Waarom je baby gewoon laten huilen een slecht idee is
Een kleine honderd jaar geleden was men ervan overtuigd dat kinderen ‘geconditioneerd’ moesten worden. Hoewel deze theorie allang is achterhaald, steekt ze nog voortdurend de kop op. Bijvoorbeeld als het gaat over de richtlijnen voor de aanpak van huilende baby’s.
Mijn oom wilde niet eten toen hij een peuter was. Dus raadde de kinderarts mijn grootmoeder aan om een ‘hongerkuur’ te starten. Die kuur kwam erop neer dat mijn oom gedurende een hele week op drie vaste momenten per dag minimale hoeveelheden eten aangeboden kreeg. Als hij weigerde, moest hij met honger naar bed.
Volgens mijn grootmoeder waren niet veel moeders in staat om deze ‘kuur’ vol te houden. Begrijpelijk, want ze zei dat mijn oom soms ‘tegen de muren opvloog van de honger.’ Toch was ze trots dat ze de kuur had volgehouden.
Dat is begrijpelijk: het waren de jaren veertig van de vorige eeuw. Een tijd waarin de ideeën van John Watson, grondlegger van het behaviorisme, nog volop in zwang waren en moeders pas echt respect verdienden als ze zich bij het verzorgen van hun jonge kinderen niet lieten leiden door hun sentimenten. Dat zou kinderen maar afhankelijk maken van liefde en affectie. En daar zouden ze volgens Watson later onzelfstandig van worden.
Wat je wel moest doen? Kinderen moest je conditioneren. ‘Kwalijke’ uitingen van emoties moesten niet worden bevraagd, maar uitgebannen door ze te negeren of te onderdrukken.
Met Watsons eigen kinderen is het overigens slecht afgelopen. Zijn oudste zoon pleegde zelfmoord en zijn andere twee kinderen deden er een poging toe.
Het is niet denkbeeldig dat hun afstandelijke opvoeding hier een belangrijke rol in heeft gespeeld. Bijna alle wetenschappers zijn het er nu namelijk over eens dat het voor de cognitieve en emotionele ontwikkeling van de mens juist wél goed is als ouders hun jonge kinderen koesteren. Je moet, zo vinden de meesten, juist wél proberen een warme band met ze op te bouwen. En als je gedrag wilt veranderen, is het juist wél goed om te kijken wat er aan ten grondslag ligt.
Toch is het behaviorisme in beleidsmaatregelen en adviezen die kinderen aangaan nog steeds springlevend.
Laat het kind maar huilen!
Zo leert de populaire tv-nanny Jo Frost (te zien bij het RTL4-programma Jo Frost: Nanny On Tour) wanhopige ouders dat ze hun stoute kinderen het beste in het gareel krijgen door ze te laten zitten op een speciaal strafstoeltje. Niet slim, vinden veel opvoedspecialisten. Het werkt weliswaar goed op korte termijn, maar het leidt uiteindelijk tot woede, verdriet en verzet en tot een slechtere band tussen ouders en kind. Bovendien wordt het probleem niet bij de wortel aangepakt. Als je je niet afvraagt waar bepaald gedrag vandaan komt, verander je niks wezenlijks bij een kind. Natuurlijk moeten kinderen begrensd worden, maar er zijn veel liefdevollere en duurzamere manieren om dat te doen.
Een ander duidelijk voorbeeld is de pas verschenen conceptversie van de door TNO opgestelde richtlijn voor de Jeugdgezondheidszorg: ‘Slaap en slaapgedrag bij kinderen.’ In deze richtlijn staat dat JGZ-professionals (consultatiebureauverpleegkundigen, (jeugd)artsen, pedagogen, doktersassistenten) ouders zouden moeten adviseren om baby’s die niet doorslapen, langere tijd alleen te laten huilen.
Als je je niet afvraagt waar bepaald gedrag vandaan komt, verander je niks wezenlijks bij een kind
Dit advies, dat volgens opdrachtgever en gezondheidsonderzoeksbureau ZonMw ‘zo veel mogelijk wetenschappelijk’ is onderbouwd, gaat lijnrecht in tegen wat de jongekindspecialisten van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) zeggen. Het NIP, dat door TNO is gevraagd mee te denken over het ontwikkelen van de richtlijnen, bracht eind februari daarom een nieuwsbericht uit waarin het zich officieel distantieert van de richtlijnen. NIP’s voornaamste bezwaar is dat de ‘conceptrichtlijn onvoldoende rekening houdt met de huidige kennis en wetenschap over hechting, sensitief ouderschap, en wat normaal slaapgedrag is bij baby’s.’
Verderop lichten ze dit toe: ‘Alleen huilen geeft een kind veel stress. Uit onderzoek blijkt dat deze stress schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling en een negatieve invloed kan hebben op de hechting.’ Daarbij komt, zo schrijven ze, dat ook als de baby gestopt is met huilen, ze nog lang stress blijven houden. Dat kun je meten door te kijken naar de hoeveelheid cortisol die ze afscheiden.
Hoewel het NIP nog in gesprek is met TNO, geeft het in zijn nieuwsbericht aan zich zorgen te maken over de uitkomsten: ‘Het is niet de eerste keer dat het NIP bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van een JGZ-richtlijn in ontwikkeling. Eerder gebeurde dit bij de richtlijn-Excessief Huilen. […] In de kern speelde indertijd dezelfde inhoudelijke discussie.’
Het TNO wil niet inhoudelijk reageren als ik ernaar vraag – het gaat nog steeds om een conceptrichtlijn. Mogelijk wordt de kritiek van het NIP nog meegenomen. Erg waarschijnlijk is dat niet: TNO verwijst in de conceptrichtlijn namelijk ook naar een sterk bekritiseerd onderzoek uit 2012 waaruit zou blijken dat na vijf jaar de effecten van ‘laten huilen’ niet meetbaar zijn. De bulk aan onderzoek waaruit blijkt dat aanhoudende stress bij baby’s schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van het brein of de totstandkoming van een veilige hechting wordt daarbij genegeerd.
Goed voor de longen?
In dit licht is het filmpje dat ik onlangs kreeg opgestuurd misschien minder verbazingwekkend dan ik eerst dacht. Je ziet daarin hoe een baby in een buitenslaapplaats van een crèche bijna een halfuur ononderbroken ligt te huilen. Slechts één keer komt een leidster langs om te kijken of het kind er nog goed bij ligt. Aan het huilen wordt niets gedaan.
Je zou nog kunnen denken dat het om een obscuur kinderdagverblijf gaat, maar dat is niet het geval. Het gaat hier om een goed aangeschreven crèche die onderdeel is van een grote keten met bijna 4.000 werknemers.
Het voorval is volgens de buren - makers van het filmpje - ook geen incident: ze geven aan dat ze de kinderen regelmatig horen huilen. Toen de buren de managers van het kinderdagverblijf er op aanspraken, kregen zij te horen dat het paste binnen het huilbeleid. Ook de aangesproken oudercommissie keek er niet van op.
Mijn grootmoeder zou er ook niet van hebben opgekeken. ‘Goed voor de longen,’ zou ze gezegd hebben. Maar zij kon het ook niet weten. Zij overleed eind jaren negentig, de tijd waarin het net bekend begon te worden dat die ervaringen in de eerste levensjaren ‘een enorme impact hebben op ons latere welzijn,’ aldus hoogleraar neurobiologie Carolina de Weerth in haar inaugurele rede vorig jaar.
Wíj kunnen ruim honderd jaar na de ‘uitvinding’ van het behaviorisme wél weten dat het anders moet. Hoog tijd om daar meer naar te gaan handelen.