Hier op Curaçao gaan kunstenaars met psychiatrische patiënten de voorspelbare Nederlandse kunstwereld te lijf
Wie aan Curaçao denkt, denkt aan een helderblauwe zee, pastelkleurige huisjes in de zon en vakantievierende Hollanders. Niet aan een vooruitstrevende hedendaagse kunstscene. Maar op het terrein van een psychiatrische kliniek wordt hard gewerkt om daar verandering in te brengen.
Een ijzeren hek met spitse punten springt open nadat ik heb aangebeld. Ik loop het terrein van de Klinika Capriles op. Het psychiatrisch ziekenhuis bestaat uit een aantal lage gebouwtjes met roze, zachtgele en lichtgroene muren en witte daken. Hagedissen schieten weg in het dorre struikgewas, tussen de bomen staan groepjes mannen.
Een jonge man loopt op me af. ‘Jij moet naar het IBB!’ Ik antwoord bevestigend. Hij stelt zich voor als Jahfur. ‘Ik maak daar muziek. Ik ben rapper. Rap betekent snel in het Nederlands. Toch?’ Hij loopt een stukje met me op. ‘Eerst was ik muzikant, maar nu zit ik in de shit.’ Jahfur wijst naar een lichtgroen gebouw met tralies voor de ramen. Dan rapt hij een stukje voor me. ‘Je bent een mooie vrouw, dushi! Heb je al een partner?’
Ik moet verderop zijn. De gebouwen die achteraan het terrein liggen, zijn bedekt met muurschilderingen. In het hoge gele gras staan grote sculpturen gemaakt van auto-onderdelen en meubels. De beschilderde gebouwen hoorden vroeger bij de psychiatrische kliniek, maar huisvesten nu het Instituto Buena Bista (IBB), een instituut voor hedendaagse kunst. Het werd tien jaar geleden opgericht door kunstenaars Tirzo Martha en David Bade, als opleiding waar jonge Curaçaose kunstenaars hun talent kunnen ontplooien.
‘Te gek hè,’ zegt Bade bij wijze van welkomstgroet. Hij heeft helderblauwe ogen en een jongensachtige grijns. Ik moet hem gelijk geven: het terrein tussen de lage, open gebouwen is een soort speeltuin voor kunstenaars. Overal staan sculpturen, bouwwerken en beschilderde doeken. In de omliggende ateliers zijn groepjes jonge mensen in gesprek, of ze zijn in de weer met kwasten en camera’s.
Martha sluit zich bij ons aan: een vriendelijke man met gympies, een spijkerbroek en -blouse en een warme glimlach. Allebei zijn ze geboren op het eiland, allebei hebben ze in Nederland gestudeerd. Dat is niet voor veel Curaçaose kunstenaars weggelegd: zonder een goed portfolio is het verdomd lastig om aangenomen te worden op een buitenlandse kunstacademie. En dat terwijl een sterk draagvlak voor hedendaagse kunst ontbreekt op het kleine eiland.
Daarom besloten ze het IBB op te richten: talentvolle Curaçaose jongeren krijgen hier les van internationale kunstenaars, kunnen naar hartenlust experimenteren en bouwen een portfolio op. Martha en Bade nemen de portfolio’s vervolgens mee naar de toelatingscommissies van Nederlandse kunstacademies, in de hoop dat hun studenten er worden aangenomen. Wat drijft de twee, als ze zo tegen de bierkaai moeten vechten?
Rellen tegen de mainstream
Aan een grote, met verfvlekken bezaaide tafel vertellen ze erover. Bade: ‘Het IBB is niet alleen een opleiding, het is ook een commentaar op de voorspelbaarheid van de kunstwereld in Nederland.’
Zelf deed hij het als kunstenaar lang niet onverdienstelijk in die mainstream: hij werd aangenomen bij De Ateliers, won de prestigieuze Prix de Rome, had op zijn vierentwintigste een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam. ‘Ik heb het allemaal gezien, maar op een gegeven moment werd ik er opstandig van. Dus ik ben op zoek gegaan naar alternatieven.’
Waarom? ‘Als een conservator van een groot museum een kunstwerk ziet, kan hij het nooit zomaar kopen, hoe fantastisch hij het ook vindt. De kunstenaar moet eerst de juiste opleiding gevolgd hebben; vertegenwoordigd worden door een respectabele galerie; besproken zijn door bepaalde critici. Dat wereldje is gelijk komen te staan aan succes. Maar dat is kortzichtig gedacht.’
Mensen hoeven het niet per se mooi te vinden, maar we willen ze het wel leren waarderen
We worden onderbroken door een kraaiende haan die over het terrein scharrelt. Dan vervolgt Martha: ‘Ons belangrijkste doel is dat we jongeren met talent en capaciteiten in staat stellen zich te ontwikkelen tot zelfstandig kunstenaar. Het idee is dat ze na hun opleiding in Nederland weer terugkeren naar Curaçao. Op die manier wordt er hier een draagvlak gecreëerd voor hedendaagse kunst. Mensen hoeven het niet per se mooi te vinden, maar we willen ze het wel leren waarderen.’
Het is niet eenvoudig om rond te komen als kunstenaar op Curaçao: de lokale markt voor hedendaagse kunst is verwaarloosbaar klein. Het aantal galeries is op één hand te tellen. Bade: ‘Maar het is een misverstand dat je alleen een succesvolle kunstenaar bent als je veel kunst verkoopt. Succes kan ook betekenen dat je lesgeeft en in een buurtcentrum kunst maakt. Bovendien: de belangrijkste kunstenaars uit de geschiedenis werden tijdens hun leven niet als succesvol beschouwd.’
Hoe vergaat het de teruggekeerde studenten?
Sinds het IBB tien jaar geleden werd opgericht, zijn er een paar studenten die in Nederland studeerden voor teruggekomen. Een van hen is MJ Franco Zapata. Ze ontvangt me in haar atelier, dat grenst aan de binnenplaats van het IBB. De muren zijn witgekalkt, de ventilator draait op volle toeren. Twee kleine vogels met een felgele buik strijken kwetterend neer op een houten beeld.
Zapata komt uit Colombia, maar is opgegroeid op Curaçao. Ze heeft haar zwarte haar in een staartje, draagt een hemd met ONE LOVE erop en op haar bovenarm prijkt een tatoeage van een aap – zelf ontworpen. Ook zij onderkent het ontbreken van hedendaagse kunst op het eiland. ‘Er is hier geen traditie, geen referentiekader. Pas toen ik Tirzo en David leerde kennen, kwam ik erachter dat je geld kan verdienen als kunstenaar.’ Ze liet haar plannen om geneeskunde te studeren varen (‘Daar waren mijn ouders niet echt blij mee’) en besloot kunstenaar te worden. Ze behoorde tot de eerste lichting studenten van het IBB en werd daarna aangenomen op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Na een paar jaar keerde ze terug naar Curaçao. Ze geeft nu zelf les op het instituut.
Een beeld in de hoek van het atelier trekt mijn aandacht: een strijkijzer met daarop een gipsen afgietsel van een gezicht. Terwijl Zapata een shagje draait, legt ze uit: ‘Strijkijzers zijn al lang een thema in mijn werk. Het heeft te maken met de Zuid-Amerikaanse machocultuur, status en onderdrukking van vrouwen.’
Ze legt het uit met een mop: ‘Een vader vraagt zijn zoontje wat hij voor zijn verjaardag wil. ‘Een keukentje om mee te spelen,’ zegt het jongetje. Vader wordt boos: ‘Kan je niet iets mannelijkers vragen? Iets zwaars, iets van ijzer?’ ‘Oké’ antwoordt het jongetje, ‘dan wil ik een strijkbout.’
Ik vind het een mooi en interessant beeld. Wil dan niemand zoiets kopen? ‘Er is hier nauwelijks interesse in vooruitstrevende moderne kunst, laat staan in hedendaagse. De Nederlanders die hier villa’s bezitten, hebben toch liever schilderijen van de handelskade, met vrolijk gekleurde huisjes. Er zijn wel een paar galeries, maar die zijn erg conservatief en handelen vooral in heel commerciële kunst.’
Het Curaçaose kunstreferentiekader
Het IBB draagt bij aan een groter draagvlak voor hedendaagse kunst op het eiland. Dat is hard nodig. Het enige kunstmuseum, het Curaçao Museum, is een rommelige mix van koloniale stijlkamers met zware mahoniehouten meubels, het vliegtuigje dat voor het eerst de oversteek vanuit Nederland maakte en een tentoonstelling over water. Er hangen een paar schilderijen van hoge kwaliteit die de opkomst van het modernisme in Nederland mooi weergeven, van onder meer Charley Toorop en George Hendrik Breitner. Maar dat zijn uitzonderingen.
De meeste kinderen hier komen nooit in een museum. Laat staan dat je met experimentele kunst in aanraking komt
Martha: ‘De meeste kinderen hier komen nooit in een museum. Laat staan dat je met experimentele kunst in aanraking komt.’
Bade en hij zijn gedreven om daar iets aan te veranderen met het IBB. Tijdens de rondleiding die ik krijg, komen we onder meer langs een fotostudio, een kleine bibliotheek en een muziekstudio. Daarna gaan Martha en Bade voor naar een leegstaand gebouw met fuchsiaroze muren. Nog niet zo lang geleden deed het dienst als de geriatrische afdeling van de kliniek, binnenkort opent het IBB er een tentoonstellingsruimte.
Martha: ‘Alle gastkunstenaars, inmiddels al meer dan zeventig, laten een kunstwerk achter dat ze hier hebben gemaakt. Zo bouwen we een collectie op. Dat biedt een tastbaar referentiekader van hedendaagse kunst voor de studenten en voor Curaçao. Bovendien moeten we het besef creëren dat ook moderne kunst het waard is om bewaard te worden voor de toekomst. Dat heeft hier nu geen prioriteit.’
Wat gastkunstenaars betekenen voor het IBB
Een belangrijke pijler van het IBB zijn de residencies: internationale, Nederlandse en lokale gastkunstenaars worden uitgenodigd voor een werkperiode op het instituut, waar ze lesgeven en een studio tot hun beschikking krijgen. Op dit moment werken kunstenaar Domenico Mangano en kunsthistoricus Marieke van Rooy hier vier maanden. Hun twee jonge kinderen brachten ze mee.
Mangano is een vriendelijke, vrolijke kunstenaar die opgroeide op Sicilië. Het IBB is een gedroomde werkplek: van jongs af aan is hij al geïnteresseerd in de plek die psychiatrie inneemt in de samenleving. Hij maakt er regelmatig kunstwerken over. ‘Ik vind het heel interessant om door te dringen in de afgesloten microsamenleving die zo’n instelling is. Het is bijna alsof je door een kinderboek rondloopt, of door een schilderij van Jheronimus Bosch.’
Bij de Klinika Capriles hebben de cliënten weinig contact met de rest van de samenleving. Mangano: ‘Ze krijgen veel medicijnen en hebben niet zo veel omhanden. Daarom is het belangrijk dat het IBB hier zit: op die manier komen ze toch nog in aanraking met mensen van buiten. Het principe van ‘verdunning’ dus. Met ons project proberen we de IBB-studenten en de cliënten van de kliniek bij elkaar te betrekken.’ Geamuseerd: ‘Twee mannelijke cliënten zijn verliefd op Marieke, twee vrouwen op mij. Volgens mij is dat goed voor ze: die afleiding kunnen ze wel gebruiken.’
Wil Mangano de kliniek veranderen? ‘Absoluut niet. Ik ben geen arts. Wat ik wil is deze mensen portretteren, ze een stem geven. En ze inspireren me: hun fantasie is onuitputtelijk. Zo vroeg ik een patiënt wat hij echt nodig had. Hij vertelde mij: een banaanstoel. Dat is lekker zacht en als je honger hebt kan je ervan eten. Fantastisch toch?’
Even later zit ik aan een grote tafel notities te maken. Een kolibrie zoeft langs mijn hoofd terwijl de ondergaande zon het terrein in een gouden gloed zet. Voorzichtig komt een jongen naast me zitten. Eerder die dag had ik hem ook al gezien: van een afstandje had hij nieuwsgierig staan kijken. Hij stelt zich voor als Vladimir, ‘net als Dracula’. Ik vraag hoe oud hij is. ‘Tweeëndertig,’ antwoordt hij. ‘Echt?’ Hij lijkt veel jonger. ‘Nee, vierentwintig,’ zegt hij snel. ‘Hoe weet je nou niet hoe oud je bent?’ Zijn gezicht betrekt even. ‘Ik wil er niet over praten.’ Dan klaart hij op: ‘Ik ben tweeëndertig. Ik wil autospuiter worden en vliegende auto’s ontwikkelen. Maar ik ben wel realistisch: dan zal ik naar Europa moeten.’ Hij staat op en loopt weer weg. Even later krijg ik een berichtje van Mangano: ‘I think that Vladimir is in love… Welcome to our dilution project ;)’
Lees ook:
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!