is (bijna) iedereen overtuigd: met deze vorm van landbouw kunnen we de toekomst aan

Janno Lanjouw
Journalist, gespecialiseerd in voedselbeleid
'Welke vorm van landbouw willen we?' Foto: Getty

De discussie onder mijn vorige stuk over hoe moeilijk het is als consument duurzamere keuzes te maken, liep snel uit op een loopgravengevecht tussen veganisten en andersdenkenden. Daarom wordt het tijd het vlees voorlopig even in de koelkast te laten liggen en de aandacht te verleggen naar een andere vastgelopen strijd: welke vorm van landbouw willen we?

Producenten, distributeurs en consumenten moeten meer controle krijgen over het voedselsysteem. En iedereen moet toegang hebben tot voldoende gezond Meer zeggenschap en meer zekerheid dus.

Dat zegt van de organisatie van de vorig weekend in Wageningen. Dit tweedaagse evenement streeft naar ‘eerlijke en duurzame voedsel- en landbouwsystemen met een verantwoord beheer van bodems, landschap, planten, dieren en water.’

Een nobel streven, maar misschien ook een beetje algemeen. De tekst op de op de website van agrochemiereus Monsanto vertoont opvallende gelijkenissen.

Maar waar bedrijven als Monsanto een gevolg zijn van het huidige, intensieve landbouwmodel, draagt de Voedsel Andersconferentie alternatieve oplossingen aan voor de uitdagingen waar de landbouw voor staat.

Sterker: hun perspectieven staan diametraal tegenover elkaar. De Monsantolandbouw die zich identificeert met het op grote schaal gebruiken van pesticiden, kunstmest, brandstof en opschaling om de productie te verhogen versus de Voedsel Anderslandbouw die zich identificeert met meer ecologische benaderingen, het centraal stellen van het bodemleven en een aanzienlijk grotere bereidheid om meer te betalen (geld, maar ook moeite en tijd) voor een goede voeding.

Maar willen we meer zeggenschap en zekerheid, dan moeten die twee kampen dichter bij elkaar gebracht worden. Kan dat?

De oplossing voor alles?

De oplossing die tijdens de conferentie vooral wordt genoemd, heet agro-ecologie. Daarbij wordt de ecologie - het samenspel van alle organismen in een ecosysteem - als uitgangspunt genomen voor de inrichting van het landbouwsysteem. Bijvoorbeeld het gebruiken van vissen en eenden om plagen in rijstvelden te beheersen.

Met zo’n holistische benadering worden ecologische problemen – de uitstoot van broeikasgassen, watergebruik en vervuiling – economische vraagstukken – wordt er wel genoeg en efficiënt geproduceerd? – én sociale onderwerpen – de positie van boeren en hun gemeenschappen en culturen binnen het systeem – tegelijkertijd behandeld.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Voorbeelden van agro-ecologie? Kijk dan deze korte documentaire.

Is dit niet te veelomvattend? Ja, maar Irene Cardoso, professor Bodemkunde aan de Universiteit van Viçosa en vicevoorzitter van de Braziliaanse Agro-Ecologie Associatie benadrukt in haar openingsspeech op het congres dan ook dat agro-ecologie ‘een wetenschap, een toepassing en een beweging’ moet zijn.

Wat valt hiertegen in te brengen?

Niet iedereen is overtuigd. ‘In de jaren negentig had ik op mijn visitekaartje staan dat ik agro-ecoloog was. Daar zou ik nu niet meer over denken. Het heeft een heel andere connotatie gekregen,’ zegt professor Plantaardige Productiesystemen Martin van Ittersum van de Wageningen Universiteit naderhand aan de telefoon. ‘Veel pleidooien voor agro-ecologie belichten enkel de negatieve kanten van de gangbare landbouw. En dat is niet altijd terecht. Want laten we wel zijn: hoe hadden we anders voldoende voedsel kunnen produceren voor Met beter voedsel dan ooit? Dat is een enorme prestatie.’

Nu al is sub-Saharisch Afrika op het gebied van granen het continent met de laagste zelfvoorzieningsgraad: zo’n 80 tot 85 procent. Voor de rest is het afhankelijk van import

Voor de haalbaarheid van de agro-ecologische benadering moet je volgens Van Ittersum dus kijken naar de zogenoemde ‘oogstkloof.’ Dat is het verschil tussen de theoretische maximale oogst per hectare en de daadwerkelijke oogst.

Van Ittersum: ‘In Europa is die kloof relatief klein. Daarom hebben we hier ook de luxe om over alternatieven als agro-ecologie na te denken en ermee te experimenteren. Bijvoorbeeld met extremen: helemaal zonder bestrijdingsmiddelen bijvoorbeeld. Hier kunnen we ons dat permitteren: uiteindelijk produceren we in Europa genoeg voedsel en als het wat duurder is, zijn er ook nog genoeg mensen die het zich kunnen veroorloven.’

Maar in delen van de wereld waar de opbrengst relatief laag is - en de oogstkloof groot -, ziet Van Ittersum problemen. ‘Afrika is daar het meest uitgesproken voorbeeld van. Nu al is sub-Saharisch Afrika op het gebied van granen het continent met de laagste zelfvoorzieningsgraad: zo’n 80 tot 85 procent. Voor de rest is het afhankelijk van import. Als je daarbij optelt dat de vraag de komende decennia, onder invloed van bevolkingstoename en dieetverandering, waarschijnlijk met een factor drie gaat toenemen, dan kan je wel ongeveer uitrekenen wat dat moet betekenen voor de zelfvoorzieningsgraad.’

Pablo Tittonell, groot voorvechter van agro-ecologie en vertrekkend professor Farming Systems Ecology in Wageningen, is het niet met hem eens. ‘Als we evenveel investeren in agro-ecologische oplossingen als in kunstgrepen om de industriële landbouw verder voort te zetten, dan hebben we die achterstand snel ingelopen,’ voorspelt hij via Skype vanuit Argentinië. Hij keerde vorig jaar terug naar zijn geboorteland om daar de regering te helpen met de verduurzaming van de sojateelt.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Bekijk ook deze TEDx Talk van Titonell over agro-ecologie.

Met zijn vertrek is Tittonells leerstoel tijdelijk onder Van Ittersum komen te vallen. Die benadrukt dat hij Tittonells stelling - tot op zekere hoogte - onderschrijft: ‘Agro-ecologische en biologische systemen produceren op gewasniveau zo’n 20 procent minder dan gangbare teelt. Het staat buiten kijf dat je dat percentage omlaag kunt krijgen als je meer investeert in onderzoek. Maar als je op systeemniveau kijkt, zijn de problemen groter. Agro-ecologisch geteelde gewassen profiteren van voedingsstoffen uit dierlijke mest. En voor de productie daarvan is land nodig. Bovendien kleven er grote risico’s aan agro-ecologie op het gebied van plagen. Daarom denk ik dat je het met agro-ecologie alléén niet

Dus?

Over de waarde van agro-ecologie als antwoord op de tekortkomingen van het moderne industriële landbouwsysteem is ook na de Voedsel Andersconferentie het laatste woord nog niet gezegd. Wat wel duidelijk is, is dat de verstrekkende veranderingen die de agro-ecologiebeweging voorstaan voorlopig nog niet breed gedragen worden.

De organisatoren van het congres kan niet worden verweten dat ze het heersend regime niet hebben uitgenodigd: bij een workshop over de gevolgen van bestrijdingsmiddelen staan naast een kritische hoogleraar en een woordvoerder van Greenpeace ook een spreker van de agrochemiereus Bayer en een gangbare akkerbouwer. Zij proberen de aanwezigen ervan te overtuigen dat ook zij rekening houden met ecosysteemfuncties.

Zonder al te veel succes. De luidst verkondigde mening op het congres is die van de sociale beweging die agro-ecologie ook wil zijn. Het idealisme is tastbaar, de kloof met de heersende krachten van de voedselindustrie is groot.

De meerwaarde van het congres zit ’m dus vooral in het bieden van een wens. Het kán anders, mits je maar bereid bent te strijden, stelt professor Rurale Sociologie nog bij de afsluiting van het evenement. En áls het inderdaad kan, is die strijd de moeite meer dan waard.

Eerder in deze serie: