Dit doet honger met Malawi

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
'Nshima' (maïspap) bereid in Galufu, Malawi. Beeld: Getty Images.

Half december schreef ik dat er een hongersnood aanstaande was in Malawi. Drie maanden later is de toestand kritiek. Een zeldzaam lichtpunt: dankzij een dagelijkse portie pap komen in Dickisoni meer kinderen naar school dan ooit.

Wanneer wordt honger hongersnood? Als er genoeg slachtoffers vallen? En wie houdt dat bij in een periode van honger die onvermijdelijk uitmondt in hongersnood? Want hongerlijders sterven in stilte, ongezien en ongeregistreerd.

In Malawi heerst hongersnood. Dat kon iedereen sinds vorig jaar maart zien aankomen, schreef ik in mijn verhaal van een aangekondigde hongersnood.’ Zeker één op de vijf Malawiërs is al maanden aangewezen op voedselhulp. Het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties zou voor het leeuwendeel van die hulp zorgen. Niemand zou van de honger omkomen, verzekerde de Malawische president Peter Mutharika herhaaldelijk.

De praktijk in de dorpen is een heel andere. De voedselhulp is niet toereikend. Dat blijkt uit verslagen van geestelijken en verpleegkundigen ter plaatse. Het blijkt uit berichten in Malawische kranten. En Mackenzie Nkalapa van hulporganisatie The Hunger Malawi meldt mij: ‘De voedselsituatie is niet onder controle. [...] De toestand is kritiek.’

Hoe ziet kritiek eruit?

Vrouwen die al dagen te weinig eten liggen binnenskamers op hun mat. Als ze zich al bewegen, is het met trage gebaren. Ze praten nauwelijks, dat kost te veel energie.

Mannen moeten op zoek naar voedsel. Dus slepen ze zich naar de dichtstbijzijnde plantage in de hoop op werk in ruil voor een kom maïs. Of ze zoeken naar eetbare wilde planten.

Pater Willem Kerkhof woont bij het missieziekenhuis in het westelijk gelegen Namitete. Hij schrijft: ‘De kinderafdeling ligt overvol.’ Familieleden die het voedsel van de patiënten moeten verzorgen, staan met lege handen.

Broeder van Heck uit het centraal gelegen Limbe meldt: ‘We hebben tweehonderd zakken maïs uitgedeeld, maar het aantal hongerige mensen nam alleen maar toe. Zelfs toen we het kaf van de maïs gingen uitdelen, kwamen daar hongerige mensen op af. En ze kwamen van steeds verder.’

Zelfs toen we het kaf van de maïs gingen uitdelen, kwamen daar hongerige mensen op af

Huishoudens die niet in aanmerking komen voor voedselhulp, worden verondersteld zelf voor maïsmeel te zorgen. Maar dan moeten ze wel geld hebben om het te kopen. Dat betekent dat al die keuterboeren het beetje bezit dat ze vergaarden te gelde moeten maken: koeien, geiten, varkens, schapen, huisraad, een fiets, de radio, een ossenkar. Alles wat ze moeizaam hebben opgebouwd in één klap weg.

Met de opbrengst kunnen ze in theorie goedkoop maïsmeel kopen bij ADMARC, het landelijk netwerk van overheidsmagazijnen. De vastgestelde prijs bedraagt 5.500 kwacha voor een zak van 50 kilo, pakweg 7 euro. Genoeg voor een gezin met twee kinderen om twee tot drie weken van te leven.

Maar de distributie via ADMARC stagneert. Voorraden raken op. Aanvoer blijft uit. In het hele land bivakkeren wachtenden al dagen en nachten voor de depots. Malawische tonen foto’s van kilometerslange rijen. Ze schrijven over grootscheepse corruptie bij de depots. Terwijl de voordeur voor hongerenden gesloten blijft, wordt de voorraad via de achterdeur aan handelaren verkocht. Die handelaren vragen voor een zak maïsmeel van 50 kilo gerust 15.000 kwacha, zo’n 20 euro. Zoveel geld hebben de meeste hongerlijders niet.

De op de regering neemt toe. De oppositie eist dat de president nog dit voorjaar aftreedt. Ze verwijt de regering dat ze de voedselcrisis niet daadkrachtig aanpakt en dat ze de economische neergang van het land niet keert. De katholieke spraken 14 maart hun grote zorg uit over de voedselsituatie en over de extreem hoge prijs van maïsmeel op de commerciële markt. Een tegen de honger, gepland voor 10 maart, moest worden afgelast omdat de politie de veiligheid van de demonstranten niet kon garanderen. Het protest was georganiseerd door een coalitie van 25 organisaties, verenigd in het National Right to Food Network.

Een vrouw draagt een zak met maïsmeel beschikbaar gesteld door de VN WFP in Mzumazi, vlak bij de hoofdstad Lilongwe. Beeld: ANP.

Hoe gaat dit verder?

Intussen neemt de nood van de hongerende bevolking in Malawi verder toe. Na de misoogst van vorig jaar dreigt een nieuwe misoogst. Als gevolg van het klimaatfenomeen El Niño, dat op verschillende plaatsen in de wereld voor droogtes en overstromingen zorgt, begon het regenseizoen in Malawi pas in januari, een maand later dan gebruikelijk. Dat betekent dat de maïs ook pas een maand later dan normaal geoogst kan worden: eind april. Terwijl de voedselhulp eind maart afloopt, het Wereldvoedselprogramma, als er niet snel 38 miljoen dollar beschikbaar komt.

De laatste van het Famine Early Warning Systems Network (FEWSNET), het internationale informatiesysteem dat hongersnoden moet helpen voorkomen, zijn onrustbarend. In heel het land kampen mensen met voedseltekorten. De voorraad in de overheidsmagazijnen van ADMARC is eind maart op. Als in april ook nog eens de voedselhulp ophoudt, wordt de crisis snel nijpender.

Maar zelfs als in mei de oogsttijd aanbreekt, zijn de voedselproblemen niet voorbij. FEWSNET verwacht een opbrengst aan maïs die 25 tot 35 procent lager dan normaal ligt. Alweer niet genoeg om een jaar van te eten.

Aan het eind van ‘Kroniek van een aangekondigde hongersnood’ schreef ik drie maanden geleden: ‘De Vrienden van Dickisoni, van wie ik er één ben, zijn een begonnen om in elk geval voor de ergste honger te behoeden. Dickisoni is een gehucht van ruim 300 bewoners, waar ik tien jaar geleden leerde wat alledaagse armoede betekent. Ik weet ook wel dat het een druppel op de gloeiende plaat is. Ik weet ook wel dat er in Malawi nog duizenden Dickisoni’s bestaan. Ik kan ook niets doen. Ik kies voor de druppel op de gloeiende plaat.’

De hulpactie leverde tot eind februari ruim 12.000 euro op. Van de opbrengst krijgen de 65 huishoudens in Dickisoni elke maand 10.000 kwacha, 13 euro, genoeg om bij de handelaren 36 kilo maïsmeel te kopen. Ook in april.

Pater Willem Kerkhof brengt zelf met enige regelmaat zakken maïsmeel en sojameel om de 600 kinderen op de buurtschool bij Dickisoni dagelijks van een portie pap te voorzien. Vrouwen uit Dickisoni en omliggende dorpen zijn de hele ochtend bezig met de bereiding in de drie ronden. Dorpelingen leveren het brandhout.

Kinderen krijgen in elk geval een keer per dag een behoorlijk maal, ook al is het eenzijdig. Een bijkomend voordeel: ze gaan weer naar school. Dankzij de schoolmaaltijden komen er zelfs meer kinderen naar school dan ooit.

Eerder schreef ik: