Factcheck: ‘Windmolens draaien op subsidie’
Geliefd en verguisd is het, dit bekende citaat van Mark Rutte uit de verkiezingscampagne van 2012. Tegenstanders van windmolens zeggen tot op de dag van vandaag dat ze ‘op subsidie draaien.’ Terecht of niet?
Het RTL4 Premiersdebat in mei 2010. In een bomvolle studio verdedigen de fractieleiders, hoofden flink in de schmink, hun politieke standpunten. Mark Rutte doet de energieplannen van de VVD uit de doeken en komt over windmolens te spreken. Beter gezegd: ‘die malle windmolens,’ die ‘niet draaien op wind, maar op subsidie.’
Het leidt tot hoongelach in de zaal, maar blijft sindsdien een argument in het debat over windmolens: windmolens leveren niks op en kosten de burger enkel geld.
Het argument wordt ook tégen kolencentrales ingezet. Voorstanders van windenergie ontkennen niet alleen Ruttes bewering, ze draaien deze ook nog eens om: het zijn juist de kolencentrales die op subsidie draaien.
Om te beoordelen wat er waar is, moeten we drie dingen weten:
- Hoe zit het met de subsidie op windmolens?
- Wat kost ons dat?
- Hoe verhoudt zich dat tot de kosten die de overheid maakt voor fossiele stroomproductie?
Wat kost wind ons?
Die subsidie op windenergie, die is er inderdaad. Ze is in 2008 ingevoerd om investeringen van bedrijven en stichtingen in groene energie te stimuleren. Belangrijkste reden: de productiekosten van 1 kWh windenergie zijn hoger dan de productiekosten van 1 kWh fossiele stroom. Om investeringen in groene stroom interessant te maken, legt de overheid geld bij.
Dat is geen vast bedrag. Omdat de stroomprijs schommelt - onder invloed van grondstofprijzen, wisselkoersen, vraag en aanbod vanuit buurlanden -, fluctueert ook het bedrag dat de overheid aan subsidie uitgeeft. Om die reden laat de overheid, na rondvraag bij marktpartijen, elk jaar de gemiddelde productiekosten van 1 kWh windenergie vaststellen, evenals de gemiddelde marktprijs voor een kWh stroom in Nederland.
Windmolen draaien dus op subsidie. Had Rutte dan gelijk?
Voor 2016 zijn de productiekosten van een windmolen op land vastgesteld op 7-9 eurocent per kWh. Voor een windmolen op zee zijn de productiekosten hoger, circa 12 eurocent per kWh. Omdat energiebedrijven deze kWh op de markt momenteel maar kunnen verkopen voor zo’n 3,8 cent per kWh, blijft er een verlies over. De verkoopprijs van de kWh windenergie wordt daarom door de overheid aangevuld tot 7-9 cent per kWh op land en 12 eurocent per kWh op zee. Op die manier is het leveren van windenergie voor de producent - zoals een bedrijf of een boer - altijd winstgevend. Wel kost het de overheid geld. Momenteel zo’n 3 tot 5 eurocent per kWh voor windenergie op land en zo’n 8,2 eurocent per kWh voor windenergie op zee.
Windmolen draaien dus op subsidie, dat staat vast. Zonder de subsidie is de productie van een kWh windstroom in veel gevallen een (te) dure aangelegenheid. Had Rutte dan gelijk?
Dat valt te betwisten. Want wat je impliciet met een bewering als ‘windmolens draaien op subsidie’ suggereert, is dat de maatschappelijke kosten van energieopwekking hoger zijn bij windmolens dan bij fossiele stroom. En dat lijkt niet helemaal te kloppen.
Wat zijn de maatschappelijke kosten?
In plaats van droog te kijken naar of ergens wel of geen subsidieregeling voor is, moeten we kijken naar wat de totale maatschappelijke kosten per energieproductiewijze zijn. Want de grondstofwinning en uitstoot van fossiele vormen van energieproductie brengen kosten met zich mee voor de maatschappij, bijvoorbeeld in gezondheidszorg of milieuschade.
Er is internationaal een behoorlijk aantal onderzoeken gedaan naar dit soort externe kosten. Daarin wordt berekend wat de uitstoot en grondstofwinning van energiecentrales betekenen voor zaken als volksgezondheid, schade aan gewassen, drinkwatervervuiling en veiligheid. Aan de invloed die de uitstoot heeft op deze zaken wordt een prijskaartje gehangen. En dat prijskaartje kunnen we, net als bij de subsidie op windmolenstroom, omrekenen naar een kostprijs per kWh stroom.
Wat de kosten dan zijn? De genoemde bedragen lopen nogal uiteen. Van 3 cent per kWh tot 23 cent per kWh. Als dat zou kloppen, zouden de jaarlijkse maatschappelijke kosten van de stroom uit kolencentrales in Nederland ergens tussen de 660 miljoen en 5 miljard euro liggen.
Wat verklaart dat verschil? De plek waar het onderzoek is uitgevoerd en wat er in het onderzoek wel en niet is meegenomen in de berekening is van belang voor de uitkomst. Zo viel ons op dat de maatschappelijke kosten per kWh stroom uit een kolencentrale in Amerikaanse onderzoeken gemiddeld hoger ingeschat worden dan in de Europese onderzoeken. Maar zulke Amerikaanse onderzoeken zijn voor de situatie in Nederland niet direct bruikbaar. Om een voorbeeld te geven: klimaatverandering en de gevolgen die temperatuurstijging heeft voor het bewoonbaar houden van ons land verschillen erg per gebied. Een casestudy van de maatschappelijke kosten voor de VS is daarmee niet zomaar naar Nederland te vertalen. Het zou zoiets zijn als een studie naar de kosten van verkeersveiligheid in India te gebruiken voor het beleid van Rijkswaterstaat.
Laten we ons daarom richten op de onderzoeken naar de Europese situatie. Daarbij zijn er twee rapporten die het meest in het oog springen.
Een daarvan is het rapport ‘Revealing the costs of air pollution from industrial facilities’ van de European Environmental Agency. Dit bureau berekent op EU-niveau per type vervuiler wat de maatschappelijke kosten zijn van hun uitstoot. Ook splitsen ze de kosten van alle vervuiling op per land.
Zodoende zien we dat de jaarlijkse maatschappelijke kosten voor Nederland als gevolg van vervuilende uitstoot (met name de gassen CO2, NOx en SOx worden daarbij genoemd) circa 5 miljard euro per jaar bedragen.
Let wel, dit zijn kosten voor alle luchtvervuiling samen, niet alleen voor stroomproductie. Uitstoot van fabrieken, verkeer en landbouw zit hier ook in. Ondanks dat de energieproductie wordt genoemd als sector met grootste aandeel in de uitstoot en dus de kosten, leert het ons niet direct iets over de kosten per kWh fossiele stroom. Wel kunnen we aannemen dat het in totaal om enkele miljarden euro’s per jaar gaat.
Een rapport van het Duitse Umweltbundesambt levert ons duidelijkere cijfers. De onderzoekers bepalen de maatschappelijke kosten per ton emissie en rekenen dit om naar de hoeveelheid kWh stroomproductie die elk type energiecentrale jaarlijks in het land produceert. Voor steenkool komen zij uit op een maatschappelijke schade van 8,94 eurocent per kWh en voor een aardgascentrale op 4,91 eurocent per kWh.
Ook voor groene stroom berekenen ze de kosten van de uitstoot. Bij windmolens is dat 0,26 eurocent per kWh. En andere Europese onderzoeken bevestigen getallen in deze orde van grootte, zowel voor kolen- als voor windenergie. Zo spreekt ook een EU-onderzoek van circa 9,5 eurocent per kWh voor kolencentrales en 0,2 tot 0,3 cent voor windmolens.
Dus?
Als we deze laatste getallen als uitgangspunt nemen, kunnen we nogmaals de som maken. Voor de windmolens op land bedroeg de subsidiebijdrage van de overheid in het hoogste geval zo’n 5 eurocent per kWh. Tel daar de maatschappelijke kosten van de ‘uitstoot’ van een windmolen van 0,26 eurocent bij op en je komt uit op maatschappelijke kosten van ongeveer 5,25 eurocent per kWh. Voor een windmolen op zee is die maatschappelijke kostprijs nog wat hoger: circa 8,5 eurocent per kWh.
En met name dat laatste bedrag komt aardig in de buurt van de geschatte maatschappelijke kosten van fossiele productie met behulp van steenkool. Die we gemiddeld kunnen ramen op zo’n 8 à 9 eurocent per kWh. De kosten van windstroom op zee en fossiele stroom uit een kolencentrale zijn in dat geval dus vrijwel gelijk. Maar de kosten van een windmolen op land en gascentrales zijn een stuk lager.
Conclusie: deels waar, deels onwaar
Met deze kennis kunnen we ons nogmaals de vraag stellen: draaien windmolens op subsidie? Het antwoord daarop is nog steeds ‘ja.’ Zonder subsidie is het bouwen van windmolens voor marktpartijen momenteel nog niet echt interessant.
Zijn de kosten voor ‘de belastingbetaler’ dan ook hoger bij windmolens dan bij fossiele stroom? Nee, dat meestal niet. In ieder geval niet wanneer we windmolens op land vergelijken met kolencentrales. De bewering van Rutte beoordelen we daarom voor nu als: deels waar, en deels onwaar.
Als belastingbetaler betaal je veel geld voor de stroomproductie van onze fossiele centrales
Hebben we nu alles meegerekend dat we redelijkerwijs in onze berekening mee moeten nemen? Naar ons idee wel, ook al is het bij een factcheck als deze altijd mogelijk om er aan één van de kanten van de vergelijking iets bij te halen wat het kostenplaatje kan doen kantelen. Extreme klimaatscenario’s, argumenten over banen en investeringen of compleet uiteenlopende verwachtingen over de ontwikkeling van de stroomprijs (of de productieprijs van een windmolenpark) leiden stuk voor stuk tot een andere conclusie.
Maar belangrijker om te onthouden is: als belastingbetaler betaal je, naast je bijdrage aan de subsidieregeling voor groene stroom, veel geld voor de stroomproductie van onze fossiele centrales. Uitgaande van de resultaten van dit onderzoek zou het gaan om zo’n 295 euro per persoon per jaar. Het enige verschil met groene stroom is: je ziet het niet direct terug. Jouw bijdrage aan de productie van een kolencentrale is minder zichtbaar dan je bijdrage aan de subsidie op windmolens, maar nog steeds gewoon aanwezig. Het venijn zit ‘m in de kosten die je niet ziet, maar er wel zijn.
Dit is de eerste van vijf factchecks over windenergie, de komende weken volgen onder meer verhalen over de klimaatwinst en de gezondheidseffecten van windmolens.