Europa: de voortzetting van de oorlog met andere middelen
Ten aanzien van vluchtelingen en migranten voert Europa niets minder dan een politiek van de dood. De legitimatie? Oorlogsdreiging. In deze aflevering van het Politiek Lexicon: hoe Europa zich kan emanciperen om niet zelf te sterven.
Een van de paradoxen van Europa anno 2016 is dat het het meest geliefd wordt door diegenen – vluchtelingen en migranten – die het buiten probeert te houden. Zowel zij die Europa haten (terroristen) als zij die van Europa houden (vluchtelingen) zijn bereid hun leven ervoor te wagen.
Weinig Europeanen lijken zoveel passie te hebben. Euronarcisme is er wel. Daarbinnen staat ‘Europa’ voor een superieure beschaving. Maar euronarcisme is iets anders dan eurofilie, en euronarcisme gaat paradoxaal genoeg gepaard met vormen van nationalisme die van het huidige institutionele Europa niets moeten hebben, hoewel ze zich narcistisch laten voorstaan op de grootsheid van westerse, specifiek ‘Europese’ waarden waardoor hun eigen natie zich bij uitstek laat kenmerken.
Reden genoeg om enkele meer dan tweeduizend jaar oude maar o zo actuele vragen te stellen die onmisbaar zijn in een Politiek Lexicon van het begin van de eenentwintigste eeuw: Wat is Europa? En wat zou het moeten zijn?
Europa: depolitisering en oorlogsdreiging
De Europese Unie is een gedepolitiseerd project. Dat wil zeggen dat er geen fundamentele strijd over mogelijk is en dat het vooral een technocratisch managementproject is.
Hoe dat zich uit? Productieve verdeeldheid wordt letterlijk onderdrukt door de technocratische vormgeving van de EU. Er is geen dualisme tussen Europees Parlement en Europese Commissie en het Europees Parlement kan dus geen werkelijke oppositie vormen. Geen werkelijk politiek antagonisme kan zich uitkristalliseren binnen de EU.
Enerzijds leidt die depolitisering tot maximalisering van de vrijheid-tot-kapitaal, waar vooral grote bedrijven voordeel bij hebben, getuige onder meer het feit dat economische groei al decennia nauwelijks of geen toename van het nominale inkomen van werknemers betekent. Anderzijds leidt de depolitisering tot het primaat van soeverein geweld. Dat geweld wordt zichtbaar door de manier waarop Europa’s belangrijkste legitimatie verwoord wordt: als oorlogsdreiging.
Ten aanzien van migranten voert Europa anno 2016 al geruime tijd niets anders dan een politiek van de dood
Dat is al het geval bij een van de vroege pleitbezorgers van een Europese Federatie, Jean-Jacques Rousseau. Rousseau stelt dat Europa cultureel gezien uit staten bestaat die elkaar vaak vijandig gezind zijn en die vernietigende oorlogen uitvechten, zonder dat er een is die ooit alle anderen zal overwinnen. Om beide redenen – culturele nabijheid en de dreiging van vijandigheid – pleit Rousseau voor een Federatie van Europese staten, inclusief Rusland, met eigen parlementaire lichamen.
Rousseau biedt hiermee de blauwdruk voor hedendaagse definities van ‘Europa.’ En wel met een paradoxale combinatie van nabijheid en vijandschap, waarin de dreiging van de oorlog centraal staat. Enerzijds delen we veel in Europa, anderzijds dreigen we elkaar af te maken. Die paradox is springlevend in het Europa van de Europese Unie.
In de afgelopen decennia hebben Europese politici keer op keer benadrukt dat de EU moet blijven bestaan omdat er anders oorlog komt. Bij democratische volksraadplegingen in Nederland en Frankrijk in 2005, en in Ierland in 2009, hebben pro-EU-politici campagne gevoerd met de dreiging van chaos en oorlog. En zelfs Yanis Varoufakis, die al in 2011 zijn voorstel voor een ‘Decent Europe’ presenteerde, eindigde zijn TEDx Talk met de dreiging dat het alternatief chaos en oorlog zou zijn.
Zo wordt duidelijk wat achter de technocratische organisatie schuilt: geweld en oorlogsdreiging. Intern geweld, door de financiële afpersing van zuidelijke door noordelijke staten. En extern geweld van zowel bombardementen en grenssluitingen die tot de dood van duizenden migranten leiden – migranten die vaak vluchten uit dezelfde gebieden als waar Europa bommen gooit. Ten aanzien van migranten voert Europa anno 2016 al geruime tijd niets anders dan een politiek van de dood. Het garandeert, ook aan die vluchtelingen die het een asielstatus verleent, geen veilige overtocht. Het idee is: jullie komen uit vreselijke omstandigheden en we helpen je graag, maar riskeer eerst je leven terwijl je hierheen komt. En als alternatief wordt geboden: ‘opvang in de regio’, met name in Turkije, dat zelf onstabiel is en waar mensenrechten niet gegarandeerd worden.
Europa: onvoltooide oorlogsemancipatie
Feitelijk is Europa nog steeds een wandelend symptoom van oorlogstrauma. Na de wereldoorlogen van de twintigste eeuw kwam de vrede in de vorm van een Koude Oorlog, die de oorlogstoestand quasi-permanent want zonder einde in zicht maakte. Daarna, op de drempel van de eenentwintigste eeuw, kwam de ‘war on terror,’ de oorlog die geen oorlog in traditionele zin is maar die het gebruik van geweld tot permanent onderdeel van het dagelijks leven maakt. Zo worden op moment van schrijven ook terroristische aanslagen in Europa direct geïnterpreteerd als ‘oorlog.’
Europa kan, nog steeds, niet anders dan oorlogsdenken bezigen. Europa is de voortzetting van de oorlog met andere middelen. En soms met dezelfde middelen, bijvoorbeeld wanneer Europese landen bombarderen in het Midden-Oosten en dan bij aanslagen in Europa verontwaardigd ‘oorlog!’ roepen.
Dit betekent dat Europa zich nog steeds moet emanciperen van de oorlog. Wanneer politici en historici wijzen op de wortels van ‘de Europese samenwerking’ in de oorlog, geven ze geen historisch verslag, maar dreigen ze feitelijk. Daarmee blijft de oorlog permanent gemobiliseerd in het huidige ‘project Europa.’
‘Fort Europa’ is niet voor niets een oorlogsmetafoor. Nu Europa te maken heeft met zelfmoordterroristen aan de ene en dode migranten aan de andere kant wordt verder gebouwd aan Europa als fort, ook al is het fort een fictie en zijn Europa’s grenzen niet te fixeren. Terroristen en migranten wagen ondertussen hun leven voor Europa, ook al doen ze dat op volstrekt verschillende manieren. Wat een ironie dan, dat in Europa de angst bestaat dat er terroristen zullen zijn onder die migranten die Europa levend bereiken!
Ook tussen oorlog en economie bestaat een nauwe band. Juist de dreiging met geweld garandeert de vrijwaring van het economisch project ‘Europa’ van democratische inmenging. Achter ‘Europa,’ en haar humanitaire retoriek van ‘nooit meer oorlog,’ gaat een dreiging met oorlogsgeweld schuil die als dekmantel voor een neoliberaal economisch project fungeert. Typisch voor neoliberale ideologen als Hayek en Friedman is altijd geweest dat economie voor democratie ging.
Zo is ook de geboorte van de EU uit de oorlog altijd gekoppeld geweest aan het economisch project ‘Europa.’ Het is zelfs nooit een geheim geweest dat Europa een door en door economisch project was, en geen democratisch project. Jarenlang is gezegd dat ‘Europa’ tot groei en welvaart zou leiden – conform het idee dat het kapitalisme, na het ‘einde van de geschiedenis,’ geen crises meer zou hebben.
Jean Monnet, een van de belangrijkste grondleggers van de EU, had wortels op Wall Street, en werd destijds door de Amerikaanse minister van Financiën aangemoedigd uit Europa een gezamenlijke markt te smeden omdat dat ook voor de Amerikaanse economie gunstig zou zijn.
Het idee dat mensen als Monnet eerst en vooral het vermijden van oorlog als doel hadden, is vooral een ideologie die de economische nadruk die van Monnet via Maastricht tot vandaag bestaat, voorziet van een morele zwaarte die meer dreigement dan argument is. Op deze manier wordt ‘oorlog’ in Europa productief gemaakt.
In een perverse manier om deze dreiging met oorlog reëel te maken, is Europa recent bezig Ruslands invloedssfeer binnen te dringen. Oekraïne is het levend bewijs van het performatieve, zichzelf waarmakende karakter van Europa’s belofte dat geweld losbarst wanneer het Europese project gehinderd wordt. En op hetzelfde moment, maar veel minder zichtbaar, trekt een select gezelschap aan financiële spelers enorme hoeveelheden kapitaal uit Europa, gefinancierd door de ECB’s ontzagwekkend grote maandelijkse transfer van nieuw gecreëerd geld naar financiële markten.
De connectie tussen Europa als economisch project en het geweld van de oorlog kan niet treffender worden verbeeld dan toen recent bleek, in het tv-programma Keuringsdienst van Waarde, dat het merendeel van de euromunten in Zuid-Korea vervaardigd wordt in een fabriek waar ook (cluster)munitie geproduceerd wordt.
Zo blijkt: geld en geweld hebben in Europa dezelfde materiële basis.
Europa: voor een zelfweigering
Paul Valéry schreef aan het begin van de twintigste eeuw: ‘wij, latere civilisaties, wij weten nu dat ook wij sterfelijk zijn.’ En toen moest de lange Wereldoorlog van 1914 tot 1945 nog komen.
De vraag is dan: hoe kan het huidige Europa zich emanciperen van de oorlogsgedachte zonder zelf te sterven?
De eerste stap moet zijn: de zelfweigering. Dat wil zeggen: de weigering dat ‘Europa’ volledig samenvalt met de ‘EU.’ Dat is een punt dat door velen terecht gemaakt is. Maar het moet gaan om de weigering van Europa als oorlogskind, of als productief gemaakt traumasymptoom. Want met de weigering van ‘Europa’ als technocratisch project en als oorlogstrauma, realiseert ‘Europa’ zich paradoxalerwijze meer dan in haar bestaan als voortzetting van de oorlog met andere middelen. Juist die weigering heeft namelijk meer potentie om solidariteit te mobiliseren dan de huidige incarnatie van Europa in de ‘Europese Unie’.
Aan de ‘Europese Unie’ dus de dankbare taak zichzelf op te offeren voor een misschien wel voor het eerst werkelijk ‘Europees’ feit. Uit dat feit volgt verder nog niets. Vanuit de collectieve weigering een collectief symptoom te zijn, ligt een weg naar creatieve onzekerheid. De vraag is nu: in hoeverre heeft de EU zijn dreigementen waargemaakt, door een precaire situatie achter te laten mocht ze verdwijnen? Feitelijk zou dat neer komen op het bestuursmodel van de maffia: zonder ons ben je niet beschermd. En ja, alle soevereiniteit heeft iets van een maffiamodel, want ook vroege Europese staten bestonden als beschermpatroon van de handel.
Maar, maffia of niet, we moeten af van het verbod op een ander Europa.
Wat na de weigering nodig is, is de mobilisatie van werkelijk politieke strijd. Dat wil zeggen: van fundamentele onenigheid over alternatieven. Dat is niet beperkt tot de mogelijkheid op politici uit verschillende landen te kunnen stemmen. Het betekent het actief politiseren van Europa – een ‘project,’ terecht zo genoemd, dat van het begin af aan gedepolitiseerd was en dat economische groei met soeverein geweld verbond zonder de mogelijkheid van werkelijke politieke alternatieven toe te staan.
Ten derde moeten alternatieven gezocht worden voor de manier waarop Europa, met terrorisme tot gevolg, oorlogsgeweld aanwendt elders in de wereld. Enerzijds moet Europa nog steeds ‘geprovincialiseerd’ worden, zoals Dipesh Chakrabarty wel gesteld heeft.
Daarmee bedoelt hij dat particuliere geschiedenissen van Europa’s universalismen verteld moeten worden, geschiedenissen die vaak buiten ‘Europa’ in enge zin liggen. Dat betekent enerzijds een breuk met het overheersende euronarcisme; het idee dat Europese ‘waarden’ superieur zijn en dat dat is waarom Europa bezocht wordt door zowel migranten, toeristen als terroristen.
Er moeten alternatieven gezocht worden voor de manier waarop Europa, met terrorisme tot gevolg, oorlogsgeweld aanwendt elders in de wereld
Anderzijds moet Europa de particuliere grenzen aan haar ogenschijnlijk universalistische ambities – de vrijheden en rechten die ze aan ‘de’ mens toekent – overstijgen, en moet ze de ambitie hebben die ambities werkelijk universele gelding te doen vinden. Onderdeel daarvan is het openstaan voor mensen die vluchten voor conflicten die onlosmakelijk verbonden zijn met de (post)koloniale geschiedenis van Europa. Het euronarcistisch prat gaan op het Europese bezit van superieure waarden moet vervangen worden door een eurofilie die Europa kan delen met de vluchtelingen die het huisvest.
Europa moet zich dus niet op neokoloniale wijze mengen in conflicten elders in de wereld en zich als begrensd ten opzichte van die conflicten denken door vluchtelingen te weigeren en een politiek van de dood te voeren op onder meer de Middellandse Zee. Europa leeft in de illusie dat het afgesneden is van de rest van de wereld, alsof geopolitieke veranderingen halt houden, of kunnen houden, aan de grenzen van Europa.
Tegelijk is Europa, als een van de rijkste gebieden op aarde, parasitair op grondstoffen en arbeid elders in de wereld. En in dat geval, als het gaat om de circulatie van goederen en kapitaal, bestaat er te weinig grensbesef. De gemiddelde criticus van asielmigratie in Europa vindt het volstrekt normaal dat slaven zijn cacao oogsten, dat kinderen in Congo de cobalt winnen waar zijn telefoonbatterijen op draaien, of dat mineraalmijnen voor diezelfde telefoons een stad als Baotou in Binnen-Mongolië, China, tot een ecologische hel op aarde maken.
Europa zal moeten onderkennen dat het zichzelf nog niet kent. Dat het nog niet weet waar zijn grenzen liggen, omdat het zich op vele manieren, veel ervan gewelddadig, verhoudt tot de rest van de wereld en, middels de voor Europa constitutieve oorlogsdreiging, tot zichzelf. Als terroristen uit Europa zelf Europa betaald komen zetten wat het elders in de wereld aanricht, is het moment gekomen Europa binnenstebuiten te keren.
Nogmaals: de eerste stap daartoe is de weigering van de gelijkschakeling tussen Europa en EU, de weigering van het verbod op een ander Europa. Omdat dat verbod afgedwongen wordt met oorlogsdreiging, zal Europa zich definitief moeten emanciperen van de oorlog.
Dat betekent het afscheid van Europa als oorlogssymptoom. En als de dreiging met oorlog verdwijnt, opent dat ook de mogelijkheid een andere Europese economie te denken. Want wie in de huidige situatie aan het economisch project ‘Europa’ morrelt, krijgt direct het dreigement ‘oorlog.’
Voor het alternatief ontbreken ons nu nog veelal de woorden, gevangen als we zijn in Europa als de voortzetting van de oorlog met andere middelen. Zoals Peter Sloterdijk ooit zei over Europa:
‘De nieuwe politiek begint voor ons met de kunst woorden te scheppen die aan boord van de werkelijkheid de horizon doen oplichten.’