Een lijst met de wereldwijde toegang tot zaden, schieten we daar iets mee op?

Janno Lanjouw
Journalist, gespecialiseerd in voedselbeleid
De kweekkassen van Enza Zaden, een internationaal groentezadenveredelingsbedrijf in Enkhuizen. Foto: Joost van den Broek / HH

Eind vorige week werd de Access to Seeds Index gepubliceerd. Een index die aangeeft in welke mate zaadbedrijven de toegang tot hun producten vergemakkelijken voor boeren in ontwikkelingslanden. Een index die de toegang wil vergroten om zo honger terug te kunnen dringen. Maar er klopt iets niet aan.

Vorige week kwam de Access to Seeds Index De index geeft aan in welke mate veredelingsbedrijven bijdragen aan de toegang tot hoogwaardig zaad voor boeren in ontwikkelingslanden. Een initiatief van de Bill and Melinda Gates Foundation en de Nederlandse overheid (beide legden 1,5 miljoen in), uitgevoerd door de Access to Seeds Foundation.

De index is een ranglijst van de grootste zaadveredelaars ter wereld. Hij is onderverdeeld in drie lijsten: een voor de belangrijkste akkerbouwgewassen, een voor groentezaden en een voor de regio Oost-Afrika. Bedrijven worden erin beoordeeld op zeven categorieën met namen als Beleid & Strategie, Genetische Bronnen & Intellectueel Eigendom en Marketing & Sales. In de index staan omstreden bedrijven als Monsanto, DuPont Pioneer en Syngenta hoog genoteerd. Ook staat er een aantal Nederlandse familiebedrijven in.

Waarom moet ik dit weten?

Kwalitatief hoogstaand zaad kan enorm bijdragen aan een betere oogst. Een gemiddelde boer in Sub-Saharisch Afrika produceert veel minder dan mogelijk. Niet geïrrigeerde mais, een van de belangrijkste gewassen, levert in grote delen van Afrika maar tussen de 10 en 30 procent op van wat haalbaar zou moeten zijn.

Die tussen mogelijke productie en daadwerkelijke oogst hangt van veel factoren af, maar goede zaden zijn cruciaal. Verbeterd zaaigoed kan zodoende enorm bijdragen aan het terugdringen van honger. De index moet daaraan bijdragen.

Over wat voor zaad hebben we het dan?

Goed zaad ontkiemt goed, groeit goed en levert een goede oogst op. Dit alles hangt af van de eigenschappen die veredelaars in het DNA van het gewas hebben weten te krijgen.

Dat kan door nieuwe methoden zoals en het gloednieuwe maar het gangbaarst is klassieke veredeling. Daarbij worden planten met wenselijke eigenschappen met elkaar gekruist tot hun nakomelingen de wenselijke eigenschappen van beide ouders hebben: bijvoorbeeld een aardappel die ziekteresistent is én veel oplevert.

Waarom is de toegang daartoe een probleem?

Zaden zijn duur, ze goed verzorgen is vaak ingewikkeld en het hele proces is afhankelijk van een lokale infrastructuur. Je hebt onderzoeksfaciliteiten, testvelden en communicatie tussen boer en veredelaar nodig. In ontwikkelingslanden ontbreekt die infrastructuur vaak en veredelen boeren zelf. Ze selecteren dan ieder jaar de beste planten uit hun oogst om in het zaai- en pootgoed voor het volgend jaar te voorzien. Daaruit ontstaan variëteiten die vaak goed zijn aangepast op de lokale situatie, maar qua productie niet in de buurt komen van hoogveredelde variëteiten zoals

Iets anders: waarom staan er zoveel Nederlandse bedrijven op?

Nederland is in met name de groentezaadsector wereldwijd toonaangevend. In de kop van Noord-Holland vind je En ook in het Westland wordt op verschillende plekken veredeld. Vaak gaat het om familiebedrijven die tot omvangrijke, wereldwijd opererende ondernemingen zijn gegroeid.

Qua omvang komen ze echter niet in de buurt van de Grote Zes: Dow Bayer, BASF, DuPont Pioneer, Syngenta en marktleider Monsanto. Die laatste nam in 2008 nog familiebedrijf De Ruiter Seeds over, dat tot dan toe een van Nederlands toonaangevendste groentezaadveredelaars was.

Wat vinden die van de index?

In de groenteranglijst vinden we op de vijfde plaats Rijk Zwaan, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in het plaatsje De Lier in het Westland. Directeur Kees Reinink vertelt over de telefoon: ‘Deze index is een goed initiatief. Wij vinden dat we met onze kennis op het gebied van veredeling ook een verantwoordelijkheid hebben richting de kleinere telers. Daarom hebben we die enquête zo goed mogelijk ingevuld. Dat was best lastig want er stond ook wel een aantal vragen in waarvan je je kan afvragen: hoe relevant is dat?’

Ik had liever gezien dat ze gewoon naar de smallholder farmers waren gegaan en hun hadden gevraagd in welke mate ze door westerse bedrijven worden geholpen

Die conclusie deelt John Pieter Schipper, baas van het in het Noord-Hollandse Warmenhuizen gevestigde Bejo Zaden, dat drie plekken lager staat dan Rijk Zwaan. ‘Voorop staat: het doel, meer aandacht voor de belangen van de kleine boeren, is iets waar wij voor de volle honderd procent achter staan. Ik geloof alleen niet dat deze index er echt voor zorgt dat zaadbedrijven zich daarvoor meer gaan inzetten,’ vertelt hij aan de telefoon vanuit India.

Waarom? ‘De enquête van de Access to Seeds Index was op zijn zachtst gezegd nogal uitvoerig. We hadden daar denk ik een mannetje twee weken op moeten zetten. We kregen vragen bijvoorbeeld over omzetten per gewas, per land of gebied, wat je in je veredelingspijplijn hebt zitten. Erg arbitrair, want je hebt altijd een boel in ontwikkeling dat uiteindelijk nooit naar de markt gaat, dat hoort juist bij veredelen. Ik had daarom liever gezien dat ze gewoon naar de smallholder farmers [de kleine boeren, JL] waren gegaan en hun hadden gevraagd in welke mate ze door westerse bedrijven worden geholpen.’

Wie hebben er nog meer kritiek?

Gigi Manicad van Oxfam Novib, onder anderen. Zij adviseerde de indexopstellers over de methodologie. ‘Begrijp me goed, de index is op zich een goed initiatief, want het belang van kleine boeren wordt niet voldoende op waarde geschat. Er zijn er wereldwijd 500 miljoen en ze voorzien op dit moment in veruit het grootste gedeelte van het lokaal gegeten voedsel.

Hartstikke goed dus, dat hun belangen middels zo’n index benadrukt worden. Maar er zit een fundamentele zwakte in het rapport. Het is namelijk een relatieve vergelijking. De bedrijven worden met elkaar vergeleken en niet met een ‘gold standard’ [een waardevaste standaard, JL]. Het is goed dat de index positief gedrag beloont, maar mensen oordelen op basis van goed én slecht.’

Manicad vindt dat bedrijven ook strafpunten zouden moeten krijgen voor onwenselijk gedrag. Een bedrijf als Monsanto zou bijvoorbeeld strafpunten moeten krijgen omdat het enorm veel zaden patenteert.

Daarmee roert Manicad een belangrijke discussie aan: het patenteren van zaden versus het gebruik van Manicad: ‘Er is een extreme concentratie van geld en macht in de voedselsector. De grote bedrijven [de eerder genoemde Grote Zes, JL] verkopen niet alleen zaden, maar ook chemicaliën en landbouwmachines. Samen beheersen ze 65 procent van de wereldwijde zaadverkoop. Kijk je dus naar gebieden waar armoede is, en die is altijd het hoogst onder boeren, dan zie je een ongekend machtsverschil tussen hen en de belangrijkste partijen die hen zouden moeten helpen. De kleinere bedrijven als Bejo of Rijk Zwaan zouden juist pluspunten moeten krijgen omdat ze nadrukkelijk afstand nemen van het patentsysteem.’

Hoe moet het dan?

Manicad wijst op The International Treaty on Plant Genetic Resources for Food and Agriculture, dat door 77 landen en de EU is getekend. Het biedt een duidelijk systeem hoe genetische bronnen moeten worden gedeeld en hoe toegang en winsten van boeren moeten worden geregeld. ‘Het is een wettelijk geldig verdrag, maar het is tandeloos. Dus ik vind dat de werkelijke maatstaf de mate waarin bedrijven zich aan het verdrag houden zou moeten zijn.’

Met een omzet van zo’n 120 miljoen euro blijkt dat ook zakelijk helemaal geen slechte beslissing geweest

Eén bedrijf steekt met kop en schouders boven de index uit: het Thaise East West Seeds, dat zowel de groentezaadindex als de regio-index Oost-Afrika aanvoert. Het bedrijf werd 34 jaar geleden opgericht door Simon Groot, een Nederlandse handelaar in zaaigoed die met zijn kennis boeren in Zuidoost-Azië wilde helpen. ‘Eerst op de Filipijnen, waar het handig was dat er veel Engels gesproken werd, maar later ook op andere plekken in Azië’, vertelt Simons dochter Maaike, vertegenwoordiger voor het Nederlandse deel van het bedrijf aan de telefoon. Ze hadden er met name succes met de eerste hybride ‘bitter gourd,’ een groente die in het Westen nauwelijks gegeten wordt, maar die je wellicht kent uit de Surinaamse keuken als

Volgens het bedrijfsprofiel op de site van de index scoort East West Seeds ‘sterk op alle meetgebieden [...] maar vooral in Marketing & Sales en Onderzoek & Ontwikkeling. Het heeft een uitgebreid distributienetwerk en ontwikkelt verpakkingen en labeling gericht op kleine boeren.’

Met andere woorden: kleine boeren staan centraal in het businessmodel van East West Seed. En met een omzet van zo’n 120 miljoen euro blijkt dat ook zakelijk helemaal geen slechte beslissing.

Meer voedselverhalen?