Hier in Nijmegen-Noord begint de nieuwe economie, aldus deze voortrekkers
Nu de landelijke overheid zich uit veel zorgtaken terugtrekt, zoeken mensen zelf een manier om vitale functies te organiseren. Maar hoe verzeker je dat dit op professioneel niveau en met behoud van continuïteit gebeurt? Twee oud-ambtenaren en een ondernemer zeggen dat ze de oplossing hebben gevonden.
Nijmegen-Noord is zo’n typische Vinex-wijk. Een aaneenschakeling van twee-onder-één-kappers en vrijstaande huizen met elk een eigen oprit. Deze doordeweekse ochtend zijn die opritten leeg en brandt achter de vensters geen licht. Alleen een enkele hondenbezitter loopt op straat.
Het is in deze wijk dat ondernemer en wijkbewoner Odilia Kortsmit (45) een nieuw initiatief van de grond probeert te krijgen. Dat begon met een wijkfeest en twee Deeldagen en moet uitgroeien tot een meer ‘integraal’ concept. Zo spant Kortsmit zich in voor ‘een sterkere verbinding’ tussen gezondheidszorg en wijkbewoners.
Haar coaching- en trainingpraktijk is gevestigd op het Gezondheidserf Nijmegen-Oosterhout. Dat is een gezondheidscentrum waar onder meer huisartsen, psychologen en Buurtzorg aanwezig zijn. Het gezondheidscentrum is gevestigd op een oud landgoed aan de rand van de wijk, midden in de natuur. Kortsmit: ‘Alle zorgfuncties zitten hier mooi bij elkaar. Die professionals werken al heel erg samen, maar willen nu de verbinding met de wijkbewoners vergroten en daarvoor de natuur gebruiken.’
Natuur speelt namelijk een belangrijke rol voor het geluk in de wijk, zegt Kortsmit. Als mensen meer naar buiten gaan, zullen ze meer bewegen en worden ze vitaler. Bovendien ontmoeten ze elkaar. Beter gebruik van de natuur kan zo ook het probleem van eenzaamheid terugdringen, is de gedachte.
Als het aan Kortsmit ligt, blijft het niet bij dat zorgproject. Want gezamenlijk beschikken de bewoners over heel veel kwaliteiten. Zo zijn er mensen die goed zijn in tuinadvies, in coachingsgesprekken, in administratie of in masseren.
Kortsmit merkte dat mensen die kwaliteiten maar wat graag inzetten om hun wijk leuker te maken. Ze is bezig een feest te organiseren rondom wielerwedstrijd Giro d’Italia, waarvan het parcours langs de wijk gaat. ‘Ik vroeg iemand die goed kan ontwerpen of hij een poster wilde maken voor dat feest. Daar moest hij over nadenken, maar toen ik ’s avonds met hem had afgesproken was het ontwerp al af!’
De visie van Kortsmit luidt dan ook dat ieder mens zijn talenten heeft. Zij probeert al dat talent in te zetten om de wijk een leefbaardere plek te maken. Een ambitie die veel mensen delen. Overal in het land proberen bewoners zorg-, energie- of voedselvoorziening te organiseren.
Wat is het idee?
Voor Kortsmit ging het pas echt ‘stromen’ nadat ze een ontmoeting had met Carla Onderdelinden (48) en Patricia van der Haak (49). Tot 1 mei werken zij nog voor de provincie Gelderland. Daarna gaan ze als ondernemers fulltime buurtinitiatieven begeleiden. Samen bedachten ze het idee van de all-inclusivewijk. Na de zomer willen ze het idee in twaalf wijken testen, waarvoor nu een subsidieaanvraag loopt.
In de all-inclusivewijk steken de bewoners de handen uit de mouwen om de buurt leefbaarder en zelfvoorzienend te maken
Voor Onderdelinden en Van der Haak begon het allemaal met een observatie. Als ambtenaren kregen ze veel te maken met burgerinitiatieven die om subsidie vroegen. ‘Het viel ons op dat die initiatieven vaak heel breed waren en vervolgens vastliepen in de verkokering van de overheidsorganisatie,’ zegt Onderdelinden.
Dat speelt bij provincies, maar volgens haar ook bij gemeenten. Stel dat een initiatief iets doet met monumenten en iets met energiebesparing. Dan zegt de afdeling energie: ‘Leuk initiatief, maar het heeft weinig met energie te maken. Probeer het eens bij de afdeling Cultuur.’ En die afdeling vindt weer dat het te weinig cultuur is. ‘Probeer het nog eens bij Energie.’ Kortom: ‘Hoe integraler het project, hoe kleiner je kansen.’
Onderdelinden en Van der Haak kaartten dit aan bij hun werkgever en kregen de tijd om een nieuwe aanpak te formuleren. Uit dat proces is het idee van de all-inclusivewijk ontstaan. Het begrip ‘all-inclusive’ heeft misschien een slechte naam, maar vergeet de vreetschuren en de resorts aan de Middellandse Zee die je met buikpijn verliet. In de all-inclusivewijk steken de bewoners juist hun handen uit de mouwen om de buurt leefbaarder en zelfvoorzienend te maken.
Waarom juist nu?
De twee willen met de all-inclusivewijk vooroplopen bij de ontwikkeling van de nieuwe economie. Een economie waarin ruimte is voor het lokale en ‘duurzaamheid’ centraal staat. Dit omdat het oude economische model - waarbij we grondstoffen en diensten van over de wereld naar ons toe haalden - volgens de twee op zijn einde loopt. Het idee is om door collectief ondernemerschap professioneel samen te werken.
‘Sinds het verdwijnen van religie is de economie het centrum van ons denken geworden,’ licht Van der Haak toe. En economische transacties verrichten we in het winkelcentrum, in de winkelstraat of op een bedrijventerrein. ‘Daar is alle economie naartoe georganiseerd, keurig gescheiden van de woonwijk. Vaak is daar alleen een enkel barretje.’ Een wijk met alleen de functie ‘wonen’ is de achterstandswijk van over tien jaar, voorspelt Van der Haak.
Niet voor niets zijn burgers overal in het land aan het pionieren, zegt ze. Denk aan Spijkerenergie, waarbinnen wijkbewoners in het Arnhemse Spijkerkwartier zonnecollectoren kochten. Nu willen ze een groenbedrijf starten en zorgtaken uitvoeren. Of neem de Zuiderzeewijk in Lelystad, een wijk waar bewoners eerst de huizen gingen schilderen, toen een moestuin startten en nu een buurtwinkel runnen. En vergeet ook vooral niet het beleid van de Rijksoverheid, die steeds meer taken naar gemeenten overhevelt om een participatiesamenleving te realiseren.
‘Met de participatiesamenleving wilde de overheid dat ik voor mijn dementerende buurvrouw boodschappen zou gaan doen. Maar de overheid wilde niet dat die buurvrouw mij daarvoor zou betalen, want dan was ik een zwartwerker en zou ik concurreren met het zorgbedrijf,’ zegt Van der Haak. De all-inclusivewijk ondervangt dat door een economisch aspect te introduceren in het maatschappelijk werk. Iedereen die bijdraagt kan daar iets voor terugkrijgen, bijvoorbeeld korting op de crèche.
En hoe ziet dat er dan uit?
Om dat alles mogelijk te maken, bedachten Onderdelinden en Van der Haak een aantal ‘hulpstructuren’ waarmee burgers zelf ‘vitale functies’ kunnen organiseren. Daaronder verstaan zij zorg, wonen, energie, mobiliteit, recreatie, voedsel, veiligheid en meer. Onderdelinden: ‘Eigenlijk gaat het om alles wat je als mens maar nodig kunt hebben om prettig in de wijk te leven.’
Een van de hulpmiddelen is een wijkboekhouding. Die maakt het volgens Onderdelinden mogelijk om te onderzoeken hoeveel publiek en privaat geld in de wijk omgaat en waar dat aan wordt uitgegeven. De wijkboekhouding maakt daarnaast inzichtelijk welk vakmanschap en ondernemerschap in de wijk aanwezig is en bijvoorbeeld hoeveel groen en cultuur er is.
Eigenlijk gaat het om alles wat je als mens maar nodig kunt hebben om prettig in de wijk te leven
Het voordeel van de wijkboekhouding is dat ze burgers in staat stelt om met de gemeente in gesprek te gaan over de besteding van publieke middelen. De boekhouding zou verder inzicht moeten verschaffen in het benodigde kapitaal. Onderdelinden spreekt zelfs over alternatieve financieringsmodellen, zoals een wijkgebonden munt. Op die manier blijven inspanningen langer lokaal en kunnen wijkbewoners ‘meer economie maken.’
Andere hulpmiddelen zijn een wijkbedrijf en een wijkwijsheidsraad. In het bedrijf werken mensen die de boekhouding doen, die het contact onderhouden met professionele organisaties en die nieuwe ‘businessmodellen’ ontwikkelen. De wijkbewoners kunnen bijvoorbeeld een collectieve zorgverzekering afsluiten en de korting gebruiken om een zorgprogramma voor mensen met overgewicht te starten. De wijsheidsraad is een vergaderorgaan. Wijkbewoners kunnen daarin hun wensen bespreekbaar maken. De raad kan op basis van de boekhouding ook het gesprek met de gemeente aangaan over bijvoorbeeld de besteding van subsidiegelden.
De risico’s
Hier is ook het toekomstige spanningsveld te verwachten. Want wat als de ‘wijkwijsheidsraad’ zich tegen een besluit van de democratisch gekozen gemeenteraad keert? En wat als de wijkbewoners vinden dat de muziekvereniging met weinig leden ook minder subsidie zou moeten krijgen dan de voetbalclub waar bijna iedereen lid van is? Of wat als enkele enthousiastelingen het initiatief volledig naar zich toetrekken, terwijl hun plannen niet worden gedragen? En hoe zit het als de wijkbewoners het sowieso niet eens kunnen worden? Of nog erger: als er een conflict ontstaat? Wie heeft dan recht van spreken?
Van der Haak en Onderdelinden hebben de antwoorden ook niet paraat. Van der Haak: ‘Als de wijkbewoners van mening zijn dat het ‘t beste is voor de wijk als er een verschuiving plaatsvindt van de subsidiegelden, dan moeten ze het gesprek daarover voeren met de wethouder.’
Nog iets anders is de continuïteit van de voorzieningen. Als het plan van Onderdelinden en Van der Haak slaagt, dan ontstaan overal in het land wijkbedrijven. Het kan natuurlijk zijn dat de kartrekker verhuist of met pensioen wil. Gaan we dan vacatures zien? En moeten de nieuwe functionarissen dan in de wijk wonen? Is het denkbaar dat dit soort wijkbedrijven gaan fuseren?
Volgens Onderdelinden is het allemaal aan de wijken zelf. ‘Maar het zal inderdaad zo gaan als bij normale organisaties,’ zegt ze. ‘Het moet uit de veerkracht van de wijk komen,’ zegt haar collega Van der Haak. ‘Wat niet levensvatbaar is, sterft weer af.’
Odilia Kortsmit merkt nu nog niets van dit soort spanningen en onzekerheden in haar wijk. ‘Straks moet iemand die boekhouding gaan bijhouden, dat wordt gewoon een job,’ zegt ze. Ze denkt dat de wijk voldoende creatief vermogen heeft om bovenstaande problemen het hoofd te bieden. ‘Het kan best zijn dat ze in overleg een goede oplossing bedenken zodat muziekvereniging en voetbalclub beide gelukkig zijn. Of dat de gemeente de wijkbewoners overtuigt dat de muziekvereniging echt meer subsidie nodig heeft. Dat is het mooie van de dialoog voeren.’
Nijmegen-Noord staat aan het begin
Voor Kortsmit begint het allemaal net. Als bewijs dat de behoefte aan initiatieven groot is, wijst ze op de Nextdoorapp. Dit is een sociaal medium voor wijken en buurten. Drie weken geleden werd de software in Nijmegen-Noord in gebruik genomen en nu al maken ruim 550 mensen er gebruik van, zegt Kortsmit. Om geïnteresseerde wijkbewoners te binden, wil ze in de toekomst een ‘wijkdromencafé’ organiseren. Tijdens die bijeenkomst kunnen wijkbewoners hun wensen uiten. Kortsmit hoopt zo ‘voeling’ te krijgen met de behoefte in de wijk.
De ideeën die in de wijkapp geopperd zijn, lijken met name gericht op het vergroten van het woongenot. Zo opperde een wijkbewoner dat hij een kinderboerderij wilde beginnen. Kortsmit neemt met dit soort initiatiefnemers direct contact op. ‘Er was nog iemand die iets met dieren wilde doen. Die twee hebben dezelfde passie, dus die koppel ik dan aan elkaar.’
Het is nog maar de vraag in hoeverre wijkbewoners fundamentele veranderingen kunnen bewerkstelligen in bijvoorbeeld de zorg-, voedsel- en energievoorziening. Een wijkbedrijf, wijkwijsheidsraad en een wijkbegroting zijn voor Nijmegen-Noord nog toekomstmuziek. Het zal ‘organisch’ moeten groeien, zegt Kortsmit. ‘Ik ben vooral bezig om de clubs die er al zijn te enthousiasmeren. En mensen te laten doen wat ze toch al wilden doen.’