Conceptueel kunstenaar Marinus Boezem maakt werk van lucht, licht, polders en vogels
Naar aanleiding van Artfest: De Natuureditie ging ik langs bij Marinus Boezem, een van de eerste Nederlandse conceptuele kunstenaars. Al bijna zestig jaar eigent hij zich onconventionele zaken toe om kunst mee te maken. In de reeks Op atelierbezoek: hoe de ideeën voor zijn werk ontstaan.
Vogels kunnen het atelier van Marinus Boezem (1934) makkelijk vinden. Op het platte dak van het vroegere weeshuis in Middelburg tekenen zich nog altijd de sporen af van het kunstwerk A Volo d’Uccello (In Vogelvlucht) dat hij er jaren geleden maakte. Een kunstwerk in de vorm van de plattegrond van de Basiliek van Franciscus van Assisi, een heilige die met vogels sprak.
Boezem gebruikte driehonderd kilo vogelvoer om de plattegrond op het dak uit te tekenen. Net als zijn stenen tegenhanger reikte ook deze kathedraal tot hoog in de hemel. Boezem: ‘De energie van het voer werd omgezet in het vliegen van de vogels.’ Via een webcam was te volgen wat er gebeurde.
Al snel vestigde zich een kolonie kraaien in de grote kastanjeboom in de tuin. Boezem: ‘Je hoorde dag en nacht het geluid van de vogels. Ze bouwden nesten, kregen jongen. Het was een prachtig proces.’
Lachend: ‘In de plaatselijke krant las ik dat buurtbewoners over vogeloverlast hadden geklaagd, maar niet wisten waardoor het kwam.’ Maanden na afloop van het project moest er toevallig iemand op het dak zijn. ‘Toen ontdekten we dat er uit de overgebleven zaadjes een nieuwe kathedraal was ontkiemd, in het groen.’
Het poëtische idee, de wonderschone uitwerking en het kippenvel dat ik krijg wanneer hij erover vertelt: A Volo d’Uccello is een typisch voorbeeld van Boezems kunst. Het pand waar hij met zijn vrouw Maria-Rosa woont en werkt, staat er vol mee: een verzameling die een overzicht biedt van zes decennia kunstenaarschap. De hoge, lichte ruimtes zijn gevuld met sculpturen en maquettes; de muren hangen vol foto’s en andere kunstwerken. Bepaalde motieven duiken steeds weer op: spiegels, plattegronden, weerkaarten, hout. De dominante kleur is blauw, van de hemel en de zee.
Boezems werk is vertegenwoordigd in vrijwel alle collecties hedendaagse kunst in Nederland. Hij was een van de eerste kunstenaars die conceptuele kunst maakte: kunst waarbij het idee belangrijker is dan de vorm. Hoewel Boezems werk ontzettend belangrijk is voor de ontwikkeling van hedendaagse kunst in Nederland, is hij bij het grote publiek nog niet zo bekend. De afgelopen jaren komt daar verandering in.
Het begin: ‘Ik wilde niet bij de ‘artistiekelingen’ horen’
Boven in het voormalige weeshuis is een grote ruimte ingericht als atelier. Geen verftubes of schildersezels, wel veel boeken. Een groot, degelijk bureau staat tegen een wand die volhangt met foto’s, affiches en andere documenten. Zoals de cover van een Privé uit de jaren negentig: ‘Heeft BOEZEM ook vier vrouwen?’
‘Je zou het misschien niet zeggen als je deze oude man in zijn grote weeshuis ziet, maar ik ben als kunstenaar juist begonnen door het atelier af te zweren.’
Ik ben als kunstenaar juist begonnen door het atelier af te zweren
Als jongeman ging Boezem, gekleed in een driedelig pak, met een aktetas vol ideeën, langs musea. ‘Die attitude was een statement: ik wilde niet bij de ‘artistiekelingen’ horen. Kunstenaars die altijd naar terpentijn roken, met scheuren in hun broek en handen vol verfvlekken. Ik wilde ook niets te maken hebben met de oubollige romantiek van het atelier, waar het kunstenaarschap ongemakkelijk en in eenzaamheid beleefd moest worden. Voor mij kon de hele wereld een atelier zijn.’
Een telefoon, een balpen en notitieboekjes: meer had Boezem niet nodig. ‘Ik maakte werk met mijn hoofd, niet met mijn handen. Pas als er vraag naar was, liet ik de ideeën uitvoeren. Het praktische werk delegeerde ik.’
De houding: ‘Alles moest opnieuw geïdeologiseerd worden’
‘Achteraf gezien is het misschien wat puberaal, maar we moesten ons afzetten tegen de gezapigheid van de artistiekelingen. Het waren de jaren vijftig en na de oorlog was er niet veel overeind gebleven, moreel gezien. Alles moest opnieuw geïdeologiseerd worden, dus ook het kunstenaarschap stond ter discussie. Onze attitude was de benzine in de motor.’
Met generatiegenoten Ger van Elk, Jan Dibbets en Wim T. Schippers vormde Boezem een groepje pioniers dat bijvoorbeeld de stekels van een cactus schoor of een flesje limonade in zee leegde en dat kunst noemde.
Boezem werd geïnspireerd door kunstenaars zoals Yves Klein: ‘Hij bond een schilderij op het imperiaal van zijn Citroën en reed van Parijs naar Nice, door de regen en de wind. Het doek droeg de sporen van de afgelegde route. Of hij nodigde de Parijse beau monde uit in een chic zaaltje. Hij stond achterin, in een smoking, en knipte met z’n vingers. Dan kwam er een naakt model tevoorschijn dat zich insmeerde met verf en haar lichaam tegen een doek drukte. Yves Klein vond de kunstenaar als regisseur uit. Hij was een grote inspiratiebron voor mij.’
Wanneer er na het interview een portretfoto wordt gemaakt, stelt Boezem voor om met een maanglobe op de foto te gaan: een verwijzing naar Klein. ‘Er is een foto van hem met een zwevende wereldbol. Ik ben aan hem verwant, maar ik ken wel mijn plaats. Daarom houd ik een maanglobe vast.’
De thematiek: ‘Ik vind het mooi om het werk te activeren’
De natuur is een terugkerend thema in Boezems oeuvre. Hij maakt al jaren kunst met het weer, de wind, met bomen of met vogels. ‘Begin jaren zestig woonde ik in de weilanden vlak buiten Leerdam. Daar kreeg ik het idee om een polder tentoon te stellen. In die tijd werd Nederland verkaveld, als een schilderij van Mondriaan: aan de tekentafel deelden ambtenaren het land op in rechte stukken, puur vanuit economische motieven. Ik koos een verkavelde plek aan de Asperse dijk met mooi uitzicht en zette er stoeltjes en een tafeltje neer. Met glazen wijn, net als in een galerie. En dan konden de gasten de polder bekijken.’
Kwam de boodschap over? ‘Sommige mensen lachten me uit, maar ik vond dat op een soort masochistische manier wel leuk. Humor en relativering zijn heel belangrijk voor mijn werk. En ik moet toegeven dat ik ook nog niet precies wist waar ik mee bezig was: pas later begon ik te beseffen dat wat ik deed Land Art was.’
Met dit polderkunstwerk eigende Boezem zich in 1960 voor het eerst een landschap toe voor zijn kunst. Een paar jaar later ging hij een stap verder. Hij spoorde een piloot van een reclamevliegtuigje op die teksten in de lucht kon schrijven. De kunstenaar liet zijn achternaam in de lucht zetten: BOEZEM. Eén vluchtig moment was de hele wereld zijn kunstwerk.
Een ander bekend kunstwerk van Boezem is te vinden in een weiland bij Almere. Hij liet er populieren planten in een patroon gebaseerd op de kathedraal van Rheims. De Groene Kathedraal heet het: een geliefde picknickplek onder wandelaars; soms vinden er zelfs bruiloften plaats.
Ik vind het mooi om het werk te activeren. Waarom zou een kunstwerk maar één datum mogen hebben?
Ook dit kunstwerk ontstond niet in het atelier. ‘Ik kreeg het idee in de tijd dat ik buitengewoon hoogleraar bouwkunde was in Delft. Daar was ik veel met plattegronden bezig. En wanneer ik door Zeeland reed, zag ik hoe hagen werden gemaakt van bomen. Ondertussen werd Almere gebouwd. Het leek me fantastisch om die nieuwe stad een kathedraal te geven.’
Het duurde jaren voordat het kunstwerk aangeplant kon worden. Boezem: ‘Er waren ontzettend veel vergaderingen met hoge ambtenaren nodig. En ik wilde zo veel mogelijk kunstmest in de grond, zodat ik de kathedraal zou zien groeien. Maar de landschapsarchitect legde mij uit dat dat niet kon: dan ontwikkelen de bomen geen diepe wortels, waardoor ze bij de eerste de beste storm zouden omwaaien. Dat vond ik leuk om te leren. Het is voor een kunstenaarspraktijk als de mijne belangrijk dat je goede vakmensen vindt die bereid zijn om aan een gek project mee te werken.’
De bomenkathedraal staat er inmiddels al jaren, maar is nog steeds niet af. Een keer hadden herten de bomen aangeknaagd en moest de kathedraal opnieuw aangeplant worden. Ondertussen broedt Boezem op een nieuw onderdeel: ‘Ik wil eigenlijk bijenvolken plaatsen op de plekken waar de pilaren op de plattegrond staan. Dan kan de imkervereniging potjes honing verkopen.’ Waarom deze toevoeging, na dertig jaar? ‘Ik vind het mooi om het werk te activeren. Waarom zou een kunstwerk maar één datum mogen hebben?’
Maar waarom dan toch een atelier?
Toen Boezem vijftig jaar werd, was de tijd rijp voor een atelier. ‘Ik stopte met lesgeven en ineens had ik behoefte aan een eigen ruimte. Het was wel even wennen, want ik heb kunst maken nooit gezien als ‘naar mijn werk gaan.’ Voor mij is creativiteit een totale hoedanigheid: ik ben met mijn werk bezig als ik de krant zit te lezen, als ik slaap. Het is ook ondenkbaar om met pensioen te gaan. Mijn kunst is totaal vermengd met mijn persoon, met mijn leven.’
Dat is goed te zien aan de wand van het atelier, Boezems uitzicht als hij aan zijn werktafel zit. Er hangen foto’s van zijn familie, tekeningen van kleinkinderen, schetsen voor kunstwerken, portretten van bevriende kunstenaars (een zwart-witfoto van Maria-Rosa tussen een jonge Lawrence Weiner en Marina Abramović), uitnodigingen voor openingen.
Terwijl mijn blik over de wand dwaalt, besef ik op hoeveel plekken Boezems werk te zien is. In musea, maar ook in de openbare ruimte: de binnenstad van Nijmegen, een ziekenhuislift in Utrecht, een Amsterdams stadspark en in de bossen bij Paleis het Loo (cadeau gedaan door koningin Beatrix, toen ze vijfenzestig jaar werd).
Het atelier is eerder een visueel archief dan een werkplaats. ‘Ook nu ik een atelier heb, sta ik niet de hele dag met een hamer in mijn hand. Maar deze handjes kunnen wel wapperen!’ En dan komt de aap uit de mouw: er blijkt beneden nog een werkplek te zijn, eentje waar je wél vieze handen krijgt, met zaagmachines en een werkbank. Boezem: ‘Modellen en schetsen maak ik zelf. Maar de meeste dingen – graniet hakken bijvoorbeeld – laat ik uitvoeren door mensen die het beter kunnen dan ik.’
Tegenwoordig besteden bijna alle kunstenaars hun uitvoerende werk (deels) uit, maar Boezem deed dat een halve eeuw geleden al. Heeft de visionair nog een tip voor jonge kunstenaars? ‘In onze tijd leek alles mogelijk: de bomen groeiden tot in de hemel. Maar tegenwoordig is het imago van kunst – mede dankzij de manier waarop Zijlstra tekeer is gegaan – beschadigd. Jonge kunstenaars hebben het moeilijk, want waar haal je in godsnaam het geld vandaan? Maar toch: durf groots te blijven denken.’
Wanneer ik het oude weeshuis verlaat, vliegt er in de avondzon een groep kraaien op uit een boom in de straat. Het voelt alsof ik een geheim met ze deel.
Dit was het tweede verhaal in mijn reeks Op atelierbezoek. Daarin bezoek ik kunstenaars in hun atelier, om te zien hoe hun werk ontstaat.