Amerika is een jong land zonder veel geschiedenis, hoor je wel eens. Maar je zou ook kunnen zeggen: het land heeft ontzettend veel geschiedenis, die alleen vaak wordt vergeten of uitgewist. Soms verkruimelt het verleden letterlijk voor je ogen.

Zo fiets ik regelmatig door de ooit prachtige, negentiende-eeuwse wijk St. Louis Place, die grotendeels vervallen is. Tot voor kort ging ik er altijd vlug doorheen, omdat de buurt wat naargeestig oogt en mensen er slechte verhalen over vertellen. Veel huizen zijn ingestort, alsof er een bombardement heeft plaatsgevonden. Het bruist niet.

Maar op een maandagmiddag hield ik halt omdat op een straathoek een groepje bewoners stond. Een lokale dominee, wat activisten, een man die kandidaat-sheriff was. En de inwoners Larry en Gustavo; respectievelijk timmerman en vrachtwagenchauffeur. Ze leunden tegen een witte Toyota-pick-up.

De twee waren die ochtend gearresteerd vanwege een billboard met een Bijbeltekst. In de laadbak van hun Toyota stond het betreffende bord, met daarop een citaat van de profeet Jesaja, over het komende vrederijk:

Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen (...) Geen mens zal meer weten wat oorlog is.

Een vredelievende boodschap, maar het probleem was dat ze het billboard hadden geplaatst op een leegstaande lap grond van een speculant, die veel huizen en grond had opgekocht in de vervallen wijk. Onder die Bijbeltekst stond: ‘STOP EMINENT DOMAIN’. Dat betekent: STOP ONTEIGENING.

Net als in Nederland en België mag de Amerikaanse overheid mensen uit hun huis zetten als de grond nodig is voor het algemeen belang. Voor de bouw van een school of een weg, bijvoorbeeld.

Maar dat ‘eminent domain’ wordt soms ook gebruikt door lokale overheden om projectontwikkelaar te spelen. Voor zaken waarvan het algemeen belang discutabel is.

In dit geval wil de stad St. Louis een defensieorganisatie verleiden om een basis te vestigen in die vervallen wijk. Het gaat om een militaire spionageorganisatie, de National Geospatial-Intelligence Agency (NGA). Twee vliegen in één klap, denkt de stad: die kapotte wijk weer mooi én duizenden banen. Al moeten dan wel eerst de laatste bewoners worden uitgekocht.

Die dag zou de gemeente een rondleiding geven aan politici, ambtenaren en lobbyisten. Vandaar ook dat billboard: dat hadden Larry en Gustavo neergezet zodat iedereen zou zien dat de bewoners niet blij waren.

Even ging het mis. Het tweetal werd gearresteerd. Toen ze kort daarna weer vrijgelaten werden, plaatsten ze het billboard in hun pick-up, die ze alsnog in de wijk parkeerden. Dat kon niemand verbieden.

Kort daarop reed inderdaad het busje met bobo’s langs. Het stopte bij het groepje demonstranten, maar niemand stapte uit. Door de spiegelruiten zagen de demonstranten vooral zichzelf: alsof hun protest in zichzelf was gekeerd.

Toen het busje verdwenen was, reden Gustavo en Larry in hun pick-up een paar straten verder. Daar zetten ze het bord met de Bijbeltekst opnieuw op een stuk leegstaande grond. Ditmaal werden ze met rust gelaten, want de rondleiding was al voorbij.

Het betrof niet zomaar een plek: hier had ooit een negentiende-eeuwse rooms-katholieke kerk gestaan. Eén steen lag er nog, met de inscriptie: ‘BEHOLD, THE TABERNACLE OF GOD IS WITH MEN.

Die losse steen voert ons terug naar de negentiende eeuw. Dat is het lange verhaal, dat ook verteld moet worden, om de tragiek van deze dreigende onteigening te snappen.

Destijds arriveerden in deze wijk immigranten uit Europa. Vooral Duitsers en Ieren. Vandaar al die kerken (of de ruïnes ervan) die je hier ziet. In de twintigste eeuw was er opnieuw een immigratiegolf: zwarte Amerikanen uit het zuiden van de VS. Zij waren onderdeel van wat de Great Migration heet: de zes miljoen zwarten die het platteland in het zuiden van de VS ontvluchtten, op zoek naar werk in de steden in het noorden.

Foto’s Arjen van Veelen

Toen de eerste zwarten kwamen, begonnen witte inwoners weg te trekken uit St. Louis Place. De wijk werd Afro-Amerikaans. En vanaf dat moment liet de gemeente de wijk min of meer aan haar lot over.

In 1980 besloot de gemeente het bestemmingsplan te wijzigen: van wonen naar industrieel. Niet dat de stad al een bestemming had voor de grond. Behalve dan: verkopen aan een projectontwikkelaar.

Dat kwam er alleen nooit van. Wat wel gebeurde: decennia van verval. En een jaar of vijftien geleden begon een speculant stukje voor stukje huizen op te kopen. Die hij vervolgens liet instorten. Tot er van hele straten alleen een vlakte overbleef, midden in de stad. Hij hoopt de grond met veel winst te verkopen aan de stad.

Je kunt je voorstellen wat het met een wijk doet als er de schaduw van gedwongen huisuitzetting boven hangt. Daar ga je niet investeren. Het werd een selffulfilling prophecy.

Dat de wijk verviel kwam niet door de inwoners, benadrukt Larry, maar door krachten van buiten. Geen natuurverschijnsel, maar beleid. Die geschiedenis lijkt echter vergeten. Net zoals de gebouwen zijn vergeten.


Inmiddels zijn we twee weken verder en fiets ik weer eens door de wijk. Wat blijkt: een tweede, Ierse katholieke kerk is verdwenen. Alleen de torenspits blijkt er nog te staan. Het kruis is weg. We zijn bijna klaar, zegt de machinist van een graafmachine. Gelukkig, zegt hij, want hij wil voor het donker weg zijn uit de wijk.

Een paar straten verder tref ik Larry en Gustavo weer. Ze zitten naast een kampvuurtje. Ze vertellen dat ze in hongerstaking zijn gegaan. Dat zijn niet hun woorden, ze noemen het liever ‘vasten’ - het is tenslotte de vastentijd in de katholieke kalender. Maar het komt op hetzelfde neer: ze eten niet, net zo lang tot de gemeente een besluit neemt over wat te doen met de grond.

Ze wonen nu op het lege perceel. ’s Nachts slapen ze in de pick-up. Overdag zitten ze onder een partytentje, bij het kampvuurtje. Ze hebben nog een tweede billboard geplaatst, met een Bijbeltekst, één van de tien geboden: ‘GIJ ZULT NIET BEGEREN UWS NAASTEN HUIS’.

Larry (63) kwam hier op zijn negentiende wonen, vertelt hij, in een wijk die toen al grotendeels zwart was. Hij vindt dat witte mensen net zo goed een verantwoordelijkheid hadden als het ging om integratie. Niet praten, maar doen.

Hij zag de wijk vervallen. ‘Ik kan je verhalen vertellen van witte huiseigenaren die liever hun huis in brand staken dan dat ze het verkochten aan een Afro-Amerikaanse familie.’

De wijk ligt ten noorden van de Pruitt-Igoe-flats, waar ik Een fiasco van de sociale woningbouw. Nu presenteert de gemeente dat plan voor het spionagehoofdkwartier, met alle investeringen van dien, als een goedmaker voor de fouten uit het verleden.

Ik vraag Larry of hij dan niet blij is dat de stad nu wil investeren in een wijk die toch echt vervallen lijkt. En ik vertel hem dat ik me hier ’s nachts eerlijk gezegd niet veilig voel.

Dat raakt Larry. Hij zegt dat hem in die ruim veertig jaar dat hij hier woont, nog nooit iets is overkomen. Hij heeft hier twee kinderen grootgebracht. En de mensen die waarschuwen dat je er ’s nachts niet moet zijn dan? ‘Dat is racistisch… dat is… weet je, mensen die dat denken zijn hier vaak nooit geweest, of alleen als passant. St. Louis is zo gesegregeerd. Racisme zit hier zo diep.’

Zijn vriend en buurman Gustavo zegt: ‘Het zou toch mooi zijn als die hebberige mensen een vonk in hun hart voelen. Ergens in hun achterhoofd moeten ze toch weten wat ze aan het doen zijn: ze laten een Afro-Amerikaanse wijk verdwijnen.’

‘We smeken al decennia om investeringen,’ zegt Larry. ‘In de jaren tachtig maakten buurtbewoners al plannen, in samenwerking met professionele architecten.’ Die werden steeds geblokkeerd: bewoners móchten hun wijk niet verbeteren.

Lokale politici of invloedrijke dominees werden tegen elkaar uitgespeeld, of gepaaid met vooruitzichten van baantjes of geld. De grenzen van deelgemeenten werden zo veranderd dat verzet van bewoners versnipperde.

Het is de wrange ironie van de geschiedenis. Eerst laat de gemeente een wijk instorten. En als de wijk is ingestort, en iedereen is vergeten hoe dat kwam, zegt de gemeente: tja, dit kan zo niet langer.

Dus plegen Gustavo en Larry nu die wanhoopsdaad: buiten slapen en niet eten.

Opvallend is trouwens hoe levendig de wijk toch nog is, te midden van het verval. Tussen de ruïnes rijden schoolbussen af en aan. Er wonen nog ongeveer 800 mensen, schat Larry. Af en toe stopt er een auto met een buurtbewoner. ‘Dank je wel, Larry, dat je dit allemaal voor ons doet,’ zegt die dan. Of iets van die strekking.

Dan laat hij me een altaartje zien dat hij gebouwd heeft, naast de laatste steen van de oude kerk. Tot mijn verrassing zie ik daar het koperen kruis dat een week eerder nog tientallen meters hoog in de lucht prijkte op de Ierse kerk. Larry heeft het van de sloop weten te redden.

En zo hoopt hij ook de wijk te redden. Hij heeft zijn eigen openluchtkerkje geïmproviseerd: vasten en bidden. ‘Al het andere hebben we al geprobeerd.’

Maar Larry en Gustavo gaan niet passief zitten wachten: ze hebben een draaiboek klaar voor als hun gebeden verhoord worden. Een oud en honderden pagina’s dik document. Op de cover staat: ‘REVITALISATION OF DEPRESSED COMMUNITIES’. En daaronder een citaat: ‘Maak geen kleine plannen’:

En inderdaad, dit is geen klein plan. Het bevat een compleet uitgetekend bouwplan om deze vervallen wijk om te bouwen tot een bloeiende woonwijk met winkels en groen. De wijk zou een mix van woonhuizen en kleine winkeltjes kunnen worden, een plek waar je kunt wandelen.

De gedachte is dat een wijk waar daadwerkelijk weer mensen wonen, en waar de detailhandel bloeit, ook een wijk is die de stad belastinginkomsten oplevert - meer wellicht dan de geraamde vestiging van de National Geospatial-Intelligence Agency.

Hoe groots het idee is - en hoeveel bergen er nog moeten worden verzet - zie je pas als je de luchtfoto’s van de huidige toestand...

...legt naast een artist impression van precies hetzelfde gebied:

‘Tuurlijk moeten we wat aanpassingen maken,’ zegt Larry. ‘Maar we zijn al begonnen een groep buurtbewoners bij elkaar te krijgen.’

Gustavo verwacht dat veel oud-bewoners (of hun kinderen) dolgraag zouden terugverhuizen naar hun oude wijk. Alleen doen ze dat nu nog niet: je gaat geen huis kopen in een wijk waar het zwaard van Damocles boven hangt.

Ze krijgen veel aanloop sinds ze vasten: buurtbewoners, journalisten, hele schoolklassen zelfs. En ze zijn uitgenodigd bij de lokale aartsbisschop - mogelijk een belangrijke bondgenoot in een regio die heel katholiek is.

Een een site van de landelijke overheid, is al door bijna 100.000 mensen ondertekend.

In april neemt de spionagedienst een beslissing over de locatie van het kantoor. Gustavo heeft goede moed dat de dienst niet voor zijn wijk zal kiezen. Een stadje op een half uur rijden heeft namelijk ook grond aangeboden voor de vestiging. En die grond is vrijwel bouwrijp. Bovendien wonen er geen mensen.

Maar dat zou alleen een tijdelijke overwinning betekenen. Want als dat hoofdkwartier er niet komt, dan zal de stad St. Louis ongetwijfeld een andere koper zoeken.

Gustavo en Larry zijn blij verrast door alle nieuwe mensen die nu in de wijk komen. Zodat de geschiedenis in elk geval blijft leven. Gustavo: ‘Dat is in elk geval iets groots dat we bereikt hebben. Dan hoeven we niet steeds helemaal opnieuw te beginnen met uitleggen wat het verhaal is van deze wijk.’

Eerder in deze reeks:

‘Ferguson’ mag dan een buzzword geworden zijn, de strijd is nog lang niet voorbij Dit verkiezingsjaar spreek ik onbekende Amerikanen die campagne voeren om hun stad of straat beter te maken. Vandaag: een timmerman en burgerjournalist uit Ferguson die al anderhalf jaar demonstreert voor een rechtvaardiger politie. Lees het verhaal hier terug Waar de Amerikaanse verkiezingen over gaan als je het niet over Trump of Clinton hebt Dit jaar schrijf ik over de Amerikaanse verkiezingen zonder de woorden Trump, Sanders of Clinton te gebruiken. Maar toen Donald Trump het Nederlandse stadje Pella, Iowa bezocht, kon ik dat niet negeren. Want daar zag ik waar verkiezingen allemaal niet over gaan. Lees het verhaal hier terug