Zaterdag 26 oktober, rond een uur of twaalf trok Tilly Kaisiepo (63) de deur van haar flatwoning aan de Poptahof Noord in Delft achter zich dicht en haalde haar fiets uit de berging. De vlag van West-Papoea, haar sinds 1963 door Indonesië ingelijfde vaderland, had ze om de stok gerold en meegenomen. Over haar jas droeg ze een grote witte trui met daarop: Papua Merdeka! (‘Papoea vrij!’).

Ze fietste naar het station en kocht een kaartje naar Den Haag Centraal. Twintig minuten later liep ze van Den Haag Centraal naar het Malieveld, waar om 13.00 uur een demonstratie plaats zou vinden voor het behoud van Zwarte Piet en tegen Verenigde Naties-functionaris Verene Shepherd, die onderzoek ging doen naar het Sinterklaasfeest omdat het ‘racistisch, beledigend en niet meer van deze tijd’ zou zijn.

De Zwarte Piet-kwestie was voor Kaisiepo niet van het grootste belang, zij ging er vooral heen om tegen de VN te protesteren: een organisatie die zich, in plaats van haar land te erkennen en de verontrustende mensenrechtensituatie aan de kaak te stellen, liever druk maakt om een Sinterklaasfeest. Ze kon op dat moment niet bevroeden wat de werkelijke gevolgen van haar komst naar het Malieveld zouden zijn.

Dochter van een verzetsstrijder

Tilly Kaisiepo is de dochter van Marcus Kaisiepo (1913-2000), de bekendste voorvechter van een onafhankelijk . Hij was voorzitter van de door Nederland ingestelde Nieuw Guinea Raad, voorloper van een toekomstig Papoea-parlement, dat na de Indonesische annexatie werd ontbonden.

Vanuit Nederland leidde Kaisiepo verschillende verzetsbewegingen en lobbyde hij bij de Verenigde Naties in New York voor de Papoea-zaak. Werk dat zonen Viktor (1948-2010) en Bernhard (1941) na zijn dood hebben voortgezet.

Vader Marcus Kaisiepo werd geboren op het eiland Biak, waar de Kaisiepo’s van oudsher een machtige familie vormen. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij voor een inlichtingengroep die Nederlanders en Amerikanen van informatie te voorzag, wat hem het Ridderschap in de Orde van de Nederlandse Leeuw en het Kruis van Trouw en Verdienste opleverde.

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)

Een heerlijke jeugd

Toen Indonesië onder in 1949 zijn onafhankelijkheid bereikte, wist Nederland het westelijk gedeelte van Nieuw Guinea binnen het Koninkrijk te houden. De Papoea’s waren daar tevreden mee, omdat Nederland hen na een grondige ontwikkelingsfase zelfbeschikkingsrecht beloofde, zodat ze niet overgeleverd zouden worden aan de Indonesiërs met wie zij geen enkele verwantschap voelden.

Om de rest van de wereld te bewijzen dat het koloniale beleid ook succesvol kon zijn, maar vooral ook omdat Nederland niet wenste te accepteren dat haar rol in de Oost was uitgespeeld, werd er flink geïnvesteerd in Nederlands Nieuw Guinea, zoals het gebied tussen 1949 en 1962 officieel heette.

Hoofdstad Hollandia, een voormalige handelspost die tegenwoordig Port Numbay heet, onderging een metamorfose. Nederlandse bouwbedrijven zetten moderne gebouwen neer, scholen en maatschappelijke instellingen verrezen. Vanuit het vaderland werden juristen, ambtenaren, landbouwdeskundigen en economen overgevlogen.

Marcus Kaisiepo streek in 1950 met zijn gezin in Hollandia neer, waar hij een voor Papoea-begrippen zeer royale woning betrok; die overigens verbleekte bij de villa’s in Hollandia Haven, waar de Nederlanders woonden.

‘Ik heb een heerlijke jeugd gehad,’ zegt Tilly Kaisiepo als ik haar op een maandag opzoek in haar flatwoning in Delft, die gevuld is met jarenvijftigmeubilair en exotische voorwerpen. Aan de muur hangt een portret van haar vader.

Grote meneren

Op school in Hollandia moest ze de Nederlandse provincies uit haar hoofd leren. De onderwijzer vertelde over geestgronden en zandgronden, over Franken en Saksen. Met z’n allen zongen ze het Wilhelmus en kinderliedjes als Kortjakje. In december, als het snikheet was, vierden ze Sinterklaas, compleet met Zwarte Pieten. ‘In de Sinterklaastijd deden we erg ons best, we waren doodsbang om in die zak gestopt te worden.’

In de tuin van de Kaisiepo’s groeiden bananen- en citrusbomen, ananasplanten en allerlei kruiden. Er liepen kippen rond en varkens. De Nederlanders, oran Belanda’s genoemd (‘grote meneren’) vond ze vriendelijke mensen. ‘Ze waren voor ons absoluut geen bezetters,’ zegt Kaisiepo. ‘We waren heel erg blij met hen, want ze waren er om ons te helpen.’

Geen land in de Pacific was op dat moment zo welvarend. ‘Het ziekenhuis, waar mijn zus werkte, was uiterst modern. Ons huis stond vol met luxe-apparaten van Philips.’ Hoewel Soekarno vanuit Jakarta bleef roepen dat Irian Jaya – zoals Indonesiërs het gebied noemen – vroeg of laat van hem zou zijn, maakten de Kaisiepo’s zich geen zorgen. ‘Wij zouden immers zelf de baas worden, dat hadden de Hollanders ons beloofd.’

In december, als het snikheet was, vierden ze Sinterklaas, compleet met Zwarte Pieten

Haar vader werkte voor het Nederlandse gouvernement, in de Voorlichtingsdienst, waar hij met enkele blanke ontwikkelingswerkers in zijn kielzog afgelegen dorpen langs de kust en stammen in de binnenlanden van de aanstaande onafhankelijkheid op de hoogte stelde. Eenmaal in contact met het stamhoofd, dat werd voorzien van sigaretten en andere zogenoemde contactartikelen, vertelden ze wat verkiezingen waren en hoe belangrijk dat voor de Papoea’s was.

‘Als vader thuiskwam had hij vaak een lange baard,’ zegt Kaisiepo. ‘Hij vertelde ons over beschilderde mannen met pijl en boog en lange speren die vreemde noten aten en krokodillenvlees.’

Als hij niet actief was voor de Voorlichtingsdienst, reisde haar vader naar Den Haag of New York, om namens verschillende Papoea-organisaties besprekingen te voeren over de aanstaande onafhankelijkheid. Regelmatig kwamen er belangrijke gasten bij hen over de vloer. ‘Dan moest ik de tafel dekken en vragen wat de mannen wilden drinken.’

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)

Dreigementen

Aan het eind van de jaren vijftig werden de dreigementen van Soekarno serieuzer. Hij kondigde aan Nieuw-Guinea ‘op revolutionaire wijze’ te ‘bevrijden’ als Den Haag niet met hem wilde onderhandelen. De Verenigde Staten, bevreesd dat Soekarno - indien zij hem niet steunden - bij China en de Sovjet Unie aan zou kloppen, liet steeds duidelijker blijken dat Nederland zich beter terug kon trekken uit het omstreden gebied.

Terwijl Nederland de Papoea’s hielp met het ontwerp voor een landsvlag, de zogenoemde Morgenster, en er een volkslied werd gekozen dat afkomstig bleek uit een liedboek van de Nederlands Hervormde zendelingen die het land vanaf 1855 bekeerden, voerden de Amerikanen de druk verder op. In januari 1962, het was inmiddels tot een kortstondig gewapend treffen tussen Nederland en Indonesië gekomen, zag toenmalig minister-president Jan de Quay in dat gebiedsoverdracht de enige optie was.

Onder zware druk van president Kennedy werden onderhandelingen met Indonesië in gang gezet, waarbij het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s geen rol van betekenis speelde. ‘Toen Nederland inzag dat zijn laatste kolonie niet te redden was interesseerde het zich niet meer voor ons,’ zegt Kaisiepo.

Op 1 oktober 1962 droeg Nederland het bestuur van Nieuw Guinea over aan de Verenigde Naties. Een halfjaar later, op 1 mei 1963, zo werd bepaald in het door Papoea’s fel bekritiseerde ‘New York Agreement’, kwam het gebied in handen van Indonesië. De VN stelde als voorwaarde dat Indonesië een volksraadpleging zou houden om te bekijken of de Papoea’s een vorm van zelfbeschikking wensten. Dat referendum werd gehouden: zwaar geïntimideerd door het Indonesische leger stemde een vooraf geselecteerd groepje stam- en dorpshoofden in met integratie.

Elke maand een stempel

Om te voorkomen dat teleurgestelde nationalisten als Marcus Kaisiepo een opstand zouden ontketenen, dienden zij met hun gezinnen zo snel mogelijk het land uit worden gezet. ‘Ineens moesten we vertrekken,’ zegt Tilly Kaisiepo. ‘Moeder zei dat we naar Holland gingen.’ Ze vulden hun koffers met kleren en werden naar het vliegveld gebracht.

Marcus Kaisiepo was op dat moment in het kantoor van de Verenigde Naties in New York, waar hij de overdracht van zijn land aan Indonesië probeerde aan te vechten. Toen hij hoorde dat zijn gezin naar Nederland werd gestuurd stapte hij op het vliegtuig naar Amsterdam. In Den Haag zeiden diplomaten hem dat hij niet terug kon naar zijn land. Daarop verscheurde Kaisiepo zijn Nederlandse paspoort en leverde hij het Kruis en de ridderorde in. ‘Vanaf dat moment was hij statenloos en moest hij elke maand een stempel halen bij het politiebureau,’ zegt Tilly Kaisiepo.

Hoewel de Indonesiërs de Papoea’s onderdrukken is vrijwel geen enkele Nederlandse politieke partij bereid om te ijveren voor hun situatie

De Nederlandse overheid regelde een kamer in een pension in Scheveningen. ‘De winter van 1962-1963 was vreselijk streng,’ herinnert Kaisiepo zich. Haar moeder zat de hele dag tegen de verwarming aan. Tenslotte kregen de Kaisiepo’s een woning in Delft toegewezen, niet ver van de flat waar Tilly Kaisiepo tegenwoordig woont.

Tilly Kaisepo is niet zo politiek actief als haar vader en haar broers, die permanent met de strijd om onafhankelijkheid bezig waren en zijn. Ze heeft een baan in de naschoolse opvang en doet veel vrijwilligerswerk. ‘Ik ben zeer betrokken, iedereen in de flat kent mij,’ zegt ze.

Hoewel de Indonesiërs de Papoea’s tot op de dag van vandaag onderdrukken – volgens een in 2010 gepubliceerd rapport van Human Rights Watch was in de jaren zeventig sprake van is vrijwel geen enkele Nederlandse politieke partij bereid om te ijveren voor hun situatie. Misschien vanwege het gevoelige koloniale verleden, maar de lucratieve economische betrekkingen met het moderne Indonesië zijn, gelet op het opportunistische bezoek van premier Rutte met zijn handelsdelegatie onlangs, vermoedelijk van doorslaggevender belang.

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)

Oprotten

Toen Tilly Kaisiepo op 26 oktober het Malieveld opliep zag ze in de verte een podium staan met wat mensen eromheen, sommigen verkleed als Zwarte Piet. Ze vindt Zwarte Piet wel ‘enigszins achterhaald,’ zegt ze. Maar ze vindt vooral dat de VN, die net als Nederland de Papoea’s in de kou heeft laten staan, niet de instantie is om daar iets van te zeggen. ‘In die zin was ik het dus met de pro-zwartepietdemonstranten eens.’

Ze rolde de vlag uit, fier wapperde de Morgenster in de wind. ‘Ik hoopte dat er een journalist naar mij toe zou komen.’ Die zou ze dan vertellen over het onrecht dat de Papoea’s is aangedaan en het bloeddorstige optreden van het Indonesische leger, waar haar volk tot op de dag van vandaag mee te maken heeft.

‘Ik hoorde Sinterklaasliedjes en huppelde vrolijk op het podium af.’ Toen ze dichterbij kwam zag ze hoe de zwartepietdemonstranten elkaar aanstootten en wezen op haar vlag. Een man of veertig maakte zich los van de groep en rende op haar af. ‘Ik dacht dat ze een polonaise deden of iets dergelijks.’

‘Jij moet oprotten naar je eigen land’ riep een man. Kaisiepo antwoordde gevat. ‘Ik zei: ‘Meneer, graag, komt u met mij mee, gaan we samen naar Mark Rutte om het te bespreken’.’

De groep ging in een cirkel om haar heen staan. ‘Jij moet oprotten naar je eigen land, gewoon oprotten,’ riep een man. Tilly Kaisiepo antwoordde gevat. ‘Ik zei: ‘Meneer, graag, komt u met mij mee, gaan we samen naar Mark Rutte om het te bespreken’.’ De massa brulde, iemand trok aan haar vlag. Twee geschminkte vrouwen stormden op haar af. ‘Ben jij voor zwarte Piet, ben jij voor zwarte Piet?’, schreeuwden ze.

Bijna verloor ze haar zelfbeheersing, toen een man de Morgenster in brand probeerde te steken. ‘Maar ik zei bij mezelf: rustig, Tilly, je doel moet zuiver blijven.’ Dat is wat haar vader ook altijd zei. Een fotograaf greep in en beschermde haar. Politieagenten verschenen. Ze namen haar mee.

De agenten waren vriendelijk. Ze zeiden dat het verstandig was als ze het Malieveld zou verlaten. In een busje brachten ze haar naar station Den Haag Centraal.

In de trein naar Delft overdacht ze wat haar zojuist was overkomen: vijftig jaar geleden was ze als donkere vrouw, tegen haar wil, in Nederland terechtgekomen. Vandaag hadden donkergeverfde Nederlanders haar uitgescholden en gezegd dat ze terug moest naar een land dat mede dankzij datzelfde Nederland nog altijd niet bestaat.