Nederland voert de meeste heroïne door. Hier komt die vandaan
Elk jaar belandt 115 ton heroïne uit Afghanistan in Europa. Met fotograaf Jim Huylebroek reisde ik de route af. ‘Voor jullie is drugssmokkel illegale business, voor ons is het oorlog. Een oorlog waarin wij Europa verdedigen, de bestemming van al die rotzooi.’
Johnny wordt dit jaar vijftig. Dat hoopt hij in ieder geval. Want hij gebruikte de helft van zijn leven heroïne. Maar nu wil hij écht stoppen. En anders morgen, overmorgen, of volgende week. We zitten in een kleine kamer van het Leger des Heils in Maastricht, al jaren Johnny’s thuis.
Als jonge twintiger pakte Johnny, die niet wil dat zijn achternaam in de media komt, af en toe een snuifje, dronk regelmatig en veel, maar had zijn leven op orde. Dat veranderde toen de schulden zich na een echtscheiding opstapelden en hij ook nog eens zijn baan als natuursteenhouwer kwijtraakte.
‘Ik was 26 jaar, wilde snel geld verdienen en begon dus maar heroïne te dealen. Ik verkocht vooral aan Belgen, Luxemburgers en Duitsers die de grens overstaken. Ook begon ik zelf met gebruiken - en ik ben er nooit meer vanaf geraakt.’
De dagen dat heroïne zwarte romantiek opriep, de dagen dat er 28.000 gebruikers in Nederland waren, zijn voorbij. Sinds eind jaren tachtig blijft het gebruik ervan dalen, en daar zijn verschillende redenen voor. Minder sociale onrust bijvoorbeeld, maar ook de opkomst van andere populaire drugs, en een betere hulpverlening. In 2010 werden alle Nederlandse straten, pleinen en stations ‘junkievrij’ verklaard.
Nederland is het grootste doorvoerland van Europa
Nederland zou vandaag 14.000 problematische heroïnegebruikers tellen. Maar velen blijven onder de radar. Verslaving speelt zich vooral binnenskamers af en dealen gaat steeds meer via internet.
‘Zolang je niet spuit, maar chineest kan je er normaal bijlopen,’ vertelt Johnny, die nerveus op zijn stoel zit te draaien.
Officieel is Nederland er dan in geslaagd het eigen heroïnegebruik met de helft terug te schroeven, het blijft wel hét belangrijkste Europese doorvoerland
Maar al te vaak komt hij nieuwe gebruikers tegen in de buurt van de hasjboot aan de Kesselkade. ‘Piepjong zien ze eruit. Dan denk ik, oh begin er toch niet mee! Vooral de dealers worden alsmaar jonger, en ze hebben een steeds grotere bek! Ik kan zo vijftien snotneuzen opbellen die meteen langskomen met twee grote zakken vol heroïne!’
Officieel is Nederland er dan in geslaagd het eigen heroïnegebruik met de helft terug te schroeven, het blijft wel hét belangrijkste Europese doorvoerland. Dat schrijft althans het laatste werelddrugsrapport van de Verenigde Naties. Grote hoeveelheden heroïne worden hier versneden, verpakt en nadien verscheept naar andere Europese landen, de Verenigde Staten en Canada.
Hoewel heroïnegebruik ook in die landen achteruitgaat, maakt het Europese monitoringscentrum voor drugs en drugsverslaving zich zorgen en sluit een heropleving niet uit. Ook niet in Nederland. De kwaliteit van de heroïne ging volgens verschillende gebruikers die ik sprak gigantisch omhoog, terwijl de prijs zakte. Voor 2,5 gram heroïne betaal je vandaag 30 euro - toen Johnny nog dealde in 1993, was dat 175 gulden of 80 euro.
De reden hiervoor ligt bij de bron. In Afghanistan, het begin van onze reis.
Naar de bron van de heroïne
Op de middenberm van een drukke centrumstraat in Kabul verzamelen honderden junkies zich. Ze hurken neer in het struikgewas en steken hun pijp aan. ‘Naar de woestijn ermee!’ roepen agenten die hen tevergeefs proberen te verjagen. De dag ervoor heeft de politie nog al hun spullen verbrand onder de brug even verderop. Nu slenteren ze doelloos door de stad. Voor de Amerikaanse invasie in 2001 kon je in Kabul amper een opium- of heroïneverslaafde bespeuren. Nu telt Afghanistan er officieel 3,2 miljoen. Het gevolg van een uitzichtloze oorlog, een ineengestorte economie en, vooral, de uitdijende papavervelden die het land alsmaar rozer kleuren.
Uit de Afghaanse papavers werd vorig jaar volgens de VN zo’n 3.300 ton rauwe opium gewonnen. Naar schatting 90 procent van de wereldwijde teelt komt hiervandaan. Een groot deel daarvan passeert de labs op de Pakistaanse grens, waar het in lemen hutjes tot heroïne wordt verwerkt door families en kinderen.
Maar we gingen naar de bron. Afgelopen herfst reden we langs kale akkers die enkele maanden daarvoor nog bedekt waren met papavers. Hier, in het district Nad-e Ali, vernietigde de politie bijna alle velden. Ook die van Hajj Abdul, een oude boer die is overgeschakeld op groene bonen, en ons zijn magere oogst toont. Op zijn hectare oogstte hij 20 kilo bonen. ‘Op de markt krijg ik daar 1 dollar per kilo voor,’ klaagt hij. ‘Ik heb zestien monden te voeden. Het kan me niet schelen wat de overheid zegt, volgend seizoen verbouw ik opnieuw opium. Daar krijg ik 200 dollar per kilo voor.’ Als je weet dat de gemiddelde opiumoogst in Helmand volgens de Verenigde Naties vorig jaar 18 kilo per hectare bedroeg, is de vergelijking snel gemaakt.
En alle boeren die we spreken, hebben spijt dat ze de papaver hebben ingeruild voor goedkoop graan of katoen. De boeren krijgen geen steun van de overheid – die besteedt haar schaarse budget aan de oorlog met de Taliban. Het laatste jaar is die strijd in alle hevigheid opgelaaid.
Mahmood Noorzai, een politiecommandant in het zuidelijke Helmand, vertelde ons deze week dat de Nad-I Ali-boeren intussen opnieuw zorgeloos papavers telen - net als op vele andere plekken in de provincie. Begin april breekt een nieuwe oogst aan. Noorzai voorspelt een recordjaar.
De boeren telen vrijwillig papavers, niemand dwingt hen er toe. Maar net zoals criminele groeperingen, corrupte veiligheidsdiensten, en lokale en nationale politici, verdient de Taliban handenvol geld aan de drugshandel – jaarlijks zo’n 125 miljoen dollar schatten de VN.
‘Van elke goede oogst eisen ze vijf kilogram opium op,’ zegt Matin Khan. Hij is de stamoudste van Nawzad, een district in het noorden van Helmand, waar de Taliban al geruime tijd de scepter zwaait. Smokkelaars gaven de boeren er vorig jaar nieuwe superzaden, die hen in staat stellen niet één maar drie keer per jaar te oogsten.
‘Bovendien heft de Taliban tol aan de controleposten waar smokkelaars passeren, om hen dan tegen betaling te escorteren door de toxische triangle, het wetteloze grensgebied tussen Afghanistan, Pakistan en Iran,’ voegt Khan eraan toe.
De gevolgen voor de bevolking
In volgestouwde Toyota Landcruisers trekken smokkelaars door dit onherbergzame niemandsland. Geen enkele auto hier heeft een nummerplaat, heroïne vind je onder de toog van de lokale bazaar.
Zodra mijn been beter is, vlucht ik weer naar Iran. Hier is er niets dan ellende
Net voor de Iraanse grens, op het kerkhof van de stoffige stad Zaranj – Little Colombia in de volksmond, schuilen verslaafden in zelfgefabriceerde tentjes voor de hete middagzon. Een jongen klampt ons aan. Een kind nog, niet veel ouder dan 12. Hij staart wezenloos voor zich uit, de gedachten elders. Zijn vriend Ibrahim is wel in staat te praten. ‘Ik gebruik al zes jaar heroïne, sinds mijn veertiende. Ik maak bakstenen in Iran. Dat werk is zo zwaar dat iedereen er drugs neemt.’
Rond zijn been zit een bebloede doek. ‘Een werkongeval,’ zegt Ibrahim. ‘Daarom ben ik teruggekeerd naar Afghanistan. Zodra mijn been beter is, vlucht ik weer naar Iran. Hier is er niets dan ellende.’
Plotseling komt een man aanstormen, hij geeft de kleinste jongen een mep in het gezicht. ‘Not good. Not good, these drugs. De smokkelaars verkopen ons rommel tegen 20 Afghani per shot.’ Dat is nog geen 25 eurocent.
Hoe uit deze spiraal te komen?
Sommige verslaafden vinden de weg naar de hulpverlening, maar door de toenemende onveiligheid en hoge werkloosheid vallen velen terug. Enkele kilometers buiten de stad, tussen goudkleurige zandbergen, ligt een politiebureau dat dienstdoet als afkickcentrum. Het werd gebouwd met de steun van een plaatselijke zakenman. Anders dan in de overheidscentra (die plaats bieden aan 30.000 mensen, nog geen 10 procent van het totale aantal verslaafden), zijn hier geen bedden, dokters of stromend water. Enkel de geur van een kapotte beerput en toiletten zonder deur. Agenten bewaken de verslaafden die 45 dagen worden opgesloten en kopen af en toe medicijnen voor ze.
Een vijftigtal jongemannen, keurig op een rij, salueert ons kordaat wanneer we de patio opwandelen. Abdul Jameh toont een groot litteken dwars over zijn brede borstkas. Toen hij nog bij de politie werkte, viel de Taliban zijn konvooi aan. Abdul probeert ons ervan te overtuigen dat zijn zus hem in het centrum liet opsluiten vanwege agressief gedrag, maar de bewaker naast ons schudt het hoofd. ‘Onzin. Sinds die Talibanaanval is hij zwaar verslaafd aan heroïne en weet zijn familie niet wat ze met hem aan moeten.’
Drugs zijn overal in deze vergeten uithoek. Omdat ze de fysieke pijn camoufleren, oorlogstrauma’s verdringen, minder kosten en meer opbrengen dan voedsel. Ook aan de andere kant van de grens houdt de drugshandel vele Iraniërs in leven en jaagt het talloze anderen de dood in.
Dit was deel 1 van mijn reis. Volgende week volgen we het spoor van de heroïne tot in Nederland. Deze productie kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.