Het belang van het babybrein
Onderzoek laat zien dat wij in de eerste levensjaren één van de belangrijkste ontwikkelingen van ons leven doormaken en dat die ontwikkeling sterk afhankelijk is van de zorg die je dan krijgt. Hoe verhoudt deze kennis zich tot de kinderopvang?
De schrijfster Anna Wahlgren, in Zweden bekend van haar opvoedbestseller Barneboka - in het Nederlands vertaald als Het Groot Opvoedboek, kan er niet over uit: ‘Kun je in Nederland een baby van zes weken al naar de crèche brengen? Moet je eens aan een topfokker vragen of je een hondje van zes weken uit zijn nest mag halen. Dat vindt hij nooit goed!’
Toch belanden kinderen steeds jonger in de kinderopvang. ‘De generatie die nu opgroeit, is de eerste waarvan een meerderheid een groot deel van haar vroegste kindertijd doorbrengt in een of andere vorm van kinderopvang,’ schrijft UNICEF in het rapport The Childcare Transition.
‘Tegelijkertijd toont neurowetenschappelijk onderzoek aan dat liefdevolle, stabiele, veilige en stimulerende relaties met verzorgers tijdens de eerste levensmaanden en -jaren cruciaal zijn voor de ontwikkeling van het kind.’
Het levert volgens UNICEF een dringende vraag op. Gaan kinderen erop vooruit of op achteruit nu ze meer uren doorbrengen op de crèche of bij een oppas?
Het antwoord hangt af van hoe we omgaan met de wetenschappelijk inzichten over de ontwikkeling van kinderen.
Bowlby over de baby
In de jaren vijftig kwam de Engelse psychiater John Bowlby met zijn - tot op heden gehanteerde - hechtingstheorie. In deze theorie stelt hij dat de relaties die kinderen met hun verzorgers (hij zei eerst moeders, maar moest daar op terugkomen) van nature aangaan in hun eerste levensjaren, zeer bepalend zijn voor hun verdere ontwikkeling.
Als verzorgers goed inspelen op de hang van baby’s naar contact, ontwikkelen kinderen een basisvertrouwen waar ze de rest van hun leven van profiteren
Als verzorgers goed inspelen op de aangeboren hang van jonge kinderen naar contact, ontwikkelen kinderen een basisvertrouwen waar ze de rest van hun leven van profiteren. Ze worden veerkrachtiger, kunnen makkelijker met tegenslagen omgaan en durven daardoor meer te ondernemen.
Kinderen die de pech hebben om op een veel minder voorspelbare manier te worden verzorgd – ze hebben bijvoorbeeld heel grillige ouders of hebben steeds met andere verzorgers te maken – en kinderen die te weinig aandacht krijgen, lopen het risico zich onveilig te hechten. Zij stappen een stuk onzekerder de wereld in. Ze lopen het risico om leerproblemen te ontwikkelen, vinden het moeilijker om een relatie met iemand aan te gaan en in stand te houden, hebben vaak een laag gevoel van eigenwaarde en zijn vaak moeilijk aan te spreken op hun gedrag.
Hechten met je hersenen
De hechtingstheorie van Bowlby lijkt steeds meer te worden bevestigd door de nieuwste kennis over de ontwikkeling van het brein. In de jaren tachtig ging men ervanuit dat hersenen zich ontwikkelden volgens een vastliggend biologisch patroon. Sinds kort zijn de meeste wetenschappers het met elkaar eens dat de omgeving waarin jonge kinderen opgroeien een ‘niet te onderschatten rol speelt in de ontwikkeling van het brein,’ zo valt te lezen in het in 2010 verschenen boek Het babybrein van Michiel van Elk en Sabine Hunnius.
De omgeving waarin jonge kinderen opgroeien speelt een ‘niet te onderschatten rol in de ontwikkeling van het brein’
Hunnius, directeur van het Baby Research Center aan de Radboud Universiteit Nijmegen: ‘Mensen worden geboren met een onrijp brein. Bij volwassenen zijn de zenuwcellen in het brein allemaal met elkaar verbonden, bij baby’s moeten de verbindingen grotendeels nog worden gelegd en onnodige verbindingen weer worden weggesnoeid. De vroegste ervaringen van baby’s bepalen hoe dat gebeurt. Omdat ons brein nog niet klaar is, kunnen we veel leren en ons goed aanpassen aan de omgeving waarin wij leven. Het brein van een baby is dus heel vormbaar.’
Ook Chantal Kemner – hoogleraar Biologische Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht, schrijft dat de hersenontwikkeling van een mens weliswaar voor een deel genetisch is bepaald, maar dat de omgeving minstens zo’n belangrijke rol speelt. Dus: wat doet en laat de moeder tijdens de zwangerschap, wat maakt de baby mee en hoe reageren de ouders op hem of haar? Voor veel aspecten van de sociale hersenontwikkeling is het eerste levensjaar cruciaal.
Baby in de stress
Dat de omgeving zo belangrijk is voor de breinontwikkeling, blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop het stressysteem wordt opgebouwd. Baby’s worden geboren met een heel labiel stresssystseem. Nu is dat op zich niet erg. Stress is een nuttige en gezonde reactie van het lichaam. Je wordt er alerter en sneller van en vergroot zo de kans om in moeilijke situaties te ‘overleven’. Maar als stress langdurig aanhoudt, wordt het ongezond.
Als volwassene kun je daar echt ziek van worden – je spijsvertering raakt van slag, je immuunsysteem wordt aangetast en je loopt een groot risico om angstig en depressief te worden. Dat is heel vervelend, maar meestal nog wel te herstellen. Voor heel jonge baby’s is het een ander verhaal. Bij hen kan aanhoudende stress leiden tot een permanent minder goed functionerend stresssysteem.
Dat komt doordat het stresssysteem zich tussen de drie en negen maanden vormt naar de situatie waarin het kind op dat moment verkeert. Is dat een situatie met veel onzekerheden en weinig vaste rituelen - stressvol dus - dan stelt het stressysteem zich daarop in. Dat klinkt misschien gunstig, maar betekent dat iemand dan bij het minste of geringste van slag raakt. Hij wordt stressgevoeliger en zo meer vatbaar voor ziektes, angst en depressies.
Een mooi voorbeeld van hoe je als land kunt profiteren van deze psychologische en neurologische kennis is het Amerikaanse Abecedarian Project. Dit kinderopvangprogramma, dat in 1972 werd gestart in de Amerikaanse staat North Carolina, bood kansarme kinderen tussen de nul en vijf jaar gedurende de hele werkweek heel goede zorg. De kinderen werden verzorgd en begeleid door zeer goed opgeleide leidsters die een vaste kleine groep kinderen verzorgden - één vaste leidster op maximaal drie baby’s en bij de peuters twee op zeven. Het project was daardoor behoorlijk kostbaar.
Toch leverde het zijn geld dubbel en dwars op: vergeleken met eenzelfde groep (kansarme) kinderen die deze zorg en aandacht niet had gekregen, presteerden de Abecedarian-kinderen beter op school, gingen ze langer naar school en maakten het vaker af, vertoonden ze minder crimineel gedrag en waren ze minder vaak tienerouder. Toen ze eenmaal boven de dertig waren profiteerden ze nog steeds van de effecten: ze waren veel minder vaak werkloos en maakten daarmee veel minder gebruik van bijstandsregelingen. Het laat zien hoe zorg, aandacht en een stimulerende omgeving de rest van je leven beïnvloeden.
Kennis in de praktijk
Waarom wordt hier niet veel meer van geprofiteerd? Dat was precies de vraag van een grote groep Amerikaanse en Canadese wetenschappers - artsen, psychologen, pedagogen, neurowetenschappers en economen - die in 2006 de handen ineen sloegen en onder de vlag van de universiteit van Harvard een wetenschappelijke raad oprichtten: The National Scientific Council on the Developing Child.
Deze groep wetenschappers probeert het gapende gat tussen wetenschap en praktijk te verkleinen door overheden gevraagd en ongevraagd te wijzen op de mogelijkheden om het beleid voor kinderen beter te maken. Ze leggen uit waarom het de moeite waard is om te investeren in een goede ouderschapsverlofregeling bijvoorbeeld. Of in de psychologische en zo nodig financiële ondersteuning van ouders om de stress in het gezin te verkleinen - ook dat schaadt namelijk de ontwikkeling van een kind.
Eén van de terugkerende thema’s is kinderopvang. En een van de terugkerende conclusies is dat het van cruciaal belang is om, zeker voor baby’s, zorg van heel goede kwaliteit te bieden. Kinderen móeten duurzame relaties kunnen opbouwen met degenen die hen verzorgen.
Hoe gaan wij in Nederland om met deze kennis? En hoe staat de opvang ervoor?
Meer pedagogische kwaliteit
Nederlandse crèches scoren volgens het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek in 86 procent van de gevallen niet hoger dan een ‘matig’ als het gaat om de pedagogische kwaliteit. Wat we ook weten uit promotieonderzoek van Esther Albers van de Radboud Universiteit Nijmegen, is dat het naar de crèche gaan, in ieder geval voor baby’s, behoorlijk stressvol is.
Die stress werd thuis niet gemeten. Of die stress op de crèche zó erg is dat het stressysteem van kinderen hierdoor nadelig wordt beïnvloed, moet nog onderzocht worden.
Nederlandse crèches scoren in 86 procent van de gevallen niet hoger dan ‘matig’ als het gaat om pedagogische kwaliteit
Toch kun je uit bestaande onderzoeken wel wat grove conclusies trekken. Zo lijken kinderen van boven de twee jaar vaker te profiteren van groepsopvang en lijken kinderen jonger dan twee er vaker last aan te ondervinden. In The Childcare Transition stelt UNICEF dat de risico’s vooral voor jonge baby’s groot zijn. Hoe eerder kinderen naar de crèche gaan, hoe meer uren ze er doorbrengen en hoe slechter de kwaliteit, des te groter de kans dat hun ontwikkeling eronder lijdt; op cognitief én sociaal vlak.
Oplossingen voor de opvang
Of je kunt concluderen dat we veel meer moeten investeren in de kwaliteit van de kinderopvang dan wel in langer ouderschapsverlof, daar is niet iedereen het over eens. Marianne Riksen Walraven, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verbonden aan het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek vindt dat, zolang er twijfel bestaat over de langetermijneffecten van groepsopvang voor baby’s tot één jaar, je beter kunt investeren in langer ouderschapsverlof of in andere vormen van opvang.
Rien van IJzendoorn, hoogleraar Pedagogiek in Leiden zegt in een interview in de Volkskrant twijfels te hebben over groepsopvang voor baby’s, omdat het opvangen van vier baby’s zeer stressvol is voor één leidster. Dat is volgens hem geen goed uitgangspunt om een kind te verzorgen. Hij wijst er ook op dat het ene kind vatbaarder is voor stress dan het andere. Maar dat is niet altijd goed in te schatten van tevoren.
Meer stress graag
Er zijn ook wetenschappers die zich niet zoveel zorgen maken over de gemeten stress bij baby’s in de crèche. Chantal Kemner schrijft in haar boek: ‘Het is niet duidelijk of de crèchestress kwaad kan, want daar is nauwelijks onderzoek naar gedaan. Wel is het zo dat stress vooral een probleem is als het lang aanhoudt en het lijkt erop dat kinderen die naar een crèche gaan niet permanent gestresst zijn; hun stressniveau is normaal op de dagen dat ze thuis zijn.’ Kemner denkt dat de stress misschien zelfs wel gunstig uitpakt voor kinderen.
Onderzoek naar kinderen die op tweejarige leeftijd nog veel last hadden van stress op de crèche (en thuis niet), laat opvallend genoeg zien dat diezelfde kinderen op driejarige leeftijd een omgekeerd patroon vertonen. Ze hebben nu thuis stress en op de crèche niet. Daar zouden ze volgens haar op school – waar ze tegenwoordig worden blootgesteld aan veel veranderingen en projecten - profijt van kunnen hebben.
Onderzoek bij apen wijst erop dat een klein beetje stress op jonge leeftijd – dagelijks een uur zonder de moeder – de dieren uiteindelijk stressbestendiger maakt
Megan Gunnar, verbonden aan de National Scientific Council on the Developing Child en autoriteit op het gebied van stress en jonge kinderen, is het eens met Kemner dat stress misschien ook wel een positieve uitwerking kan hebben. Onderzoek bij apen wijst er bijvoorbeeld op dat een klein beetje stress op jonge leeftijd – dagelijks een uur zonder de moeder – de dieren uiteindelijk stressbestendiger maakt.
Toch maant zij tot voorzichtigheid. In een van haar publicaties over stress op de crèche schrijft ze: ‘(…) het feit dat deze verhoogde stresswaarden in verband worden gebracht met angstig en té waakzaam gedrag bij meisjes, en boosheid en agressie bij jongens, moet ons niet onverschillig maken voor de mogelijke gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen’.
Dus, wat te doen?
Veel landen om ons heen – de Scandinavische landen maar ook Frankrijk, Engeland en Duitsland - geven uit voorzorg ouders de mogelijkheid om zelf een jaar – soms zelfs langer - voor hun baby te zorgen. Mij lijkt dat een verstandige beslissing. Niet omdat het onmogelijk is om een kind door een ander te laten verzorgen, maar wél omdat het praktisch en financieel bijna onmogelijk is om de zorg voor baby’s zó te organiseren dat het recht doet aan hun ontwikkeling.
Dit stuk is geschreven door Marilse Eerkens.